Deze zaak betreft een arbeidsgeschil tussen een internationaal tankautochauffeur en zijn werkgever. De chauffeur op 1 augustus 1990 in dienst gekomen bij de werkgever. In de periode 2014-2018 heeft de chauffeur geen vakantieloon ontvangen over zijn overuren. Hij heeft dat vakantieloon alsnog gevorderd. De kantonrechter heeft die vordering grotendeels toegewezen.
De werkgever is in hoger beroep gekomen van dat vonnis. Hij was het niet eens met de berekeningsmethodiek. Verder was hij het niet eens met het oordeel van de kantonrechter dat zij het verlofsaldo waarover de chauffeur het vakantieloon berekende onvoldoende gemotiveerd had betwist.
Volgens de werkgever heeft de chauffeur ook de atv-dagen meegenomen in zijn loonvordering, terwijl vaststaat dat over atv-dagen geen vakantieloon verschuldigd is.
Het hof volgt de berekeningsmethodiek van de chauffeur en oordeelt verder dat ook in hoger beroep niet kan worden uitgegaan van het verlofsaldo zoals door het transportbedrijf gepresenteerd. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter.
Overwerk meetellen in vakantieloon
De overuren die de chauffeur heeft gewerkt worden meegeteld voor de berekening van het vakantieloon als aan de drie voorwaarden uit het arrest Hein/Holzkamm is voldaan:
- Het overwerk vloeit voort uit verplichtingen op grond van de van de arbeidsovereenkomst.
- De werknemer verricht overwerk op regelmatige en voorspelbare of voorzienbare basis.
- De vergoeding voor overwerk vormt een belangrijk onderdeel van de totale vergoeding die de werknemer voor zijn beroepsactiviteit ontvangt.
Belangrijk onderdeel totale vergoeding
De kantonrechter heeft overwogen dat het totaal van de overwerkvergoedingen een belangrijk onderdeel van de totale beloning vormen en om die reden meetellen voor de berekening van de waarde van een vakantiedag.
25%-norm
Onder verwijzing naar een uitspraak van Hof Den Bosch van 31 januari 2024 (ECLI:NL:GHSHE:2024:238) tussen het transportbedrijf en een 26-tal andere chauffeurs, heeft het transportbedrijf echter bepleit dat pas kan worden gesproken van “een belangrijk onderdeel van de totale vergoeding”, als de overwerkvergoedingen die de chauffeur betaald krijgt (130% vergoeding als er doordeweeks wordt overgewerkt en de 30% toeslag voor tijd-voor-tijd) tezamen minimaal 25% van het totale bruto jaarsalaris bedragen. Met die overweging heeft de kantonrechter ten onrechte geen rekening gehouden.
Het transportbedrijf betoogt dat het overwerk op zaterdag en zondag als onregelmatigheidstoeslag moet worden aangemerkt en om die reden volgens de maatstaf van het British Airways-arrest moet worden begroot. Die uren tellen volgens het transportbedrijf daarom niet als overwerk en moeten om die reden dus ook niet worden meegenomen met de berekening en de vraag of aan de 25%-norm die door het hof Den Bosch is aangelegd wordt voldaan.
Arbitraire grens
Naar het oordeel van dit hof – en anders dus dan Hof Den Bosch – moet het arrest Hein/Holzkamm niet zo worden uitgelegd, dat hiermee is bedoeld dat pas van een belangrijk onderdeel van het loon kan worden gesproken als sprake is van 25% van het bruto jaarsalaris aan vergoede overuren.
Deze redenering komt erop neer dat als een chauffeur voor minder dan 25% betaalde overuren maakt – bijvoorbeeld “slechts” 10% of 20% – hij tijdens zijn vakantie genoegen moet nemen met een loon dat evenredig lager (dus ook 10% of 20%) uitvalt, ook als hij die hoeveelheid overuren structureel maakt. Daarmee sluit deze arbitraire grens met een vast percentage niet aan bij het beginsel dat tijdens opgenomen vakantiedagen een loon wordt uitgekeerd dat zoveel mogelijk aansluit bij het loon dat wordt uitbetaald tijdens gewerkte periodes.
Overuren die chauffeur gewoonlijk heeft gewerkt
Met de uitspraak Hein/Holzkamm is volgens het hof ook niet beoogd afstand te doen van dit uitgangspunt. Het gaat er vooral om dat de overuren die de chauffeur gewoonlijk heeft gewerkt, ook worden meegeteld voor de berekening van het vakantieloon als deze overuren met instemming van de werkgever en op regelmatige/structurele (dus niet: incidentele) basis zijn gemaakt.
