
De arbeidsongeschiktheid is onvoldoende gemotiveerd weersproken. De werkgever heeft geen bedrijfsarts ingeschakeld om de arbeidsongeschiktheid te beoordelen. Niet gebleken dat de arbeidsovereenkomst door opzegging na UWV ontslagvergunning is geëindigd.
Waar gaat deze zaak over?
De werknemer vordert doorbetaling van loon tijdens ziekte, nadat de werkgever (een start-up) de loonbetaling vanaf november 2024 had gestaakt. De kantonrechter wijst de loonvordering toe. Voor zover de werkgever twijfelde aan de arbeidsongeschiktheid van de werknemer, had hij een bedrijfsarts moeten inschakelen.
Voldoende aannemelijk is dat sprake is van arbeidsongeschiktheid. De omstandigheden dat een ontslagvergunning wegens bedrijfseconomische omstandigheden is aangevraagd, er onvoldoende financiële middelen zijn en de werkgever graag een vaststellingsovereenkomst met de werknemer had willen sluiten, betekent niet dat de werkgever geen loondoorbetalingsverplichting meer heeft.
Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
Vaststaat dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is gesloten met een looptijd tot 11 april 2025. Dat de arbeidsovereenkomst op een eerdere datum is geëindigd door opzegging van de werkgever is niet gebleken. De brief van UWV van 25 september 2024 die de werkgever ter zitting heeft laten zien, maakt dat niet anders. Daarin staat dat op 15 september 2024 een ontslagvergunning voor de werknemer is aangevraagd, die kan worden toegekend.
Niet gebleken is dat de werkgever de arbeidsovereenkomst met de werknemer na ontvangst van deze brief ook daadwerkelijk heeft opgezegd.
Voorstel beëindigingsovereenkomst
De (model) beëindigingsovereenkomst die de werkgever heeft overgelegd, betreft geen opzegging maar slechts een voorstel om de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen. Dit voorstel is door de werknemer niet geaccepteerd, waardoor geen sprake is van een (eerdere) beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Arbeidsovereenkomst bestaat nog
Het gevolg is dat de arbeidsovereenkomst op dit moment nog bestaat en dat de werkgever, zolang dit het geval is, het overeengekomen loon aan de werknemer moet betalen. Omdat de werknemer zich op 19 september 2024 heeft ziekgemeld, geldt vanaf de vijfde week van arbeidsongeschiktheid een doorbetaling op basis van 70% van het loon.
De slechte financiële situatie van de werkgever, die de werknemer tegenspreekt, wil niet zeggen dat de werkgever het loon niet meer hoeft te betalen.
Oordeel bedrijfsarts over ziekte
Als de werkgever twijfels heeft over de arbeidsongeschiktheid van de werknemer, had hij de bedrijfsarts om een oordeel moeten vragen. De bedrijfsarts gaat daarover, een werkgever niet. Dat voorafgaand aan de ziekmelding een ontslagaanvraag bij UWV is ingediend, maakt dat niet anders. Die omstandigheid is (mogelijk) wel relevant voor de vraag of er een opzegverbod tijdens ziekte in de weg staat aan opzegging van de arbeidsovereenkomst, maar niet voor de vraag of de werknemer arbeidsongeschikt is in de zin van de wet.
Gelet op de toelichting van de werknemer over de aanleiding voor de ziekmelding en haar gezondheidssituatie, vindt de kantonrechter op dit moment voldoende aannemelijk dat sprake is van arbeidsongeschiktheid.
Loon vermeerderd met wettelijke verhoging en rente
De kantonrechter wijst de loonvordering toe. De werkgever moet vanaf november 2024 zolang de arbeidsongeschiktheid van de werknemer voortduurt en tot (uiterlijk) het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd € 1.925 (70% van het brutoloon) aan de werknemer betalen.
De gevorderde wettelijke verhoging en de wettelijke rente over het loon over november 2024 zijn toewijsbaar, omdat de werkgever dit loon te laat heeft betaald. De kantonrechter ziet wel aanleiding de wettelijke verhoging te matigen tot 30%.
De kantonrechter bepaalt de betaaltermijn voor het inmiddels achterstallige salaris over de maanden november en december 2024 op vijf werkdagen.
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 17 januari 2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:390