De voorgestelde maatregelen in het wetsvoorstel Wet meer zekerheid flexwerkers heeft als doel de zekerheid van flexibele werknemers te verbeteren en het concurrentieverschil tussen flexibele arbeid en het vast contract, en uitzend en andere vormen van flexibele arbeid te verkleinen.
Hoofdlijnen wetsvoorstel
Nog even de hoofdlijnen van het wetsvoorstel ‘Meer zekerheid flexwerkers’ dat in mei 2025 is ingediend op een rij:
- Werknemers met een flexibel arbeidscontract krijgen meer zekerheid over hun inkomen en hun werktijd.
- Uitzendkrachten krijgen recht op ten minste gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden als reguliere werknemers.
- Er komen strengere regels om draaideurconstructies met tijdelijke contracten te voorkomen.
- Oproepcontracten worden vervangen door contracten met een minimumaantal uren dat je standaard wordt betaald en ingeroosterd.
In het verslag van 11 september 2025 lezen we veel vragen van Tweede Kamerleden over het wetsvoorstel Wet meer zekerheid flexwerkers. We hebben een aantal vragen uit het verslag op een rij gezet.
Zorgen over wetsvoorstel
De Tweede Kamer heeft met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Wel zijn er zorgen van verschillende partijen. Zo maken leden van de VVD-fractie zich zorgen zich zorgen dat dit wetsvoorstel leidt tot meer rigiditeit, hogere regeldruk en verlies van werkgelegenheid, met name in sectoren
die juist drijven op flexibiliteit.
De NSC vraagt zich of met dit wetsvoorstel de beoogde fundamentele hervorming van de arbeidsmarkt wordt bereikt. En waarom heeft de regering er niet voor gekozen om het vaste contract wendbaarder te maken ten opzichte van het flexibele contract?
De BBL-leden zijn van mening dat het voorstel een ontoelaatbare last neerlegt bij werkgevers door het afschaffen van nulurencontracten en het aanpassen van de regels rond uitzendarbeid.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de regering de kritiek van de Raad van State duidt dat van een fundamentele hervorming geen sprake is en dat vooral de mogelijkheden voor flexwerk worden beperkt, zonder het vaste contract aantrekkelijker of wendbaarder te maken.
De leden van de D66-fractie vragen de regering hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot de bredere arbeidsmarkthervormingen die nog in voorbereiding zijn, zoals de verduidelijking van de beoordeling van arbeidsrelaties en de re-integratieverplichtingen bij ziekte.
Er is een personeelstekort in verschillende sectoren door onder meer de vergrijzende bevolking op de arbeidsmarkt. Leden van de CDA-fractie vragen zich af of dat nog gevolgen heeft voor de
noodzaak werkenden verder contractueel te beschermen, nu zij immers gemakkelijker ander werk kunnen vinden en werkgevers alleen met aantrekkelijke voorwaarden personeel kunnen werven en behouden.
Ook zijn er technologische ontwikkelingen, zoals AI, die de inhoud van banen doet veranderen. De leden van de CDA-fractie vragen of niet andere maatregelen, zoals het stimuleren van leven lang ontwikkelen,
belangrijker zijn of worden voor werk- en inkomenszekerheid van werkenden dan de contractuele bescherming.
Ketenregeling
Meerdere vragen zijn er over de ketenregeling.
- Wat is het exacte verschil tussen de bestaande uitzondering op de regel voor seizoenswerk en de
voorgestelde regeling? - Welke rechtvaardiging heeft de regering voor de verruimde tussenpoos voor scholieren die ouder zijn dan achttien en voor studenten?
- Hoe verhoudt de huidige uitzondering op de ketenregeling voor werknemers die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt zich tot de noodzaak voor een uitzondering voor studenten en scholieren?
- In hoeverre is de wettelijke uitzondering op de ketenregeling voor het primair onderwijs passend binnen de voorliggende wet, die juist de verschillende afwijkmogelijkheden inperkt?
- Waarom wordt de huidige zes maanden tussenpoos onvoldoende geacht en waarom is gekozen voor een verlenging naar vijf jaar?
