Als de onderwijswerkgever de griepprik verstrekt op de werkplek is de nihilwaardering van toepassing.
De Kennisgroep loonheffing algemeen van de Belastingdienst heeft een standpunt ingenomen over de toepassing van de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen en de nihilwaardering voor werkplekvoorzieningen bij een griepprik in het onderwijs.
Vraag en antwoord
Kunnen alle onderwijswerkgevers de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen toepassen op de verstrekking of de vergoeding van een griepprik aan alle werknemers?
Nee. Het generiek verstrekken/vergoeden van een griepprik door onderwijswerkgevers valt niet zonder meer onder de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen. Bij specifieke omstandigheden kan de gerichte vrijstelling wel van toepassing zijn.
Als de werkgever de griepprik verstrekt op de werkplek is de nihilwaardering van artikel 3.7, eerste lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (URLB 2011) van toepassing.
De griepprik
Een griepprik (inclusief het plaatsen) kost gemiddeld tussen de € 25 en € 50. Werkgevers kunnen het geven van de griepprik organiseren via de arbodienst, door afspraken te maken met de huisarts of een bedrijf in te schakelen, die de griepprik op locatie (de werkvloer) aanbiedt.
Arbocatalogus Primair onderwijs
De Arbocatalogus Primair onderwijs vermeldt dat leerkrachten in aanraking kunnen komen met infectieziekten door hun intensieve contact met kinderen. De catalogus omschrijft vervolgens een aantal oplossingen en aanbevelingen over het voorkomen van een besmetting. Een van de aanbevelingen is om niet-gevaccineerde werknemers in de gelegenheid te stellen om zich alsnog (vrijwillig) te laten vaccineren (zie de Arbocatalogus Primair Onderwijs, onderdeel Personeel en gezondheid). Het MBO en HBO hebben de griepprik opgenomen in de (hernieuwde) arbocatalogus, die ter toetsing voorligt bij de Arbeidsinspectie.
Loon uit dienstbetrekking
De verstrekking/vergoeding van een griepprik vormt een voordeel uit dienstbetrekking, als bedoeld in artikel 10, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964). De werknemer geniet een voordeel. Hij bespaart zich privé-uitgaven en zijn beschikkingsmacht wordt vergroot. Dat bepaalde werknemers onder de doelgroep voor een gratis griepprik vallen, maakt dat niet anders. De werkgever verstrekt het voordeel en is zich daarvan bewust. Tot slot bestaat een voldoende causaal verband tussen het voordeel en de dienstbetrekking.
Gerichte vrijstelling arbovoorzieningen
De vervolgvraag is of de verstrekking/vergoeding van een griepprik valt onder de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdeel h, Wet LB 1964 in samenhang met artikel 8.4a URLB 2011. Uit die artikelen volgt dat de gerichte vrijstelling van toepassing is voor zover een voorziening direct samenhangt met verplichtingen van de werkgever op grond van het bepaalde bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet).
De werkgever heeft daarbij de bewijslast om aannemelijk te maken dat de gerichte vrijstelling van toepassing is.
De kennisgroep beschouwde eerder de vraag wanneer een voorziening direct samenhangt met verplichtingen van de werkgever op grond van de Arbowet (KG:204:2022:34).
Is gerichte vrijstelling van toepassing?
De Arbowet noch nadere regelingen daarbij bevatten een concreet doelvoorschrift over de griepprik.
Het moet gaan om verplichte arbovoorzieningen, dat wil zeggen voorzieningen die direct samenhangen met verplichtingen van de werkgever. Dit zijn voorzieningen:
- ter bestrijding of het voorkomen van veiligheids- of gezondheidsrisico’s die verbonden zijn met de arbeid;
- uitgaande van de stand van de wetenschap, professionele dienstverlening en arbeidshygiënische strategie; en,
- redelijkerwijs (in een specifieke situatie) gevergd kunnen worden van de werkgever.
Geen verplichte arbovoorziening
Het generiek vergoeden/verstrekken van de griepprik kan niet worden aangemerkt als een verplichte arbovoorziening, omdat per werknemer moet worden beoordeeld of de veiligheid en de gezondheid van de werknemer in het geding is en het risico daarop is verbonden met de arbeid van de werknemer.
Nihilwaardering werkplekvoorzieningen
Op grond van artikel 13, derde lid, onderdeel a, Wet LB 1964 in samenhang met artikel 3.7 URLB 2011 worden bepaalde voorzieningen onder voorwaarden op nihil gewaardeerd:
“1. De waarde van de volgende voorzieningen, in redelijkheid, wordt gesteld op nihil, ingeval deze geheel of gedeeltelijk op de werkplek gebruikt of verbruikt worden:
a. voorzieningen waarvan het niet gebruikelijk is deze elders te gebruiken of verbruiken;” (…)
Een werkplekgerelateerde voorziening in de zin van onderdeel a wordt daarom op nihil gewaardeerd onder de volgende voorwaarden, in samenhang bezien:
- de voorziening moet geheel of gedeeltelijk op de werkplek worden gebruikt of verbruikt;
- het aanbieden van de voorziening moet redelijk zijn; en,
- het betreft een voorziening waarvan het niet gebruikelijk is deze elders te gebruiken of verbruiken;
Het verstrekken van een griepprik op de werkplek voldoet aan de eerste voorwaarde. Aangezien de keuze van de werknemers niet leidend is geweest en de redelijkheidstoets niet kan dienen om te treden in het beleid van de werkgever, voldoet het verstrekken van een griepprik ook aan de tweede voorwaarde. Blijft over de vraag of het niet gebruikelijk is een griepprik elders te ‘gebruiken of verbruiken’.
De nihilwaardering kan ook van toepassing zijn op (een onderdeel van) een voorziening met een niet evident zakelijk belang.
Beperkt privévoordeel werknemer
Bij het toetsen van de derde voorwaarde ziet de kennisgroep ruimte voor een soepele benadering als het gaat om voorzieningen met een niet evident zakelijk belang die wel in het belang van het arbeidsproces of het bedrijfsproces zijn en een beperkt privévoordeel voor de werknemer met zich meebrengen. Het is dan niet gebruikelijk dergelijke voorzieningen elders te gebruiken of verbruiken als de werknemer de betreffende voorziening niet kan of mag gebruiken of verbruiken buiten de werkplek. Dat iemand anders een vergelijkbare voorziening ook na werktijd en buiten de werkplek gebruikt of verbruikt is dan niet relevant.
Het krijgen van een griepprik brengt een beperkt privévoordeel met zich mee voor de werknemer. Bovendien is het aannemelijk dat het verstrekken van de griepprik in het belang is van het arbeids- en bedrijfsproces, omdat hiermee het ziekteverzuim wordt beperkt. Het verstrekken van een griepprik op de werkplek voldoet dus ook aan de derde voorwaarde.