Overuren inherent aan het werk
Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat de omvang van de overuren erop duidt dat overuren als inherent aan het werk zijn te beschouwen en daarmee een belangrijk onderdeel van het inkomen vormden. Ook uit de door het transportbedrijf overgelegde verklaring van 1 december 2022 van de eigen Hoofd personeelszaken en operationeel manager volgt dat de meeste chauffeurs juist meer structureel meer overuren willen maken, om een hoger loon te kunnen genereren.
Structureel meer ingepland dan 40 uur per week
De chauffeur heeft in de periode 2014-2018 overuren gemaakt. Hij werd dus structureel meer ingepland dan 40 uur per week. Het aantal overuren fluctueerde per jaar en per verloningsperiode, maar het is duidelijk dat de chauffeur regelmatig werd ingeroosterd voor overwerk en dat de beloning daarvoor dus een belangrijk onderdeel vormde van zijn gewoonlijke loon waar de chauffeur op kon rekenen. Van incidenteel overwerk is geen sprake. Daarmee is naar het oordeel van het hof voldaan aan de vereisten uit het arrest Hein/Holzkamm. Grief 1b faalt dus.
Met deze uitkomst hoeft grief 1a niet meer te worden beoordeeld, omdat ongeacht of de vergoeding als onregelmatigheidstoeslag of als overwerk moet worden aangemerkt, de vergoeding in aanmerking moet worden genomen bij het bepalen van het vakantieloon.
Berekeningsmethodiek
Met haar tweede grief komt het transportbedrijf op tegen de methode waarop de kantonrechter het gemiddelde aan onregelmatigheidstoeslag en overwerkvergoeding heeft berekend.
De kantonrechter heeft de chauffeur gevolgd in zijn berekening. Die berekening komt erop neer dat het totaal aantal gewerkte dagen in een jaar wordt omgerekend naar het aantal gewerkte uren per jaar, door het aantal dagen te vermenigvuldigen met 8 uur per dag. Hierop is in mindering gebracht de dagen/uren waarop ten gevolge van ziekte of verlof niet is gewerkt.
Extra inkomsten vastgesteld
De totale overwerkinkomsten worden gedeeld door het aantal basisuren dat de werknemer heeft gewerkt. Op die manier worden de extra inkomsten vastgesteld die een werknemer heeft boven het normale loon dat tijdens de gewerkte uren wordt verdiend.
Op basis van daadwerkelijk gemaakte uren
Het transportbedrijf heeft betoogd dat de waarde van de onregelmatigheidstoeslag en overwerkvergoeding moet worden berekend op basis van het daadwerkelijk aantal gemaakte uren per jaar (dus basisuren + overwerkuren) in plaats van alleen het aantal basisuren.
Als in één week 50 uur (in plaats van 40 uur, dus 10 overuren) wordt gewerkt, moet de totale beloning voor die week worden gedeeld door 50 om tot de waarde van 1 uur te komen. Neemt de chauffeur 40 vakantie-uren op, dan krijgt hij 40 x de waarde van 1 uur, en niet de waarde van 50 x dat uur, ook als gemiddeld structureel 50 uur per week wordt gewerkt.
Tijdens vakantie minder loon uitbetaald
Ter zitting heeft het transportbedrijf erkend dat de chauffeur volgens deze berekeningsmethodiek tijdens vakantie minder loon uitbetaald krijgt dan wanneer de chauffeur werkt. Alleen al daarom is deze methodiek niet juist en kan op deze wijze niet berekend worden wat het gemiddelde is van de onregelmatigheidstoeslag en de overwerkvergoeding en welk bedrag nog per opgenomen vakantie-uur moet worden nabetaald.
Uitgaan van berekeningswijze chauffeur
Omdat het transportbedrijf geen andere argumenten naar voren heeft gebracht waarom de berekening van de chauffeur niet zou kloppen, moet van de berekeningswijze van de chauffeur worden uitgegaan. De tweede grief faalt dus eveneens.
Atv-dagen
Partijen zijn het erover eens dat over atv-uren – anders dan over verlofuren – geen vakantieloon is verschuldigd. Ook de kantonrechter heeft dat onderkend.
De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat het transportbedrijf de omvang van het verlofsaldo en daarmee het ten onrechte nog niet betaalde vakantieloon onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Volgens de kantonrechter lag het op de weg van de chauffeur om zijn vordering voldoende te specificeren en inzichtelijk te maken op dit punt. De chauffeur heeft gesteld dat hij zijn vakantieloon heeft berekend op basis van de loonstroken, waarop het verlofsaldo staat vermeld.