- Er zijn zorgen over de regeldruk en complexiteit voor werkgevers als gevolg van de verlenging van de
onderbrekingstermijn van zes naar 60 maanden, waarbij werkgevers tot vijf jaar terug moeten gaan in hun administraties om te bezien of iemand eerder voor hen gewerkt heeft. - Hoe zit het met de administratieve last van het bepalen van de tussenpozen en het bewaren van specifieke gegevens?
Oproep – basiscontract
Er zijn meerdere vragen over het basiscontract. Hoe zit het met de ondergrens van de bandbreedte?
Waarom houdt de regering vast aan de term «basiscontract» in plaats van «bandbreedtecontract», terwijl de Belastingdienst expliciet adviseert deze term te wijzigen omdat deze verwarrend is?
Hoe kijkt de regering aan tegen de mogelijkheid werkgevers te verplichten om een bandbreedtecontract aan te bieden en de werknemer te laten kiezen voor een basiscontract of een nulurencontract?
Waarom is gekozen voor een bandbreedte van 30%? Is deze grens niet arbitrair? Hoe verhoudt dit zich tot de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid, nu zowel de Raad voor de Rechtspraak waarschuwen voor complexiteit en interpretatieproblemen?
Hoe is de de regering van plan de begrijpelijkheid van het bandbreedtecontract te bevorderen voor werkgevers en werknemers in de overgangsperiode van de oproepovereenkomsten naar de
bandbreedtecontracten?
AWf-premie
Waarom is het basiscontract ondergebracht onder de lage AWf-premie? Is het voor de Belastingdienst niet beter uitvoerbaar is als zij alleen hoeven te controleren dat er bij een lage AWf-premie sprake is van het vaste contract voor onbepaalde tijd, met een vaste urenomvang?
De bedoeling voor de premiedifferentiatie in de WW was volgens de memorie van toelichting van de Wab was om het vaste contract voor werkgevers aantrekkelijker te maken ten opzichte van een flexibel contract en tegelijkertijd het hogere werkloosheidsrisico van flexibele arbeidsrelaties te beprijzen. De hoofdregel was dat de lage premie mag worden afgedragen voor werknemers met een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, mits geen sprake is van een oproepovereenkomst.
Wordt het beeld rondom de premie hiermee vaag wordt en zou het bereik van het doel sterker zijn als het basiscontract niet onder de lage AWf-premie zou vallen?
Voor een bandbreedtecontract voor onbepaalde tijd gaat de lage AWf-premie gelden. Dat leidt tot een lagere premieopbrengst waardoor het premiepercentage omhoog zou moeten. Gaat inderdaad de lage AWf-premie omhoog? Is niet overwogen de premiedifferentiatie in de AWf te laten vervallen nu flexibele contracten meer zekerheid gaan bieden. De achtergrond van de premiedifferentiatie is daarmee immers
veranderd.
Nulurencontract
Hoe gaat de regering monitoren of er contracten worden afgesloten met een arbeidsomvang
van nul uren?
Hoe zal het verbod op nulurencontracten in de praktijk uitwerken voor sectoren die structureel afhankelijk zijn van pieken in werk, zoals horeca, zorg en detailhandel?
De regering wil met dit wetsvoorstel wil een einde maken aan de onzekerheid van oproepcontracten. Wat betekent dit voor de vele nulurencontracten in Nederland, hoeveel van deze mensen verliezen hun baan?
Blijft het jaarurenmodel behouden naast het nieuwe bandbreedtemodel?
De minimale arbeidsomvang binnen de nieuwe maatregelen is ten minste drie uur. Hoe is dit onderbouwd? Wat is de gemiddelde arbeidsomvang binnen nulurencontracten nu en wat zijn de gewenste uren die werknemers per week werken. Hoe wordt ondervangen dat werknemers door de minimale uren er niet op achteruit gaan ten opzichte van de huidige situatie?
