
Een man heeft vanaf 22 april 2024 werkzaamheden voor de bv verricht op basis van een arbeidsovereenkomst. Tijdens een gesprek op 10 juni 2024 heeft de bv aan de man laten weten de arbeidsovereenkomst in de proeftijd op te willen zeggen vanwege een gebrek aan culturele aansluiting. Op initiatief van de man is aansluitend een ‘overeenkomst van opdracht’ aangegaan tussen de bv en de eenmanszaak van de man.
Overeenkomst opgezegd
Omstreeks 20 augustus 2024 is discussie tussen de man en de bv ontstaan over het betalingsmoment van de bonus fees. Op 27 augustus 2024 heeft de man daarom zijn werkzaamheden opgeschort. De bv heeft op 2 september 2024 de overeenkomst met de eenmanszaak opgezegd.
‘Voortgezette arbeidsovereenkomst’
In deze procedure zegt de man dat de ‘overeenkomst van opdracht’ een voortgezette arbeidsovereenkomst betreft, omdat de arbeidsovereenkomst per 22 juni 2024 niet rechtsgeldig is opgezegd. Hij vordert onder meer doorbetaling van loon vermeerderd met vakantietoeslag en bonusregelingen tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd. Daarnaast vraagt de man een verklaring voor recht dat de ‘overeenkomst van opdracht’ onrechtmatig en daarom nietig is. Ook verzoekt hij de opzegging van de arbeidsovereenkomst per 22 juni 2024 te vernietigen.
De kantonrechter wijst de verzoeken van de man af.
Overeenkomst van opdracht
De overeenkomst zoals die vanaf 22 juni 2024 heeft bestaan tussen de man (althans zijn eenmanszaak) en de bv kwalificeert als een overeenkomst van opdracht.
Hoewel de overeenkomst tussen partijen zowel kenmerken van een arbeidsovereenkomst als van een overeenkomst van opdracht kent, hebben partijen zich bij de inrichting van de overeenkomst en de wijze waarop zij uitvoering aan de overeenkomst hebben gegeven vanaf 22 juni 2024, meer als opdrachtgever en opdrachtnemer gedragen dan als werkgever en werknemer. Daarbij acht de kantonrechter, alle gezichtspunten uit het Deliveroo-arrest afwegend, de manier waarop de man zich heeft opgesteld en gedragen richting de bv, van doorslaggevend belang.
Beloning fors naar boven bijgesteld
Ten eerste heeft de man zelf het voorstel gedaan aan de bv op basis van een overeenkomst van opdracht met elkaar verder te gaan. Hij heeft aan de bv een format aangeleverd van deze overeenkomst van opdracht. Vervolgens heeft de man uitgebreid onderhandeld over de hoogte van de beloning en de bonus. Daarbij heeft hij rekening gehouden met de risico’s die hij als opdrachtnemer heeft in vergelijking met het dienstverband dat partijen aanvankelijk hadden. De beloning is daardoor fors naar boven bijgesteld evenals de afspraken over de bonussen (zo is overeengekomen dat de man een maandelijkse beloning zou ontvangen van € 15.500 exclusief btw en bonussen).
Opstelling en handelen man passen niet binnen arbeidsrelatie
Ook heeft de man de algemene voorwaarden van zijn eenmanszaak op de overeenkomst van toepassing verklaard en zich daar vervolgens ook naar gedragen. Zo heeft de man op het moment dat eind augustus 2024 een conflict ontstond tussen hem en de bv over het betalingsmoment van de bonus naar aanleiding van een door de man (via de eenmanszaak ) daarvoor gestuurde factuur, zijn werkzaamheden opgeschort. Deze opstelling en het handelen van de man passen niet binnen een arbeidsrelatie. Dat de bv misbruik heeft gemaakt van haar machtspositie, zoals de man heeft betoogd, waardoor hij gedwongen was aan deze constructie mee te werken is de kantonrechter niet gebleken.
Het dienstverband dat partijen vóór 22 juni 2024 hadden heeft ook slechts twee maanden geduurd, waarna de bv heeft geconcludeerd dat de man zich niet conformeerde aan de bedrijfscultuur. Dit speelt minder als hij op basis van een opdrachtovereenkomst werkte.
Ondernemerschap sluit aan bij werkverleden
Het ondernemerschap van de man sluit ook aan bij zijn werkverleden. Hij was voordat hij per 22 april 2024 op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst trad bij de bv ook geruime tijd werkzaam als zelfstandige via zijn eenmanszaak. Hij treedt daarmee ook naar buiten via onder meer zijn eigen (professionele) website.
Zich als ondernemer (kan) gedragen
Dat binnen de bv de meeste mensen binnen de afdeling van de man op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn, maakt niet dat de man niet werkzaam zou kunnen zijn in een vergelijkbare functie op basis van een overeenkomst van opdracht. Zo heeft ook de Hoge Raad onlangs bevestigd dat bij de kwalificatie aan de hand van de gezichtspunten uit het Deliveroo-arrest niet valt uit te sluiten dat het voor het antwoord op de vraag of een overeenkomst te kwalificeren valt als arbeidsovereenkomst, verschil maakt of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen.
Communicatie en afstemming ook bij overeenkomst van opdracht
Wat betreft de uitvoering van de overeenkomst, geldt dat sommige gezichtspunten lastig te beoordelen zijn, omdat de overeenkomst van opdracht maar een hele korte periode heeft geduurd (circa twee maanden waarbinnen de man ook nog vakantie heeft gehad en zijn werkzaamheden heeft opgeschort). In elk geval is niet gebleken dat de man zich vanaf 22 juni 2024 moest conformeren aan de werktijden en/of werklocatie, of anderszins inhoudelijke werkinstructies ontving van de bv. Dat hij wel moest aansluiten bij diverse overleggen is niet zozeer kenmerkend voor een arbeidsrelatie, maar inherent aan de behoefte dat communicatie en afstemming plaatsvindt en dat past ook binnen een overeenkomst van opdracht.
Niet langer aspecten functie ingebed in organisatie
Duidelijk is ook dat de man na 22 juni 2024 nog maar beperkt invulling zou geven aan de werkzaamheden die hij voorheen deed, althans werd geacht te doen. Het deel van leidinggeven en eindverantwoordelijk zijn voor de afdeling, dus juist de aspecten van de functie die ingebed zijn in de organisatie, behoorden niet langer tot zijn werkzaamheden. De man zou alleen nog focussen op het acquireren van overnamekandidaten en het sluiten van deals. Weliswaar zijn er ook een aantal aspecten die meer wijzen in de richting van een arbeidsovereenkomst, zoals de vaste maandelijkse beloning en de 40-urige werkweek, maar alle gezichtspunten afwegend, is dat hier van ondergeschikt belang.
Dit betekent dat als de man wel (tijdig) een verzoek tot vernietiging van de opzegging van 2 september 2024 zou hebben ingesteld, zijn verzoeken zouden zijn afgewezen, omdat deze allemaal gegrond zijn op het bestaan van een arbeidsovereenkomst.
Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland, 25 maart 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:1806
Drie andere uitspraken over een arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht: