Het gaat in deze zaak over de vraag of het UWV terecht het tijdvak, waarin de werknemer recht heeft op loon tijdens ziekte van de werkgever, heeft verlengd met 52 weken. Dat oordeelt de rechtbank.
Waar gaat deze zaak over?
De werknemer is met ingang van 15 augustus 2007 bij de werkgever in dienst gekomen.
De werknemer werkte als salesmanager voor 40 uur per week. Hij heeft zich op 25 februari 2022 ziekgemeld en heeft op 4 december 2023 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) aangevraagd.
Naar aanleiding van deze WIA-aanvraag van de werknemer heeft het UWV beoordeeld of de werkgever voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht.
Het UWV heeft bij besluit van 21 juni 2024 aan de werkgever laten weten dat hij genoeg aan re-integratie heeft gedaan en dat de periode dat moet worden doorbetaald loopt tot en met 11 juli 2024. Het gaat in deze procedure daarom om de doorbetaling van loon tot en met 11 juli 2024.
Niet genoeg gedaan
Volgens de arbeidsdeskundige heeft de werkgever niet genoeg gedaan om de de werknemer te re-integreren en had de werkgever daarvoor geen deugdelijke grond. In het eerste spoor heeft de werkgever de bedrijfsarts te laat ingeschakeld en is onvoldoende actie ondernomen om de werknemer te laten re-integreren. Toen eenmaal duidelijk werd dat re-integratie in spoor 1 geen optie meer was, is volgens de arbeidsdeskundige te laat een tweede spoor traject ingezet.
Activiteiten in spoor 1 te laat ingezet
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de arbeidskundige gevolgd en daarbij toegelicht dat de activiteiten in spoor 1 te laat zijn ingezet gelet op de termijnen in de Wet verbetering Poortwachter. Er is pas op 31 mei 2022 een bedrijfsarts ingeschakeld en een probleemanalyse opgesteld, terwijl de werknemer vanaf 25 februari 2022 ziek was. Het plan van aanpak is pas op 9 juni 2022 opgesteld.
Spoor 2 te laat ingezet
Na de eerstejaarsevaluatie op 24 januari 2023 heeft de werkgever een arbeidsdeskundige ingeschakeld voor het onderzoeken van de mogelijkheden in spoor 1 en 2. Deze arbeidsdeskundige heeft op 7 maart 2023 geadviseerd een expertise te laten verrichten en begeleiding door een professioneel re-integratiebureau, nu het eigen werk niet passend is, er geen andere mogelijkheden zijn bij de eigen werkgever en er mogelijkheden elders zijn. Pas op 31 oktober 2023 heeft de intake voor spoor 2 plaatsgevonden. Daarmee is spoor 2 te laat ingezet en volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep had de werkgever daarvoor geen deugdelijke grond.
Adequate begeleiding bedrijfsarts
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 12 december 2024 beschreven dat de bedrijfsarts de werknemer adequaat heeft begeleid door tijdelijke beperkingen aan te nemen, maar wel voortdurend aan te sturen op werkhervatting (met als doel een volledig herstel) en een oplossing te zoeken voor de interne problemen.
‘Loonsanctie onterecht’
Naar de mening van de werkgever is ten onrechte een loonsanctie opgelegd. Volgens de werkgever heeft hij, gelet op alle omstandigheden, steeds gedaan wat van hem verwacht kon worden. Het UWV heeft ten onrechte nagelaten om aan te geven welke re-integratiekansen zijn gemist.
Moeizame relatie
De werkgever heeft gewezen op de lastige situatie, omdat er sprake was van een heel moeizame relatie tussen de werkgever en de werknemer, een ernstig verstoorde arbeidsrelatie, waarbij de werkgever steeds heel zorgvuldig moest handelen om de relatie en de gezondheidssituatie van de werknemer niet te beschadigen.
Inhoudelijk kader
In de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter heeft het UWV een inhoudelijk kader neergelegd voor de beoordeling van de vraag of werkgever en de werknemer in redelijkheid konden komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht. Daarnaast is de Werkwijzer Poortwachter van belang, waarmee het UWV aan werkgevers duidelijkheid probeert te bieden over wat van hen bij de re-integratie van een de werknemer wordt verwacht.
Re-integratie-inspanningen onvoldoende?
In geschil is of het UWV met juistheid heeft geoordeeld dat de re-integratie- inspanningen van de werkgever onvoldoende zijn geweest, nu de werkgever de bedrijfsarts te laat heeft ingeschakeld, onvoldoende actie heeft ondernomen om de werknemer te laten re-integreren in spoor 1 en te laat een spoor 2 traject heeft ingezet waardoor er kansen zijn gemist in de re-integratie.
