
Of een Uber-chauffeur een arbeidsovereenkomst met Uber heeft, kan ook ervan afhangen of deze chauffeur zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt. Hierbij kunnen ook omstandigheden van belang zijn die liggen buiten de verhouding tussen de chauffeur en Uber. Dat heeft de Hoge Raad geoordeeld in antwoord op prejudiciële vragen.
Waar gaat deze zaak over?
Chauffeurs die op grond van een overeenkomst met Uber taxivervoer aanbieden via de Uber-app, doen dit volgens de voorwaarden van Uber als zelfstandig ondernemer, niet als werknemer van Uber.
De vakbond FNV vindt dat tussen Uber en de chauffeurs arbeidsovereenkomsten bestaan. FNV vordert dat de rechter verklaart dat de cao Taxivervoer op de chauffeurs van toepassing is en dat Uber wordt veroordeeld deze cao integraal na te leven. De rechtbank heeft deze eisen toegewezen.
Prejudiciële vragen
In hoger beroep heeft het hof prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. Een prejudiciële vraag is een vraag van een rechtbank of gerechtshof aan de Hoge Raad over de uitleg van een rechtsregel. Daaraan kan behoefte bestaan als de Hoge Raad over die vraag niet eerder heeft beslist. Het moet gaan om vragen die zich voordoen in een concrete zaak die bij een rechtbank of hof in behandeling is.
Hoe moeten we Deliveroo-arrest uitleggen?
De prejudiciële vragen gaan erover hoe het Deliveroo-arrest van de Hoge Raad moet worden begrepen. Het Deliveroo-arrest ging over de vraag of bezorgers van Deliveroo werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst.
Of van een arbeidsovereenkomst sprake is, hangt volgens het Deliveroo-arrest af van alle omstandigheden van het geval.
In het Deliveroo-arrest heeft de Hoge Raad een aantal specifieke omstandigheden genoemd die van belang kunnen zijn. Van belang kan onder meer zijn of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen (‘ondernemerschap’).
Ondernemerschap doorslaggevend?
De eerste prejudiciële vraag is of het ‘ondernemerschap’ van de werkende doorslaggevend kan zijn bij het bepalen of al dan niet sprake is van een arbeidsovereenkomst.
De tweede prejudiciële vraag is of een bevestigend antwoord op de eerste vraag betekent dat de arbeidsrelatie van een werkende zonder ‘ondernemerschap’ een arbeidsovereenkomst is, terwijl de arbeidsrelatie van een andere werkende, met ‘ondernemerschap’, geen arbeidsovereenkomst is, hoewel zij hetzelfde werk doen voor dezelfde opdrachtgever.
De derde prejudiciële vraag is of ‘ondernemerschap’, zoals genoemd in het Deliveroo-arrest zich beperkt tot aspecten die zich voordoen in de arbeidsrelatie tussen de werkende en de opdrachtgever, of dat ook aspecten buiten die specifieke arbeidsrelatie van belang zijn.
Advies advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft de Hoge Raad geadviseerd,ECLI:NL:PHR:2024:996) over de antwoorden op de prejudiciële vragen.
Hoge Raad: geen rangorde
De Hoge Raad heeft de vragen beantwoord.
In het Deliveroo-arrest heeft de Hoge Raad geen rangorde aangebracht tussen de in dat arrest genoemde omstandigheden die van belang zijn voor de beoordeling of sprake is van een arbeidsovereenkomst. De omstandigheid ‘ondernemerschap’ is dus niet minder belangrijk dan de andere omstandigheden. Voor zo’n rangorde ziet de Hoge Raad ook nu geen aanleiding.
Niet uit te sluiten valt dat voor het antwoord op de vraag of een overeenkomst een arbeidsovereenkomst is, doorslaggevend is of de werkende zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen, ook als andere omstandigheden wijzen op een arbeidsovereenkomst.
Hetzelfde werk
Het kan zich dus voordoen dat de arbeidsrelatie ten aanzien van hetzelfde werk, verricht voor dezelfde opdrachtgever, voor een werkende met ‘ondernemerschap’ geen arbeidsovereenkomst is en voor een werkende zonder ‘ondernemerschap’ wel.
Algemene (ondernemers)situatie
‘Ondernemerschap’ in de zin van het Deliveroo-arrest heeft betrekking op de algemene (ondernemers)situatie van de werkende en kan dus ook zien op omstandigheden die zijn gelegen buiten de specifieke verhouding tussen de werkende en zijn opdrachtgever.
Hoe nu verder?
Het hof zal de zaak voortzetten en in zijn uitspraak rekening houden met de antwoorden van de Hoge Raad. Ook andere rechters die in vergelijkbare zaken moeten beslissen, zullen de antwoorden van de Hoge Raad daarbij betrekken.
Uitspraak Hoge Raad, 21 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:319