Op loonstroken staat alleen “verlof”
Op de loonstroken wordt alleen “verlof” vermeld, niet ook “atv”. Omdat op het transportbedrijf als werkgever de verplichting rust om een vakantieadministratie bij te houden en het transportbedrijf op de loonstroken geen onderscheid heeft gemaakt tussen vakantiedagen en atv-dagen (maar deze beide onder de noemer “verlof” heeft geschaard), had het transportbedrijf gemotiveerd en concreet de omvang van het gestelde verlofsaldo moeten weerspreken. Omdat zij dat niet heeft gedaan, is de kantonrechter uitgegaan van de stellingen van de chauffeur.
Tegen dit oordeel komt het transportbedrijf met haar derde grief op. Zij betoogt dat de chauffeur in zijn berekening van het achterstallige vakantieloon ook vakantieloon over atv-dagen heeft berekend en de berekening van de chauffeur niet juist is.
3,5 atv-dagen + 18 extra knv-dagen
Ter gelegenheid van het hoger beroep heeft het transportbedrijf toegelicht dat werknemers op grond van de toepasselijke cao’s recht hebben op 3,5 atv-dag per jaar. Daarnaast heeft een deel van de werknemers van het transportbedrijf recht op 18 extra atv-dagen per jaar (ook wel de knv-dagen genoemd). Dit gold ook voor de chauffeur.
Verlofsaldo
In de loonstroken die door het transportbedrijf werden uitgegeven in de periode waarover nu het vakantieloon wordt gevorderd werd geen onderscheid gemaakt tussen atv-dagen en andere verlofdagen. Er werd alleen vermeld “verlofsaldo”.
De achtergrond hiervan is dat de waarde van iedere verlofdag (atv-dag of een andere soort) gelijk was en het toen niet relevant werd gevonden om onderscheid te maken tussen de verschillende soorten verlofdagen.
Het transportbedrijf betoogt in dit hoger beroep dat de chauffeur in de betreffende periode dus ook atv-dagen heeft opgenomen maar in zijn berekening er geen rekening mee heeft gehouden dat over die dagen geen vakantieloon verschuldigd is. Het transportbedrijf heeft achteraf gereconstrueerd om hoeveel dagen het in de betreffende periode zou gaan.
Verplichting om verlof te registreren
Het hof stelt voorop dat op het transportbedrijf als werkgever de verplichting rust om de arbeidstijden van de chauffeur te registreren. De werkgever is daarnaast belast met de verplichting precies en tijdig aan te geven dat, hoeveel en welke vakantiedagen zijn opgebouwd en welke dagen komen te vervallen.
Voor rekening en risico bedrijf
Naar het oordeel van het hof volgt hieruit dat het aan het transportbedrijf als werkgever is om het verlof van de chauffeur te registreren. Het transportbedrijf heeft gemeend dat zij kon volstaan met een totaal verlofsaldo, zonder onderscheid te maken tussen vakantiedagen en atv-dagen. De gevolgen van het niet het niet maken van dit onderscheid komen voor rekening en risico van het transportbedrijf als werkgever.
Reconstructie
Het transportbedrijf heeft in het kader van dit hoger beroep geprobeerd een reconstructie te maken van het tegoed aan verlofdagen en het tegoed aan atv-dagen over de in het geding zijnde periode. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de goede intenties van het transportbedrijf om met deze reconstructie de waarheid zo dicht mogelijk te benaderen. Toch is het hof van oordeel dat het transportbedrijf nu – achteraf dus – niet meer kan aanwijzen welke dagen alsnog als atv-dag moeten worden aangemerkt en welke dagen als verlofdag.
Uitgaan van verlof op loonstroken
De chauffeur is steeds uitgegaan van het verlof zoals dat op zijn loonstroken stond vermeld en heeft daar ook van mogen uitgaan. Dat kan niet meer worden gerepareerd. Een reconstructie – hoe waarheidsgetrouw de intenties van het transportbedrijf ook zijn – valt voor de chauffeur niet meer te controleren en daarmee is de eventuele mogelijkheid om aan te tonen dat het om vakantiedagen en niet om atv-dagen gaat, verloren gegaan.
Hierbij wordt nog in aanmerking genomen dat de chauffeur onbetwist heeft gesteld dat hij ten tijde van het dienstverband nooit een vakantiekaart heeft gezien en het enige inzicht wat hij in zijn verlofuren had, de salarisstroken zijn geweest.
Het hof:
- bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 15 februari 2023;
- veroordeelt het transportbedrijf in de kosten van de procedure in hoger beroep
Uitspraak Hof Den Haag, 13 december 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:2307