
Partijen hebben op de mondelinge behandeling al overeenstemming bereikt over de (financiële) afwikkeling van het dienstverband. Met betrekking tot het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzoeken partijen een beslissing van de kantonrechter.
Verzoek om ontbinding
De werkgever verzoekt de arbeidsovereenkomst met de werknemer te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 7:669 lid 1 en lid 3, onderdeel a, BW.
Aan dit verzoek legt de werkgever ten grondslag dat de arbeidsplaats van de werknemer noodzakelijkerwijs is komen te vervallen als gevolg van het wegens bedrijfseconomische omstandigheden treffen van maatregelen voor een doelmatige bedrijfsvoering.
Bedrijfsresultaten verslechterd
De werkgever maakt deel uit van een groep met bedrijven gevestigd in verschillende Europese landen. De branche waarin de werkgever actief is – het ontwikkelen en produceren van rookgasafvoersystemen – heeft te kampen met een sterk dalende verkoop in Europa. De verwachting is dat de bedrijfsresultaten dit jaar verder verslechteren en dat er zelfs verlies zal worden geboekt. Vooralsnog ziet het er niet naar uit dat de markt op termijn zal verbeteren.
Reorganisatie
Er heeft in 2023 al een reorganisatie plaatsgevonden waarbij medewerkers zijn afgevloeid. Kort na deze reorganisatie is gebleken dat de bedrijfsresultaten verder zijn verslechterd en uit kostenefficiëntie is de beslissing genomen om de ICT-werkzaamheden te centraliseren in Duitsland. De enige functie van netwerkbeheerder in Nederland is daardoor komen te vervallen. De werkzaamheden van de werknemer zijn namelijk overgenomen door ICT’ers die vanuit de helpdesk in München worden aangestuurd. Deze ICT’ers verrichten specialistische werkzaamheden die verder reiken dan de functie van netwerkbeheerder.
Herplaatsing niet mogelijk
De fysieke aanwezigheid van een netwerkbeheerder in Nederland is mede daardoor niet meer vereist. De reorganisatie eind 2023 heeft daarnaast ook voor werkvermindering geleid. Aangezien dit de enige functie in Nederland was, is een herplaatsing niet mogelijk. Herplaatsing binnen de de werkgever buiten Nederland is ook niet mogelijk, omdat het internationale ICT-team moet inkrimpen. Herplaatsing binnen een redelijke termijn met behulp van scholing is evenmin mogelijk.
De werknemer heeft erkend dat de bedrijfsresultaten van de werkgever zijn verslechterd. Ook de werknemer ziet gelet op zijn functie geen mogelijkheden meer voor herplaatsing.
De werknemer refereert zich ten aanzien van het verzoek tot ontbinding van de overeenkomst aan het oordeel van de kantonrechter. De werknemer verzoekt de kantonrechter dan ook een beslissing hierover te nemen.
Beslissing kantonrechter
De kantonrechter overweegt als volgt. De werkgever heeft met stukken en haar nadere toelichting op de mondelinge behandeling voldoende gesteld en aannemelijk gemaakt dat sprake is van bedrijfseconomische omstandigheden, die het noodzakelijk maken wijzigingen aan te brengen in de bedrijfsvoering om het voortbestaan van de onderneming te beschermen. Het structureel vervallen van onder andere de arbeidsplaats van de werknemer is hier onderdeel van. Hierdoor worden noodzakelijke kostenbesparingen gemaakt.
Gelet op de functie van de werknemer en het feit dat hij die sinds 1989 uitoefent, is herplaatsing naar een andere functie binnen een redelijke termijn met behulp van scholing niet mogelijk. Bovendien is er geen zicht op dat binnen een redelijke termijn een andere mogelijk passende functie binnen de werkgever vrijkomt.
Redelijke grond voor ontbinding
Gelet op het voorgaande is er sprake van een redelijke grond voor ontbinding als bedoeld in artikel 7:671b lid 1, onderdeel b, BW in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel a, BW. De kantonrechter kan daarom de arbeidsovereenkomst ontbinden, tenzij sprake is van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670 BW of met deze opzegverboden naar aard en strekking vergelijkbare opzegverboden in een ander wettelijk voorschrift (artikel 7:671b lid 2 BW). Hiervan is geen sprake. De kantonrechter zal dan ook overgaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Ontbonden per 1 januari 2025
Tussen partijen staat vast dat sprake is van een opzegtermijn van vier maanden. de werkgever (en ook de werknemer ) verzoekt de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 januari 2025. Met toepassing van artikel 7:671b lid 9, aanhef en onder a BW wordt de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 januari 2025.
Partijen hebben overeenstemming bereikt over de financiële afwikkeling van het dienstverband, waaronder de transitievergoeding, zodat daarover niet meer afzonderlijk beslist hoeft te worden.
Uitspraak Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15 oktober 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:6985