In deze zaak verzoekt de langdurig arbeidsongeschikte werknemer veroordeling van de werkgever tot betaling van een schadevergoeding. De kantonrechter wijst het verzoek toe, omdat de werkgever heeft gehandeld in strijd met de eisen van goed werkgeverschap door niet in te stemmen met een Xella-voorstel van de werknemer tot beëindiging van het slapend dienstverband onder toekenning van een vergoeding die overeenkomt met de wettelijke transitievergoeding berekend tot het moment dat de werkgever de arbeidsovereenkomst had kunnen opzeggen. Hierdoor is sprake van een toerekenbare tekortkoming van de werkgever in de nakoming van de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst. De werknemer heeft hierdoor schade geleden, die gelijk is aan de misgelopen Xella-vergoeding. De werkgever moet deze schade vergoeden.
Compensatie transitievergoeding
De Wet compensatieregeling transitievergoeding voorziet in een compensatieregeling voor werkgevers die na beëindiging van een dienstverband wegens langdurige arbeidsongeschiktheid een transitievergoeding hebben betaald. Daarmee heeft de wetgever beoogd een einde te maken aan het verschijnsel ‘slapende dienstverbanden’.
Xella-vergoeding
Deze wettelijke aanspraak op compensatie heeft meegebracht dat de Hoge Raad in het zogenoemde Xella-arrest heeft bepaald dat de werkgever op grond van goed werkgeverschap moet instemmen met een voorstel van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden onder toekenning van een vergoeding ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding, berekend tot het moment dat de werkgever de arbeidsovereenkomst had kunnen opzeggen (de Xella-vergoeding).
Slapend dienstverband
Als een werknemer twee jaar of langer arbeidsongeschikt is wegens ziekte of gebreken, en herstel binnen 26 weken niet aannemelijk is, kan de werkgever (met toestemming van het UWV) de arbeidsovereenkomst opzeggen. In dit geval staat tussen partijen vast dat de werknemer sinds 23 augustus 2021 arbeidsongeschikt is en dat hij nog steeds geen passende arbeid kan verrichten. Verder staat vast dat de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever is geëindigd op 20 augustus 2023, toen aan de werknemer een WIA-uitkering is toegekend. Sindsdien is sprake van een slapend dienstverband.
Beëindiging arbeidsovereenkomst
Uit de stellingen van partijen en de stukken blijkt dat een beëindiging van de arbeidsovereenkomst eind augustus 2023 onderwerp van gesprek tussen hen is geweest. De werkgever schrijft daarover in het verweerschrift dat hij toen meermaals heeft voorgesteld om de arbeidsovereenkomst ‘in der minne te ontbinden’, maar dat de werknemer hiervan zelf heeft afgezien, zodat volgens de werkgever geen sprake is van slecht werkgeverschap. Daarbij verwijst de werkgever naar een e-mail van de partner van de werknemer van 29 augustus 2023. Naar aanleiding van dit verweer van de werkgever is op de zitting namens de werknemer gesteld dat de werkgever erop aandrong dat de werknemer zelf ontslag nam, zonder dat daarbij de transitievergoeding is aangeboden.
De werkgever is niet op de zitting verschenen, terwijl hij wel behoorlijk is opgeroepen. Daardoor heeft de werkgever de kans om te reageren op de nadere stellingen van de werknemer aan zich voorbij laten gaan en daartegen dus ook geen bezwaren aangevoerd.
Geen ontslag
De kantonrechter constateert dat de lezing die de werknemer geeft van de gang van zaken strookt met de e-mail van 29 augustus 2023. Daarin schrijft de partner van de werknemer namelijk aan de werkgever:
“We hebben besloten dat de werknemer geen ontslag gaat nemen” en dat het re-integratiebureau heeft “aangegeven dat de werknemer recht heeft op een Transitievergoeding”, met het verzoek aan de werkgever daarover meer informatie te verstrekken. In reactie daarop schrijft de werkgever op 30 augustus 2023 dat er geen minnelijk ontslag zal komen en dat alles via het UWV zal lopen, waarbij de werkgever met geen woord rept over de transitievergoeding.