Uitzendarbeid
Wat zijn de gevolgen van de uitspraak van de Hoge Raad van 27 september 2024 (het Dosign-arrest) over het begrip «beloning» voor terbeschikkinggestelde werknemers, waaronder uitzendkrachten, gedetacheerden en payrollwerknemers?
Moet de variabele beloning worden toegekend aan uitzendkrachten, geldt dit ook voor het aantal vakantiedagen boven 25 (het aantal in de uitzend-cao), de feestdagenregelingen die beter zijn bij de inlener dan in de uitzend-cao en de ontslagvergoeding. Wat valt er wel en niet onder en wat voor gevolgen dit heeft voor de wetgeving?
Klopt het dat de voorliggende wet de mogelijkheid handhaaft om per cao af te wijken van de gelijke
beloning, dan wel de gelijkwaardige beloning?
Wat als uitzendkrachten niet onder een cao vallen? Kan de werkgever dan eenzijdig bepalen wat «gelijkwaardig» is? Maakt de werkgever dan geen misbruik van zijn machtspositie?
Hoe kan worden voorkomen dat de maatregelen leiden tot hogere kosten en administratieve lasten voor uitzendbureaus, waardoor de allocatieve functie van uitzenden wordt verzwakt?
De meest onzekere fase (fase A) wordt wettelijk wordt verlengd 26 naar 52 weken. Aangezien er straks geen afwijking meer mogelijk is via de cao tot een langere termijn, is er sprake van een wettelijke beperking tot 52 weken. De regering geeft aan dat dit een verslechtering betekent voor
uitzendkrachten die niet onder een cao vallen, maar dat dit betreft ongeveer 10% van alle uitzendkrachten. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat deze krachten worden gecompenseerd en niet vergeten?
Uitvoering en gevolgen
Hoe realistisch acht de regering het om vanaf 2026–2027 de nodige systeemaanpassingen te hebben doorgevoerd, gegeven de beperkte capaciteit en al bestaande uitvoeringslasten?
Het UWV heeft aangegeven dat de gegevensset voor de loonaangifte moet worden aangepast,
onder meer met betrekking tot de Code fase-indeling F&Z, de rubriek Indicatie oproepkrachten en de rubriek contracturen. Ook is aangegeven dat bij inwerkingtreding per 1 januari 2026 het nodig zou zijn dat al op 1 oktober 2024 duidelijkheid bestaat over opname van de indicatie «Bandbreedtecontract». Nu dit onderdeel pas per 1 januari 2027 in werking treedt, wordt de deadline 1 oktober 2025. Is deze termijn haalbaar?
Wil de regering een overzicht maken van de uitzonderingen die gelden voor: studenten, scholieren (onder en boven de achttien jaar) en mensen met terugkerend tijdelijk werk (waaronder seizoenswerkers)?
Is de regering bereid om het wetsvoorstel te herzien en soepeler varianten van de ketenregeling en oproepcontracten mogelijk te maken?
Hoe verantwoordt de regering de forse toename in administratieve lasten voor werkgevers en hoe is dit verenigbaar met het streven naar minder regeldruk?
Waarom is gekozen voor de overgangstermijnen van 2026 voor tijdelijke contracten en uitzendkrachten, en 2027 voor oproepcontracten. Hoe wordt voorkomen dat werkgevers in de tussentijd massaal contractvormen aanpassen die na inwerkingtreding niet meer toegestaan zijn?
Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) heeft in haar uitvoeringstoets van 16 augustus 2023
gewezen op het risico van een weglek naar jaarurennormen. Kan de regering nader ingaan op de zorg van het ATR dat hierdoor een substantiële weglek naar contracten met een jaarurennorm kan ontstaan?
Met de introductie van het basiscontract moet de lage premie van het AWf onder specifieke voorwaarden worden toegepast. Het beoordelen of deze voorwaarden correct zijn toegepast, vereist een diepgaande kennis van het arbeidsrecht. Kan de Minister aangeven hoe zij dit denkt te kunnen adresseren?
Verslag (initiatief)wetsvoorstel Wet meer zekerheid flexwerkers

