De werknemer heeft bij de werkgever gewerkt op basis van een arbeidsovereenkomst. Volgens hem heeft de werkgever hem niet aangemeld bij de Belastingdienst, waardoor hij niet ook niet bekend is bij andere instanties die afhankelijk zijn van informatie van de Belastingdienst, waaronder het UWV.
Geen aanspraak op werknemersverzekeringen
De werknemer stelt dat hij door het niet aanmelden bij de Belastingdienst geen sociaal vangnet heeft, zoals de aanspraak op werknemersverzekeringen. Ook heeft de werkgever volgens hem sinds juni 2023 geen loonstroken meer afgegeven en ook geen jaaropgave over 2023. De werknemer eist daarom dat de werkgever wordt veroordeeld om hem aan te melden bij de Belastingdienst, althans loonaangiftes te doen over de periode waarin de werknemer heeft gewerkt, en alsnog de genoemde loonstroken en jaaropgave af te geven, op straffe van een dwangsom.
Nooit eerder benaderd of aangemaand
De werkgever heeft aangevoerd dat de werknemer pas vanaf november 2023 voor de werkgever heeft gewerkt, tot en met week 17 van 2024. De werkgever erkent dat hij de werknemer inderdaad niet heeft aangemeld bij de Belastingdienst. Het bedrijf heeft aangegeven dat hij hiervan niet op de hoogte was. Volgens het de werkgever heeft de werknemer het bedrijf hierover voorafgaand aan de dagvaarding ook nooit eerder benaderd of aangemaand. Daarnaast erkent de werkgever dat hij over de periode vanaf november 2023 tot en met week 17 van 2024 geen loonspecificaties aan de werknemer heeft verstrekt en ook geen jaaropgave over 2023.
De kantonrechter wijst de eisen van de werknemer toe, maar slechts voor wat betreft de periode van november 2023 tot en met week 17 van 2024.
Verplichting werkgever
Vooropgesteld wordt dat op een werkgever de verplichting rust werknemers na indiensttreding aan te melden bij de Belastingdienst, zodat loonaangifte kan worden gedaan over de gewerkte periodes en de werknemers aanspraak kunnen maken op (onder andere) werknemersverzekeringen. Dat de werkgever zegt aanvankelijk niet van die verplichting op de hoogte te zijn geweest, maakt dat niet anders.
Het voorgaande geldt ook voor de stelling dat de werknemer de werkgever niet zou hebben aangemaand over te gaan tot aanmelding bij de Belastingdienst. Het gaat hier immers om een zelfstandige verplichting van het bedrijf als werkgever, waaraan gij ook zonder daartoe door de werknemer te zijn aangespoord moet voldoen.
Spoedeisend belang
De werkgever heeft erkend dat hij de werknemer niet bij de Belastingdienst heeft aangemeld. De werknemer heeft onweersproken gesteld dat hij daardoor geen sociaal vangnet en zich niet kan wenden tot het UWV. Daarmee is voldoende gebleken dat er sprake is van een spoedeisend belang van de werknemer bij zijn eisen in deze procedure.
Aanmelding bij Belastingdienst vanaf november 2023
Ter zitting is gebleken dat partijen het eens zijn over het feit dat de werknemer in elk geval vanaf november 2023 tot en met week 17 van 2024 bij de werkgever in dienst was en voor de werkgever heeft gewerkt. Dat betekent dat de eis tot aanmelding van de werknemer bij de Belastingdienst in ieder geval kan worden toegewezen voor wat betreft de periode vanaf november 2023 tot en met week 17 van 2024.
De werknemer heeft gesteld dat hij al vanaf juni 2024 bij de werkgever in dienst was en werkzaamheden heeft verricht, maar dat is door de werkgever betwist. Er is geen schriftelijke arbeidsovereenkomst gesloten.
Eerst gewerkt voor eenmanszaak
De werkgever voert aan dat de werknemer aanvankelijk werkzaamheden heeft verricht voor de eenmanszaak. De ter zitting door de werknemer getoonde loonbetaling van juni 2023 staat niet op naam van het bedrijf, maar op naam van de eenmanszaak.
De kantonrechter kan op basis van de stellingen van partijen en de overgelegde stukken niet vaststellen of de werknemer in de periode van juni 2023 tot november 2023 bij de werkgever in dienst was. Daarvoor is nadere bewijslevering noodzakelijk. Daarvoor leent dit kort geding zich echter niet. Dit betekent dat in deze procedure onvoldoende aannemelijk is geworden dat de werknemer ook in de periode van juni 2023 tot november 2023 al in dienst was bij de werkgever. De eisen van de werknemer kunnen dan ook – voor zover die zien op laatstgenoemde periode – niet worden toegewezen.
Loonspecificaties verstrekken
De werkgever heeft daarnaast erkend dat hij geen loonspecificaties en een jaaropgave over 2023 aan de werknemer heeft verstrekt, ondanks dat hij daartoe wel verplicht was. Ook dat deel van de eis van de werknemer wordt daarom toegewezen. Gelet op hetgeen hiervoor al is geoordeeld, wordt de werkgever veroordeeld de loonspecificaties over de periode vanaf november 2023 tot en met week 17 van 2024 en de jaaropgave over 2023 aan de werknemer te verstrekken.
Dwangsommen
De door de werknemer aan zijn eisen gekoppelde dwangsom wordt ook toegewezen. In dat verband heeft de werknemer ter zitting te kennen gegeven dat hij er mee akkoord kan gaan dat de werkgever de dwangsommen pas na afloop van een termijn van 14 dagen na betekening van dit vonnis verschuldigd zal zijn, indien hij nalaat aan de veroordelingen te voldoen.
Proceskosten
De werknemer heeft ter zitting aangegeven geen aanspraak te maken op een vergoeding van de proceskosten. Om die reden worden de proceskosten gecompenseerd. Dit betekent dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.
Beslissing
De kantonrechter veroordeelt de werkgever om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis:
- op een deugdelijke manier aan te melden bij de Belastingdienst, althans loonaangiftes te doen over de periode waarin de werknemer vanaf november 2023 tot en met week 17 van 2024 heeft gewerkt, en veroordeelt de werkgever om een dwangsom te betalen van € 250 per dag dat hij dit nalaat, met een maximum van € 5.000;
- deugdelijke loonspecificaties over de periode vanaf november 2023 tot en met week 17 van 2024 en de jaaropgave over 2023 af te geven aan de werknemer, en veroordeelt de werkgever om een dwangsom te betalen van € 250 per dag dat hij dit nalaat, met een maximum van € 5.000.
De kantonrechter bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 5 september 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:8782