
Het gaat in deze zaak om de vraag of het ontslag op staande voet moet worden vernietigd en of de werkgever onder meer moet worden veroordeeld tot betaling van loon.
Ontslag op staande voet
De werkgever stelt dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd op 4 december 2024. Op 4 december 2024 heeft er een gesprek plaatsgevonden waarin de werknemer op staande voet is ontslagen. De werkgever heeft het ontslag op staande voet per brief van 5 december 2024 bevestigd.
Verzoek te laat ingediend
De werknemer heeft ter zitting erkend dat hij op 4 december 2024 mondeling is ontslagen. Dit betekent dat de vervaltermijn op 5 december 2024 is gaan lopen en eindigt op 4 februari 2025. De werknemer heeft het verzoekschrift tot vernietiging van het ontslag op 5 februari 2024 ingediend. Dat is te laat.
De werknemer moet in zijn verzoek niet ontvankelijk worden verklaard, omdat het niet is ingediend binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
Beroep op vervaltermijn onaanvaardbaar?
De werknemer beroept zich op de redelijkheid en billijkheid. Volgens de werknemer is een beroep op de vervaltermijn onaanvaardbaar gelet op zijn slechte beheersing van de Nederlandse taal.
Uit de jurisprudentie volgt dat er omstandigheden kunnen zijn waarbij een verzoeker, ondanks het verstrijken van een vervaltermijn, toch ontvankelijk is in zijn verzoek.
Redelijkheid en billijkheid
De kantonrechter ziet voor wat betreft dit verzoek onvoldoende aanknopingspunten om het beroep van de werknemer om de vervaltermijn te passeren op grond van de redelijkheid en billijkheid, te honoreren. Een beroep op de redelijkheid en billijkheid kan slechts in uitzonderingsgevallen slagen.
Aan de kant van de werknemer zijn geen bijzondere omstandigheden gesteld. Dat hij de Nederlandse taal niet voldoende machtig is, mag zo zijn, maar de werknemer erkent dat bij het gesprek van 4 december 2024 een tolk aanwezig is geweest en dat er tegen hem is gezegd dat hij werd ontslagen.
Dat de werknemer zich pas anderhalve week voor het verstrijken van de vervaltermijn tot een gemachtigde heeft gewend en daarbij in eerste instantie de brief van 5 december 2024 niet bij zich had, mag ook zo zijn, maar dat is ook geen omstandigheid op grond waarvan een beroep op de vervaltermijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
De gemachtigde heeft de brief uiteindelijk voor het verstrijken van de vervaltermijn wel gekregen en daarin kunnen lezen dat de werknemer op 4 december 2024 mondeling ontslag is aangezegd. Ook de schriftelijke bevestiging van het mondeling gegeven ontslag heeft niet op een dusdanig tijdstip plaatsgevonden dat dit aan een effectieve bescherming tegen het ontslag in de weg staat.
Dringende reden
De conclusie van het voorgaande is dat de werknemer niet ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek tot vernietiging van het ontslag. Gevolg van deze conclusie is dat het aan de werknemer verleende ontslag op staande voet onaantastbaar is geworden en dat vast staat dat de werknemer aan de werkgever een dringende reden heeft gegeven voor ontslag op staande voet.
De door de de werknemer verzochte veroordelingen van de werkgever tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding zijn daarom ook niet toewijsbaar.
Geen recht op transitievergoeding
De werknemer verzoekt subsidiair – voor het geval wordt geoordeeld dat het ontslag op staande voet onherroepelijk is geworden – om toekenning van de transitievergoeding.
Aan het einde van de arbeidsovereenkomst heeft de werknemer recht op een transitievergoeding, tenzij het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer.
Belemmeringen in linkerbeen/knie
De werknemer heeft zich op 23 januari 2024 ziek gemeld. Hij ervaart doorlopend belemmeringen in de linkerbeen/knie waardoor hij niet dan wel moeilijk kan staan, knielen, hurken, dragen en tillen. De bedrijfsarts heeft als enige werk zittend werk geadviseerd.
Elders werkzaamheden verricht
Op basis van vermoedens dat de werknemer elders werkzaamheden verricht, heeft de werkgever een onderzoek ingesteld naar de werknemer. Eerst door een van de medewerkers en naar aanleiding daarvan later door een recherchebureau.
Na eerst te hebben ontkend dat hij werkzaamheden elders verricht, heeft de werknemer erkend, na hiermee te zijn geconfronteerd, dat hij elders werkzaamheden verricht. Dit is in dit geding dan ook vast komen te staan.
De werknemer heeft werkzaamheden verricht op het moment dat de werkgever mocht verwachten dat hij zich volledig richtte op zijn herstel. Het verweer van de werknemer dat hij zich hiertoe genoodzaakt zag omdat hij vanaf augustus 2024 wegens een door de werkgever ingestelde loonstop geen inkomen meer had en zich moest behelpen met leningen en giften van vrienden en familie, gaat niet op.