De werknemer werd op 25 februari 2022 ziek. Ruim 13 weken later, op 31 mei 2022, heeft de werkgever een bedrijfsarts ingeschakeld voor de werknemer. Niet in geschil is dat dit te laat is gebeurd. In het bezwaarschrift van 19 april 2024 heeft de werkgever een verklaring hiervoor gegeven.
Werknemer wilde niet naar bedrijfsarts geen reden
De werknemer had zelf aangegeven dat hij niet naar de bedrijfsarts wilde en had een beëindigingsvoorstel gedaan. Vervolgens is geprobeerd door gesprekken tot een oplossing te komen. Pas toen de werknemer aangaf bereid te zijn naar de bedrijfsarts te gaan, is deze korte tijd daarna ingeschakeld.
Dat de werknemer niet wilde dat een bedrijfsarts werd ingeschakeld, ontslaat de werkgever niet van de verplichting om tijdig een bedrijfsarts in te schakelen op grond van de Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar.
Te late inschakeling bedrijfsarts
De werknemer had zich ziekgemeld en dan is het aan een bedrijfsarts om te beoordelen of en zo ja welke reactie daarop aangewezen is. Er is dus terecht aan de werkgever tegengeworpen dat hij de bedrijfsarts te laat heeft ingeschakeld.
Volgens de werkgever zijn er door de late inschakeling van de bedrijfsarts en het later opstellen van de probleemanalyse en het plan van aanpak geen re-integratiekansen gemist. Gelet op de beperkte belastbaarheid van de werknemer was het voor de werkgever balanceren wat betreft de van de werknemer te verwachten activiteiten.
Re-integratietraject te laat gestart
De rechtbank volgt de werkgever niet in dit betoog en is van oordeel dat het UWV voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht in spoor 1. Door de te late inschakeling van de bedrijfsarts zijn de probleemanalyse en het plan van aanpak met vertraging tot stand gekomen. Hierdoor is het hele re-integratietraject te laat gestart.
In het eerste jaar na de ziekmelding hebben de werkgever en de werknemer weliswaar de mogelijkheid van mediation onderzocht, maar dit heeft geen positief resultaat gehad. Van door de werkgever geïnitieerde concrete re-integratieactiviteiten is in het vervolg van 2022 vervolgens niet gebleken, terwijl de bedrijfsarts wel aanstuurde op werkhervatting. Zeker vanaf het moment waarop de werknemer het voornemen tot ontbinding van het contract introk, mochten re-integratieactiviteiten van de werkgever binnen spoor 1 (dan wel spoor 2) worden verwacht. Daarbij is van belang dat uit de beoordeling van de verzekeringsartsen van het UWV niet is gebleken dat er in het geheel geen arbeidsmogelijkheden bij de werknemer waren. Deze conclusie sluit aan bij de bevindingen van de door de werkgever ingeschakelde bedrijfsartsen.
De werkgever heeft op advies van de bedrijfsarts een arbeidsdeskundige ingeschakeld. De arbeidsdeskundigen van het UWV zijn van mening dat te laat adequate en concrete re-integratieactiviteiten in spoor 2 zijn ingezet. De rechtbank volgt de arbeidsdeskundigen in deze conclusie.
Te traag gehandeld
Los van dit advies volgt uit de Werkwijzer Poortwachter dat een tweede-spoortraject uiterlijk binnen 6 weken na de Eerstejaarsevaluatie (in de 52e verzuimweek) moet worden gestart. Deze Eerstejaarsevaluatie vond hier op 24 januari 2023 plaats. De werkgever heeft gelet op het voorgaande te traag gehandeld door pas in oktober 2023 te starten met een concreet en adequaat traject in spoor 2. Hierdoor kon dit traject niet binnen de 104 weken na ziekmelding worden afgerond en is de re-integratie tekortgeschoten.
Terecht loonsanctie opgelegd
UWV heeft met juistheid geoordeeld dat de re-integratie- inspanningen van de werkgever onvoldoende zijn geweest en terecht een loonsanctie is opgelegd.
UWV heeft ook terecht geconcludeerd dat het re-integratietraject bij de loopbaanadviseur nog niet was afgerond, daarmee de geconstateerde tekortkoming nog niet was hersteld en er op dat moment nog geen aanleiding was om de loonsanctie te bekorten.
Uitspraak Rechtbank Overijssel, 25 september 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:5717

