Het Besluit fiscale behandeling van aandelenoptierechten in grensoverschrijdende situaties is op 6 december 2024 in de Staatscourant gepubliceerd en bevat beleid over de heffing van loonbelasting en inkomstenbelasting over voordelen uit aan werknemers toegekende aandelenoptierechten in grensoverschrijdende situaties.
Per 1 januari 2023 is door de Wet aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten de fiscale behandeling van aandelenoptierechten gewijzigd. De gevolgen van deze wijziging voor grensoverschrijdende situaties staan in dit besluit nader uitgewerkt.
Wijzigingen
Hieronder staan de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het besluit van 11 februari 2002:
- In alle onderdelen zijn wijzigingen doorgevoerd in verband met de invoering van de Wet aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten.
- Onderdeel 6 (oud) is vervallen in verband met een uitgebreidere toelichting op de toerekening van aandelenoptierechten aan verrichte of te verrichten werkzaamheden in het OESO-commentaar. Die toelichting komt overeen met de Nederlandse zienswijze en is opgenomen in paragraaf 12 van het OESO-commentaar op artikel 15 van het OESO Modelverdrag.
- In onderdeel 9 is een goedkeuring opgenomen op grond waarvan de heffing van loonbelasting achterwege gelaten kan worden als het genoten voordeel niet tot het belastbaar inkomen uit werk en woning voor de Wet inkomstenbelasting 2001 ( Wet IB 2001) behoort.
Met overige redactionele wijzigingen zijn geen inhoudelijke wijzigingen beoogd.
Gevolgen Wet aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten
Door de Wet aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten is het heffingsmoment bij aan werknemers toegekende aandelenoptierechten niet langer het moment van uitoefening van de aandelenoptierechten maar, als dat moment later is gelegen, het moment waarop de betreffende aandelen verhandelbaar worden.
Moment van verhandelbaar worden
Bepalend voor de heffing is niet de waarde in het economische verkeer van de aandelenoptierechten op het moment van uitoefenen, maar de waarde in het economische verkeer op het moment van verhandelbaar worden. Voordelen die tussen het moment van uitoefening van de aandelenoptierechten en het verhandelbaar worden van de aandelen worden genoten worden tot het loon gerekend.
Een werknemer kan echter opteren voor heffing op het moment van uitoefening van de aandelenoptierechten ook al zijn de aandelenoptierechten op dat moment nog niet verhandelbaar. In dat geval worden de na dat moment genoten voordelen uit de aandelen, zoals dividend en een toename van de waarde in het economische verkeer, niet tot het loon gerekend.
Twee perioden
Wanneer het heffingsmoment valt op het later gelegen moment van verhandelbaar worden moet in grensoverschrijdende situaties onderscheid gemaakt worden tussen twee perioden en de daarop van toepassing zijnde bepalingen uit regelingen ter voorkoming van dubbele belasting.
Periode 1 is de periode voorafgaand aan het uitoefenen van de aandelenoptierechten. Voordelen uit deze periode worden in internationaal verband geacht te worden genoten als werknemer en verband te houden met verrichte of te verrichten werkzaamheden.
Het voordeel dat aan deze periode kan worden toegerekend is gelijk aan het genoten voordeel wanneer de uitgeoefende aandelenoptierechten direct verhandelbaar zouden zijn.
Periode 2 betreft de periode tussen het uitoefenen van de aandelenoptierechten en het verhandelbaar worden van de betreffende aandelen. Voordelen uit deze periode worden in internationaal verband in de regel geacht te worden genoten als aandeelhouder en geen verband te houden met verrichte of te verrichten werkzaamheden.
Het voordeel dat aan deze periode kan worden toegerekend omvat de in deze periode genoten voordelen zoals dividend, evenals de waardestijging in het economische verkeer in deze periode.
Loonbelasting verschuldigd
Voordelen uit periode 2 worden niet tot het belastbaar inkomen uit werk en woning voor de Wet IB 2001 gerekend bij niet-inwoners terwijl wel loonbelasting verschuldigd kan zijn. In veel gevallen kan die situatie voorkomen worden door bij de inhouding van loonbelasting rekening te houden met verdragstoepassing. In het geval van dividenduitkeringen en niet-verdragssituaties kan dat echter niet.
Die situatie acht de staatssecretaris van Financiën onwenselijk. Hij keurt daarom op grond van redelijke wetstoepassing het volgende goed.
Goedkeuring
De staatssecretaris keurt onder de volgende voorwaarden goed dat de heffing van loonbelasting over voordelen uit aandelenoptierechten genoten door niet-inwoners achterwege kan blijven.
Voorwaarden
- Deze goedkeuring geldt alleen voor inkomen uit periode 2 zoals bedoeld in dit besluit, dat volgens de uitgangspunten van dit besluit niet tot het belastbaar inkomen uit werk en woning voor de Wet IB 2001 kan worden gerekend.
- De goedkeuring geldt niet voor voordelen uit periode 2 die, bijvoorbeeld omdat ze zien op bij uitoefening van het aandelenoptierecht voorwaardelijk verkregen aandelen, wel geacht worden verband te houden met in Nederland verrichte of te verrichten arbeid.
Dit besluit is op 7 december 2024 in werking getreden en werkt terug tot en met 1 januari 2023.
Fiscale behandeling van aandelenoptierechten in grensoverschrijdende situaties