
Volgens de werkgever is er tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen over de beëindiging van het dienstverband.
Afgesproken is dat (i) de werknemer is vrijgesteld van werkzaamheden met behoud van salaris, (ii) eventueel nog openstaande vakantiedagen geacht te zijn opgenomen en (iii) als eerder een passende functie elders door de werknemer wordt gevonden, de arbeidsovereenkomst eindigt op de startdatum van de nieuwe functie. Dit wordt door de werknemer betwist.
Volgens de werknemer is het dienstverband beëindigd door de werkgever en is haar medegedeeld hoe dat in zijn werk gaat. Zij heeft niet ingestemd met de eenzijdig gestelde voorwaarden.
Tijdig geïnformeerd
De kantonrechter overweegt dat vaststaat dat de werkgever de werknemer tijdig over het einde van het dienstverband heeft geïnformeerd. Dit is een eenzijdige rechtshandeling waarvoor geen instemming van de de werknemer nodig is. Verder staat niet ter discussie dat partijen hebben afgesproken dat de werknemer zich niet meer beschikbaar hoeft te houden voor werk met behoud van loon. Aan deze afspraak hebben partijen ook uitvoering gegeven.
Duidelijke en ondubbelzinnige verklaring nodig
Dat partijen verder hebben afgesproken dat de arbeidsovereenkomst onder omstandigheden eerder tot een einde komt, kan echter niet worden aangenomen. In verband met de ernstige gevolgen die een vrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst kan hebben is een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van de de werknemer nodig.
De instemming van een de werknemer met een beëindiging mag slechts door de de werkgever worden aangenomen op grond van een verklaring van de de werknemer waaruit die instemming duidelijk en ondubbelzinnig blijkt. Hiervan is geen sprake. Het bericht van 19 juni 2023 rept ook niet over een afspraak: er wordt slechts eenzijdig medegedeeld hoe de resterende duur van de arbeidsovereenkomst zal worden ingevuld.
Afspraken gemaakt, maar niet ingestemd
Dat partijen daadwerkelijk een overeenkomst hebben gesloten kan evenmin worden afgeleid uit de verklaring van de managing partner. In die verklaring is alleen genoemd dat er afspraken zijn gemaakt. Maar uit welke feitelijkheid blijkt dat de werknemer met deze afspraken heeft ingestemd volgt niet uit deze verklaring. Evenmin is gebleken dat de werknemer goed voorgelicht is over haar rechten en de gevolgen van hetgeen zij afspreekt. De gestelde afspraken zijn nog diezelfde dag door de werkgever op schrift gesteld en aan haar toegestuurd.
Voor ontvangst ondertekend
De werknemer heeft dit bericht uitsluitend voor ontvangst getekend, zo blijkt uit het digitale document. Een ondubbelzinnige instemming met hetgeen in het bericht staat kan niet uit die ondertekening worden afgeleid. Kortom, niet kan worden aangenomen dat de werknemer met een eerdere beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft ingestemd.
Niet ingestemd met voortijdig einde contract
Kortom, de werknemer hoefde zich niet meer beschikbaar te houden voor werkzaamheden terwijl zij haar recht op loon behield. Dat ingestemd is met een voortijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst kan niet worden aangenomen. Van een onverschuldigde betaling van het loon is daarom geen sprake. De vorderingen van de werkgever wijst de kantonrechter daarom af.
Geen recht op uitbetaling vakantiedagen
Hiervoor is overwogen dat bij een vrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van de de werknemer nodig is. Deze strikte maatstaf geldt echter niet voor de beantwoording van de vraag of partijen een afspraak hebben gemaakt ten aanzien van de invulling van de arbeidsovereenkomst in de periode van 19 juni tot en met 31 oktober 2023 en de eindafrekening. Dit moet worden beantwoord aan de hand van de wilsvertrouwensleer (artikel 3:33, artikel 3:34 en artikel 3:35 BW): hierbij zijn zowel de wil van partijen als het opgewekte vertrouwen van belang.