Loonstop: niet voldoen aan re-integratieplichten
De werkgever heeft de loonstop doorgevoerd omdat de werknemer zich niet hield aan de re-integratieverplichtingen. Afgesproken was dat de werknemer onder andere twee keer per week zijn leidinggevende zou informeren hoe het met hem ging. De werknemer heeft zich daar niet aan gehouden.
De kantonrechter is van oordeel dat deze afspraak binnen het advies van de bedrijfsarts valt en een redelijk te achten voorschrift van de werkgever is. De werkgever had verder aangepaste werkzaamheden beschikbaar.
Als de werknemer invulling had gegeven aan zijn re-integratieverplichtingen, had de werkgever de loonstop moeten beëindigen en was de werknemer weer voorzien van inkomen.
Ernstig verwijtbaar handelen
De werknemer heeft echter, om naar zijn zeggen inkomen te vergaren, ervoor gekozen om tijdens ziekte en zonder overleg elders werkzaamheden te verrichten. De werknemer heeft door dit alles ernstig verwijtbaar gehandeld en de werkgever een dringende reden voor ontslag gegeven. De werknemer heeft dus geen recht op een transitievergoeding, zodat zijn verzoek tot betaling daarvan wordt afgewezen.
Loonstop was terecht
Heeft de werknemer recht heeft op salaris vanaf 2 augustus 2024 tot het moment van het ontslag op staande voet? Omdat het ontslag op staande voet onaantastbaar is geworden, is de werkgever vanaf dat moment in elk geval geen loon meer verschuldigd.
De werknemer stelt dat de werkgever de loonstop niet had mogen opleggen.
De werkgever heeft per 2 augustus 2024 het loon stopgezet, aangezien de werknemer niet voldoet aan zijn re-integratieverplichtingen, omdat de werknemer geen contact onderhoudt met zijn leidinggevende.
De kantonrechter oordeelt dat de werkgever vanaf 2 augustus 2024 een loonstop mocht toe passen.
De werknemer heeft in principe recht op doorbetaling van zijn loon tijdens ziekte, maar kan zijn recht op loondoorbetaling tijdens ziekte verliezen als blijkt dat hij zonder deugdelijke grond heeft geweigerd mee te werken aan zijn re-integratieverplichtingen.
Stapsgewijs opbouwen
De bedrijfsarts heeft op 12 februari 2024 al geoordeeld dat de werknemer 2 uur per dag kon re-integreren en dat hij iedere twee weken met een uur per dag kon uitbouwen. Op 10 juli 2024 heeft de bedrijfsarts aangegeven dat de werknemer stapsgewijs kan opbouwen, maar dat er wel belemmeringen zijn. Zittende werkzaamheden hebben de voorkeur. Op 29 juli 2024 heeft de bedrijfsarts aangegeven dat er gere-integreerd kan worden rekening houdend met de aangegeven beperkingen.
Twee keer per week laten weten hoe het gaat
Tussen de werkgever en de werknemer is onder meer afgesproken dat de werknemer tweemaal per week zijn leidinggevende op de hoogte stelt van hoe het met hem gaat. De werknemer heeft hier geen (althans niet voldoende) gehoor aan gegeven.
De werknemer heeft ook geen verklaring gegeven waarom hij zijn leidinggevende niet volgens afspraak op de hoogte stelt. Daar komt bij dat eerder al de werknemer zich op 27 en 28 maart 2024 niet aan zijn re-integratieverplichtingen heeft gehouden, waarna er 4 verlofuren zijn ingehouden. Ook heeft hij in mei 2024 twee weken volledig verzuimd en is hij bij brief van 30 juli 2024 aangeschreven dat hij moet voldoen aan zijn re-integratieverplichtingen.
Gewaarschuwd man
De werknemer was dus een gewaarschuwd man. Maar toch verleent hij onvoldoende medewerking aan zijn re-integratie. Hij werkt zonder deugdelijke grond niet mee aan een redelijk voorschrift om zijn leidinggevende tweemaal per week op de hoogte te stellen van zijn situatie.
Afspraak niet nakomen, rechtvaardigt loonsanctie
Het niet nakomen van de gemaakte afspraak rechtvaardigt dan ook de door de werkgever toegepaste loonsanctie van een loonstop op 2 augustus 2024. De werkgever heeft de werknemer hiervoor ook gewaarschuwd. Ook na 2 augustus 2024 heeft de werknemer echter nagelaten aan zijn re-integratieverplichtingen te voldoen ondanks de loonstop. Hij verscheen niet bij de werkgever om aan zijn re-integratieverplichtingen te voldoen en de aangepaste werkzaamheden te verrichten en heeft ook geen contact meer onderhouden. Het in stand houden van de loonstop was dan ook gerechtvaardigd.
Geen loon betalen
Voldoende is gebleken dat de werknemer ten onrechte niet heeft meegewerkt aan zijn re-integratieverplichtingen, zodat een loonstop vanaf 2 augustus 2024 gerechtvaardigd is. Het verzoek tot betaling van het loon vanaf 2 augustus 2024 wijst de kantonrechter dan ook af.
Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland, 27 maart 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:1343