De werknemer verzoekt tot betaling van de achterstallige transitievergoeding ad € 2.572,12 bruto. Het verzoekschrift is ingediend op 30 mei 2024, terwijl de laatste dag van het dienstverband van de de werknemer met de werkgever 29 februari 2024 was. In dat kader heeft de werkgever een beroep gedaan op de vervaltermijn van artikel 7:686a aanhef en onder b BW. De kantonrechter volgt de werkgever in het beroep op de vervaltermijn. Gelet op het feit dat de laatste dag van de arbeidsovereenkomst van de werknemer 29 februari 2024 was, was de laatste dag waarop zij haar verzoek in verband met de transitievergoeding kon indienen 29 mei 2024 om 23:59 uur.
Het verzoekschrift is echter pas op 30 mei 2024 om 16:46 uur bij de griffie binnengekomen. Dat is buiten de vervaltermijn. Daarom verklaart de kantonrechter de werknemer niet ontvankelijk ten aanzien van haar verzoek tot betaling van een deel van de transitievergoeding.
Compensatie gewerkte feestdagen
De werknemer verzoekt daarnaast om nabetaling van een bedrag van € 3.119,60 bruto als tegenwaarde van 40 uren, oftewel vijf werkdagen. Deze dagen betreffen vijf nationale feestdagen in 2021, die de de werknemer zou hebben gewerkt en die zij gecompenseerd zou krijgen, maar welke dagen zij als gevolg van haar arbeidsongeschiktheid vanaf 30 juli 2021 niet meer heeft kunnen opnemen.
De werkgever zet daartegenover dat de werknemer de gewerkte feestdagen niet op de daarvoor voorgeschreven wijze in het systeem heeft geregistreerd, waardoor zij hoe dan ook geen recht heeft op compensatie van de gewerkte feestdagen, en dat de werknemer ook geenszins in voldoende mate heeft onderbouwd dat zij de betreffende feestdagen volledig heeft gewerkt.
Met de werkgever is de kantonrechter van oordeel dat ook op nationale feestdagen van de werknemers op managementniveau verwacht mag worden dat zij tot op zeker hoogte werkzaamheden verrichten, mits dat niet uitmondt in volle dagen werken. Daarop is ook het salarisniveau en, zoals in dit geval de deelname aan het Aandelenoptieplan, op afgestemd.
Volgens de kantonrechter heeft de werknemer onvoldoende onderbouwd dat de e-mails, die zij heeft overgelegd, ertoe hebben geleid dat zij op alle betreffende vijf nationale feestdagen volle dagen heeft gewerkt. Haar verzoek tot uitbetaling van de betreffende verlofuren wijst de kantonrechter daarom af. Of deze dagen al dan niet op de juiste wijze in het systeem zijn geregisterd behoeft daarom geen verdere beoordeling.
Aantal aandelenopties en afgifte daarvan
De werknemer stelt dat zij recht heeft op 473,6 aandelenopties, terwijl de werkgever slechts bereid is haar 435 aandelenopties toe te kennen. Partijen verschillen dus van mening over 38,6 aandelenopties.
Dit verschil vloeit voort uit het feit dat de werkgever zich op het standpunt stelt dat geen recht op aandelenopties ontstaat indien een de werknemer niet in functie is. Daarbij beroept zij zich op de tekst van het Aandelenoptieplan, waarin in artikel 3.1.3 staat:
(….) for the remaining 83.3%, the Options will vest starting on the One Year Cliff Date on a monthly basis, effective as per the last day of each month (each such date a ” Relevant Vesting Date ”), for a period of 60 months, resulting in a vesting of 1,388% of the total Options per month, provided that the Optionee is still in function as an Employee of the Group on the Personal Vesting Date, (….)
Hierbij stelt de werkgever zich op het standpunt dat tijdens haar arbeidsongeschiktheid de werknemer niet meer in functie was en daarom niet langer gerechtigd tot de aanwas van aandelenopties.
Ook tijdens arbeidsongeschiktheid in functie
De kantonrechter volgt de werkgever niet in haar zienswijze. Ook tijdens haar arbeidsongeschiktheid was de werknemer in functie, zij het dat zij door haar arbeidsongeschiktheid haar functie niet kon uitoefenen. Net als een de werknemer tijdens arbeidsongeschiktheid recht heeft op doorbetaling van (een deel van) het salaris, heeft deze ook recht op doorbetaling van andere emolumenten, zoals vakantietoeslag, of, zoals in dit geval, de aanwas van aandelenopties.
Als het de bedoeling was van de werkgever om tijdens arbeidsongeschiktheid de aanwas van aandelenopties te onderbreken, had de werkgever dat duidelijker in het Aandelenoptieplan moeten verwoorden. De door de werknemer op dit punt verzochte verklaring voor recht zal dus worden toegewezen.
Recht op verstrekking 437,6 certificaten
Uit het voorgaande vloeit voort dat de werknemer recht heeft op verstrekking van 473,6 certificaten van aandelen en de werkgever zal worden veroordeeld tot verstrekking van een dergelijk aantal certificaten van aandelen. De kantonrechter zal daarbij echter niet bepalen dat de certificaten van aandelen moeten worden verstrekt op basis van hetgeen partijen daarover eerder zijn overeengekomen, zoals hierna aan de orde zal komen.