Vakantiedagen al genoten?
De werknemer vordert uitbetaling van haar vakantiedagen (96,67 uur) die zij heeft opgebouwd, maar niet heeft genoten. Partijen hebben hierover geen andere afspraak gemaakt, aldus de werknemer.
De werkgever meent daarentegen dat het gaat om 58,87 vakantie-uren maar vooral dat partijen hebben afgesproken dat de vakantiedagen worden geacht te zijn genoten. de werknemer is ook een geruime tijd (4,5 maand) vrijgesteld van werk met behoud van loon. Dit leverde dus ook een aanzienlijk voordeel op voor de werknemer, aldus de werkgever.
De kantonrechter overweegt dat de werkgever aan de werknemer een voorstel heeft gedaan: de werknemer is 4,5 maand vrijgesteld van werk, terwijl zij wel loon ontvangt. Hier staat dan tegenover dat zij wordt geacht haar vakantiedagen te hebben genoten. Aan deze, voor de werknemer niet onaantrekkelijke regeling, is vervolgens door partijen ook uitvoering gegeven. De werknemer is niet meer komen werken en heeft het ontvangen loon ook niet teruggestort.
Gerechtvaardigd vertrouwen gewekt
De werknemer heeft daarmee in ieder geval het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat zij met deze afspraak instemde. Zij kan dan niet nu een beroep doen op het ontbreken van een hiermee overeenstemmende wil. Dat zij gedwaald heeft, kan evenmin worden aangenomen. Onvoldoende is onderbouwd waarover zij dan precies zou hebben gedwaald.
Kortom, gelet op de gemaakte afspraken zijn de vakantiedagen van de werknemer al genoten. De vorderingen inzake de uitbetaling van deze vakantiedagen wijst de kantonrechter daarom af.
Geen recht op loon in november
De werknemer stelt dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege pas is geëindigd op 4 november 2023 in plaats van 31 oktober 2023. Het bericht over de verlenging was verwarrend en een vergissing omdat een verlenging van 12 maanden uitkomt op een einddatum van 4 november 2023, aldus de werknemer.
Einde arbeidsovereenkomst op 31 oktober 2023
Van verwarring kan echter geen sprake zijn. In september 2022 is de arbeidsovereenkomst verlengd en hierbij is expliciet een concrete datum genoemd: er staat immers dat de arbeidsovereenkomst eindigt op 31 oktober 2023. Dat daarbij ook een verlenging met 12 maanden is genoemd, terwijl dat strikt genomen 12 maanden minus vier dagen moest zijn, maakt dat niet anders. Door de werknemer is ook daadwerkelijk begrepen dat de arbeidsovereenkomst eindigde op 31 oktober 2023. Dit blijkt uit het feit dat zij in eerdere correspondentie ook uitging van deze einddatum.
De kantonrechter kan dan ook niet anders begrijpen dan dat partijen hebben afgesproken de arbeidsovereenkomst te verlengen tot 31 oktober 2023. Er bestaat daarom geen recht op loon over de maand november en de vorderingen die op die aanname zijn gebaseerd worden dan ook afgewezen.
Vervaltermijn transitievergoeding
De werknemer vordert een transitievergoeding. Er valt echter een vervaltermijn voor het verzoeken van een transitievergoeding van drie maanden na het einde van het dienstverband. Deze termijn is van dwingend recht en is al verlopen.
Anders dan de werknemer stelt is van omstandigheden waaruit zou volgen dat de de werkgever bewust de transitievergoeding niet heeft voldaan om aldus de vervaltermijn te laten verstrijken niet gebleken.
Uit de feiten volgt slechts dat de werkgever (onterecht) meende dat sprake was van een beëindigingsovereenkomst waarbij de wettelijke transitievergoeding niet is verschuldigd. De werknemer wordt ten aanzien van deze vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Uitspraak Rechtbank Amsterdam, 11 februari 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:779