
Bij het beoordelen of iemand werknemer of zelfstandige is blijft ondernemerschap een volwaardig criterium, naast de vraag of iemand wordt aangestuurd in het werk en voor eigen risico werkt. Kenmerken daarvan zijn bijvoorbeeld of iemand btw afdraagt, investeert in het eigen bedrijf of tijd en geld besteedt aan het werven van klanten.
Minister Van Hijum van SZW gaat het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Vbar) op dit punt aanpassen. Het wetsvoorstel komt daarmee in lijn met de recente uitspraak van de Hoge Raad in de zaak Uber/FNV.
Minister Eddy van Hijum van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: “Veel zzp’ers leveren een belangrijke bijdrage aan onze economie. En die ruimte om als ondernemer te werken moet er ook gewoon zijn. Door dit wetsvoorstel willen we het duidelijker maken. Als je aangestuurd wordt in je werk en je loopt geen ondernemersrisico, dan ben je een werknemer en heb je recht op de bescherming die daarbij hoort. En als je echt zelfstandig werkt en onderneemt, dan is daar alle ruimte voor.”
Staatssecretaris Tjebbe van Oostenbruggen van Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane: “Sinds dit jaar handhaaft de Belastingdienst weer volledig op schijnzelfstandigheid. De Belastingdienst weegt daarbij al mee of iemand zich gedraagt als ondernemer. De Belastingdienst handhaaft namelijk altijd op basis van de wet- en regelgeving en jurisprudentie. Het aangepaste wetsvoorstel geeft duidelijkheid aan de markt.”
Extern ondernemerschap
In de huidige versie van het wetsvoorstel Vbar wordt gekeken naar vijf criteria rondom de aansturing in het werk en daarnaast naar vijf criteria over werken voor eigen risico. Pas als die criteria in evenwicht waren werd er gekeken of iemand zich buiten de arbeidsrelatie gedraagt als ondernemer. Dit is het zogeheten ‘extern ondernemerschap’. Door de voorgestelde wijziging weegt het extern ondernemerschap volwaardig mee, naast de aansturing in het werk en het werken voor eigen risico.
Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad heeft in het recente antwoord op prejudiciële vragen in de zaak Uber/FNV aangegeven dat er geen rangorde geldt tussen de verschillende gezichtspunten die kunnen wijzen op een arbeidsovereenkomst of werken als zelfstandige. Met de voorgenomen wijziging brengt het kabinet het wetsvoorstel in lijn met deze uitspraak.
Rechtsvermoeden
Het wetsvoorstel Vbar introduceert daarnaast ook een rechtsvermoeden van werknemerschap. Als een werkende minder betaalt krijgt dan een bepaald uurtarief kan diegene claimen werknemer te zijn. Het is dan aan de opdrachtgever aan te tonen dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dit deel van het wetsvoorstel wijzigt niet.
Wetsvoorstel Vbar
Het wetsvoorstel Vbar maakt onderdeel uit van het Herstel- en Veerkrachtplan. Hierin is de publicatie en inwerkingtreding per 1 januari 2026 van de wet als mijlpaal opgenomen. Met de wijziging blijft publicatie per 1 januari 2026 nog altijd mogelijk, hoewel het tijdpad zeer krap is.
Het beoordelen van extern ondernemerschap vereist informatie die opdrachtgevers en uitvoeringsorganisaties vaak niet direct hebben, omdat het gaat om activiteiten van de opdrachtnemer buiten het directe zicht van de arbeidsrelatie. Dat maakt de beoordeling van de arbeidsrelatie complexer dan in het oorspronkelijke wetsvoorstel het geval was.
Gevolgen aanpassing wetsvoorstel
De door de handhavings- en uitvoeringsinstanties uitgebrachte uitvoeringstoetsen op het oorspronkelijke wetsvoorstel moeten dan ook worden herijkt aan de voorgestelde aanpassingen om goed te kunnen beoordelen welke gevolgen deze wijziging heeft voor de uitvoering. Ook wordt de ATR verzocht een aanvullende zienswijze uit te brengen, en volgt er opnieuw een MKB-toets. Toch vindt het kabinet het belangrijk om extern ondernemerschap als volwaardig gezichtspunt mee te nemen in de beoordeling van arbeidsrelaties.
Gewijzigd wetsvoorstel vóór de zomer
Naar verwachting kan het gewijzigde wetsvoorstel vóór de zomer worden ingediend bij de Tweede Kamer.
Handhaving
Voor de handhaving heeft het aangepaste wetsvoorstel geen gevolgen. De Belastingdienst handhaaft al op deze manier op schijnzelfstandigheid, namelijk rekening houdend met huidige wet- en regelgeving en jurisprudentie. Daardoor is het nu al het gebruik om alle criteria mee te wegen om echte zelfstandigen te onderscheiden van werknemers die in loondienst horen.
Arbeidsmarkt in beweging
In de brief aan de Kamer schrijven minister Van Hijum en staatssecretaris van Financiën Van Oostenbruggen dat zij zien dat als gevolg van de opheffing van het handhavingsmoratorium de arbeidsmarkt in beweging is.
Zo zijn er organisaties actief bezig om de manier van werken aan te passen, zodat een opdracht door een zelfstandige ingevuld kan worden. Ook zijn er organisaties in bijvoorbeeld de zorg, het onderwijs en de kinderopvang die werkenden – die eerder mogelijk als schijnzelfstandige aan de slag waren – hebben overtuigd om in loondienst te komen. Door zelfroostering, flexpools en aandacht voor een goede werk- en privébalans wordt ingespeeld op de behoefte aan flexibiliteit die bij veel werkenden leeft.
Goede communicatie en voorlichting
De minister en staatssecretaris zeggen in de brief ook bewust te zijn dat hun werk er nog niet op zit. Zij horen ook de verhalen van organisaties en zelfstandigen die de overgang lastig vinden of zorgen hebben over hun situatie. Daarom wordt er ingezet op goede communicatie en voorlichting en het voeren van gesprekken met verschillende brancheorganisaties. Ook worden de gevolgen van de handhaving de komende maanden in kaart gebracht. Hier wordt de Tweede Kamer later dit jaar over geïnformeerd.
Kamerbrief diverse onderwerpen werken met en als zelfstandige(n)