Ook verbindt de kantonrechter aan de verstrekking van de certificaten geen dwangsom, omdat de werkgever vooralsnog niet de indruk heeft gewekt zich niet aan een rechterlijke beslissing te zullen houden. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat de werkgever na deze beschikking de certificaten van aandelen aan de werknemer zal verstrekken en dat de werknemer geen nieuwe belemmeringen daartegen zal opwerpen.
Wijziging aandelenoptieplan
Aan de te verstrekken certificaten van aandelen zijn bepaalde voorwaarden verbonden, zoals de Administratievoorwaarden. Deze Administratievoorwaarden kennen een wijzigingsbeding, dat erop neerkomt dat het bestuur van de Trust Office Foundation (de Stichting Administratiekantoor) de voorwaarden eenzijdig kan wijzigen.
Zolang de grenzen van de goede trouw niet worden overschreden, kunnen de Administratievoorwaarden worden gewijzigd. Uit hetgeen de werkgever in het verweerschrift heeft gesteld zijn de Administratievoorwaarden sinds de datum waarop de werkgever en de werknemer de versterking van certificaten van aandelen zijn overeengekomen intussen ook al gewijzigd. Daardoor kunnen de certificaten van aandelen niet meer worden verstrekt op basis van een vorige versie van de voorwaarden, althans zou verstrekking op die voorwaarden illusoir zijn, omdat meteen de nieuwe versie van toepassing zou worden.
De werkgever heeft gesteld dat de nu geldende Administratievoorwaarden 2024 niet relevant verschillen van eerdere versies. Dit is door de werknemer niet gemotiveerd bestreden. Alleen daarom heeft de werknemer geen materieel belang bij verstrekking van de certificaten van aandelen op de voet van een eerdere versie van de voorwaarden. Voor zover de werknemer dat verzocht heeft, wordt haar verzoek daartoe afgewezen en kan de werkgever de betreffende certificaten verstrekken op basis van de geldende Administratievoorwaarden.
Uit het voorgaande vloeit ook voort dat het verzoek van de werknemer dat mogelijke toekomstige wijzigingen van de voorwaarden niet van toepassing zijn op de werknemer worden afgewezen. De werkgever moet de gelegenheid hebben de voorwaarden aan te passen aan mogelijke wijzigingen in regelgeving of anderszins. Indien de werknemer van mening zou zijn dat zij door een wijziging onevenredig benadeeld is of wordt, heeft zij de gelegenheid dat achteraf te laten toetsen.
Correspondentie van de Belastingdienst
Het verzoek van de werknemer om inzage te krijgen in correspondentie van de Belastingdienst aan de werkgever betreffende de waardebepaling van de aandelenopties en de belastingheffing bij uitoefening van de opties wordt afgewezen, omdat daar geen wettelijke grondslag voor bestaat. Bovendien geldt dat aan de uitoefening van aandelenopties bepaalde fiscale consequenties verbonden zijn, die voortvloeien uit de belasting wet- en regelgeving in brede zin.
De Belastingdienst kenmerkt zich doordat deze de wet- en regelgeving voor alle belastingplichtigen in gelijke gevallen gelijk moet toepassen. Daarbij komt dat het de werknemer is die te zijner tijd met de Belastingdienst zal moeten afrekenen ten aanzien van de uitoefening van haar aandelenopties. Daardoor is het nu aan de werknemer om op basis van de beschikbare bronnen een inschatting te maken van haar belastingverplichtingen en daarop haar beslissing te baseren om al dan niet deel te nemen aan het aandelenoptieplan van de werkgever.
Overigens is van de kant van de werkgever aannemelijk gemaakt dat hij van de Belastingdienst nog geen eenduidige reactie heeft ontvangen over de wijze van belastingheffing over de aandelenopties. Het zou de werkgever uiteraard sieren, als zij alle belanghebbende, inclusief de werknemer, informeert zodra de Belastingdienst een zeker standpunt daarover heeft ingenomen. Een juridisch afdwingbare verplichting is dat echter niet.
Beslissing
De kantonrechter:
- verklaart de werknemer niet ontvankelijk wat betreft haar verzoek tot nabetaling van een deel van de achterstallige transitievergoeding;
- verklaart dat de werknemer recht heeft op 473,6 vested en exercised aandelenopties en veroordeelt de werkgever tot afgifte van 473,6 certificaten van aandelen (en bijbehorende akte) aan de werknemer die alle in overeenstemming zijn met de geldende aandelenoptieplannen, trust conditions en het model van de akte als genoemd in de aandelenoptieplannen, binnen een week na de datum van deze beschikking;
- veroordeelt de werkgever tot betaling van buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 3.071,98;
- verdeelt de proceskosten zodanig tussen partijen dat elke partij de eigen proceskosten draagt.
Uitspraak Rechtbank Den Haag, 17 september 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:14827