
De opzegging is niet vernietigbaar, omdat niet valt in te zien dat de werknemer niet heeft begrepen dat haar arbeidsovereenkomst per direct zou eindigen en wat dat betekende. De werknemer moet het te veel ontvangen loon terugbetalen aan de werkgever.
Waar gaat deze zaak over?
De werknemer werkte sinds 1 juli 2024 bij de werkgever als jurist incasso- en civiel (proces)recht. Zij was in dienst voor 40 uur per week met een brutoloon van € 3.250 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag. Op 26 augustus 2024 heeft de werknemer tijdens een gesprek met de gemachtigde van de werkgever (ook een jurist), met instemming van de werkgever, de arbeidsovereenkomst per direct opgezegd.
De werkgever heeft vervolgens op 2 september 2024 een mail naar de werknemer gestuurd met het verzoek om te veel ontvangen loon over augustus 2024 terug te betalen. Hierop heeft de werknemer dezelfde dag een mail gestuurd waarin zij de opzegging vernietigt wegens dwaling of, voor zover er sprake was van een beëindiging met wederzijds goedvinden, deze overeenkomst binnen de bedenktermijn ontbindt. De werkgever is het hiermee niet eens. Daarom is de werknemer naar de rechter gestapt.
Wat stelt de werknemer?
De werknemer stelt zich primair op het standpunt dat de werkgever feitelijk de werknemer op staande voet heeft ontslagen door vast te houden aan een opzegging per direct en dat dit ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is wegens het ontbreken van een juridische grondslag.
Subsidiair stelt de werknemer zich op het standpunt dat zij heeft gedwaald en daarom de opzegging terecht buitengerechtelijk heeft vernietigd. Meer subsidiair stelt de werknemer zich op het standpunt dat er sprake was van een beëindiging met wederzijds goedvinden per 26 augustus 2024 en dat zij binnen de bedenktermijn van drie weken de overeenkomst heeft ontbonden.
Wat stelt de werkgever?
De werkgever stelt dat zij te veel loon aan de werknemer heeft betaald, omdat de werknemer voor de gehele maand augustus loon heeft ontvangen terwijl de werknemer per 26 augustus 2024 per direct de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. De werkgever verzoekt daarom dat de werknemer wordt veroordeeld om een bedrag van € 432,80 netto aan te veel betaald loon te betalen.
Geen ontslag op staande voet
De werknemer kan niet gevolgd worden in haar stelling dat sprake is van een ontslag op staande voet. Alleen al niet omdat daarvoor is vereist dat de werkgever de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Dat is echter niet gebeurd. Volgens de werknemer heeft zij namelijk zelf opgezegd of is sprake van een beëindiging met wederzijds goedvinden. Dit betekent dat de kantonrechter de primaire verzoeken van de werknemer afwijst.
Opzegging niet vernietigbaar
Beoordeeld moet vervolgens worden of de werknemer de opzegging bij mail van 2 september 2024 terecht heeft vernietigd. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet het geval is en licht hieronder toe waarom.
Op maandagochtend 26 augustus 2024 heeft de werknemer een gesprek verzocht met de gemachtigde van de werkgever. In dit gesprek heeft zij gezegd dat zij de arbeidsovereenkomst wilde opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van een maand waarna zij haar opzegbrief van 25 augustus 2024 heeft overhandigd.
De gemachtigde heeft vervolgens tijdens het gesprek voorgesteld dat de werknemer ook per direct kan opzeggen en dat zij dan niet aan de opzegtermijn zou worden gehouden. De werknemer is hiermee akkoord gegaan. Hij heeft daarna op de opzegbrief geschreven: “afgesproken d.d. 26-8-2024: opzegging per direct, opzegtermijn hoeft niet in acht te worden genomen”. Deze brief hebben de werknemer en de gemachtigde vervolgens ondertekend.
‘Vrijstelling van werk met behoud van loon’
Volgens de werknemer verkeerde zij toen ze akkoord ging met een opzegging per direct in de veronderstelling dat ze was vrijgesteld van werk en loon zou ontvangen tot 1 oktober 2024 en kwam zij na de mail van de werkgever van 2 september 2024 erachter dat dit niet het geval was.
Niet valt echter in te zien dat de werknemer niet heeft begrepen dat haar arbeidsovereenkomst per direct zou eindigen en wat dat betekende. Zij erkent namelijk dat ze na hiermee akkoord te zijn gegaan opgelucht was omdat zij niet meer voor de werkgever hoefde de werken. Ook staat vast dat de werknemer haar sleutels en toegangspas moest inleveren, haar persoonlijke eigendommen moest pakken en direct afscheid moest nemen van collega’s en dat zij dat ook heeft gedaan.
Volgens de werknemer zelf is tijdens het gesprek ook niet over vrijstelling van werk gesproken, laat staan tot welke datum. Gelet hierop heeft zij niet duidelijk kunnen maken op grond waarvan zij bij het akkoord over de directe opzegging in de veronderstelling zou hebben kunnen zijn dat dat akkoord inhield een vrijstelling van werk tot 1 oktober 2024 met behoud van loon.
Werknemer nam initiatief tot opzegging
Dat de gemachtigde de werknemer niet (expliciet) heeft gewezen op de financiële gevolgen van een opzegging per direct, leidt niet tot een ander oordeel. Hierbij is van belang dat het de werknemer is geweest die het initiatief tot de opzegging en het gesprek van 26 augustus 2024 heeft genomen. Verwacht mag dan ook worden dat zij over de financiële consequenties van een opzegging heeft nagedacht. Ook gelet op haar opleidingsniveau mocht de gemachtigde daarom ervan uitgaan dat de werknemer begreep wat de gevolgen zijn van een einde van de arbeidsovereenkomst per direct.
De werknemer heeft dus onvoldoende onderbouwd dat zij heeft gedwaald toen zij akkoord ging met een opzegging per direct, zodat zij ten onrechte die opzegging buitengerechtelijk heeft vernietigd. Daarom wordt de subsidiair gevorderde verklaring voor recht afgewezen.
Geen wederzijds goedvinden
Gelet op wat hiervoor is overwogen kan de werknemer niet gevolgd worden in haar stelling dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd, zodat er geen sprake is van een bedenktermijn. Dus ook de meer subsidiair verzochte verklaring voor recht wijst de kantonrechter af.
Geen recht meer op loon
Aangezien hiervoor is vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst per 26 augustus 2024 is beëindigd, heeft de werknemer geen recht meer op loon. Dit geldt dus ook voor zover zij betaling van vakantiegeld en vakantie-uren van na genoemde datum verzoekt. Dat en waarom door de werkgever op de eindafrekening opgenomen bedrag aan vakantiegeld en vakantie-uren onjuist is, heeft de werknemer niet onderbouwd. De verzochte schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificatie wordt daarom afgewezen.
Geen buitengerechtelijke incassokosten
Omdat de verzoeken van de werknemer worden afgewezen, is er geen grond om de werkgever te veroordelen de buitengerechtelijke incassokosten te betalen. Deze worden daarom afgewezen.
Loon terugbetalen
Vaststaat dat de werknemer loon heeft ontvangen over de hele maand augustus 2024. De werkgever verzoekt haar te veroordelen tot terugbetaling van het te veel betaalde loon van € 432,80 netto, omdat de arbeidsovereenkomst per 26 augustus 2024 is beëindigd. De werknemer heeft de hoogte van het verzochte bedrag betwist, maar niet onderbouwd waarom dat bedrag onjuist is. Het verzoek van de werkgever is dan ook toewijsbaar.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 13 januari 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:1066