De werkgever heeft vervolgens de arbeidsovereenkomst van de langdurig arbeidsongeschikte de werknemer niet opgezegd en uit niets blijkt dat de werknemer door de werkgever is gewezen op zijn rechten voor de transitievergoeding.
Vaststellingsovereenkomst
Vast staat dat de werknemer vervolgens op 13 mei 2024 een voorstel heeft gedaan tot beëindiging van zijn slapend dienstverband met wederzijds goedvinden, onder toekenning van een vergoeding ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. Daarbij is de werkgever erop gewezen dat hij deze aan de werknemer te betalen transitievergoeding door de overheid vergoed kan krijgen.
Op 30 mei 2024 heeft de werkgever aan de gemachtigde van de werknemer meegedeeld dat een vaststellingsovereenkomst kan worden opgesteld en dat, indien deze akkoord wordt bevonden, tot uitbetaling zal worden overgegaan.
Vervolgens heeft de gemachtigde van de werknemer op 3 juni 2024 een vaststellingsovereenkomst aan de werkgever gestuurd. De daarin opgenomen Xella-vergoeding is berekend op € 6.967,64 bruto, waarbij 20 augustus 2023 als datum uit dienst is gehanteerd. Vervolgens is niets meer van de werkgever vernomen, tot het verweerschrift in deze procedure.
Toerekenbare tekortkoming
Gelet op het voorgaande concludeert de kantonrechter dat de werkgever heeft gehandeld in strijd met de eisen van goed werkgeverschap door niet in te stemmen met het redelijke voorstel van de werknemer. Er is sprake van een toerekenbare tekortkoming van de werkgever in de nakoming van de verplichtingen die voor haar voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst. Door deze tekortkoming heeft de werknemer schade geleden, die de werkgever moet vergoeden.
Met de werknemer is de kantonrechter van oordeel dat deze schade gelijk is aan de door hem misgelopen Xella-vergoeding, die door de werknemer is berekend op € 6.967,64 bruto. Deze berekening heeft de werkgever niet betwist, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid daarvan.
Geen verrekening
Het beroep van de werkgever op verrekening van de aan de werknemer te betalen vergoeding met teveel betaald salaris wordt gepasseerd. In het verweerschrift heeft de werkgever niet uitgelegd waarom tijdens de ziekte van de werknemer teveel loon betaald zou zijn en is niet gesteld welk bedrag verrekend zou moeten worden. Dit had wel van de werkgever mogen worden verwacht. De werkgever verwijst slechts naar een overzicht dat haar boekhouder zou hebben opgesteld.
Uit dit overzicht blijkt op geen enkele manier dat het door een boekhouder is opgesteld. Ook is niet vermeld of de in het overzicht genoemde bedragen netto of bruto zijn. Daarmee heeft de werkgever onvoldoende gesteld voor een geslaagd beroep op verrekening en haar verweer onvoldoende onderbouwd.
Gevorderde schadevergoeding toegewezen
Tot slot voert de werkgever aan dat hij vanwege economische tegenspoed niet in staat is de gevraagde vergoeding aan de werknemer te betalen. Een slechte financiële situatie staat er echter niet aan in de weg dat de werkgever had moeten instemmen met het voorstel van de werknemer. De werkgever had immers aanspraak kunnen maken op compensatie van een betaalde Xella-vergoeding. Ook had de werkgever zich kunnen beroepen op de wettelijke mogelijkheid tot betaling in termijnen van de transitievergoeding. De werkgever heeft dit niet gedaan en dat komt voor zijn rekening en risico.
De conclusie is dat de door de werknemer gevorderde schadevergoeding van € 6.967,64 bruto wordt toegewezen. Ook de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 augustus 2023, waartegen de werkgever geen zelfstandig verweer heeft gevoerd, is toewijsbaar zoals verzocht.
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 1 oktober 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:10083