
Als een onderneming voor het eerst een werknemer in dienst neemt, moet deze zich als werkgever bij de Belastingdienst aanmelden met het formulier Melding Loonheffingen Aanmelding Werkgever.
Na de aanmelding als werkgever bij de Belastingdienst krijgt de onderneming binnen 6 weken:
- een brief met het loonheffingennummer;
- een ‘Aangiftebrief loonheffingen. In de aangiftebrief staat over welke tijdvakken de werkgever aangifte moet doen;
- als de onderneming voor de werknemer premies werknemersverzekeringen moet gaan betalen: een brief waarin staat bij welke sector de onderneming is aangesloten, en een brief met het percentage voor de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas.
Als de onderneming al is aangemeld als werkgever maar nog geen premies werknemersverzekeringen betaalt en dan een werknemer aanneemt waarvoor zij deze premies wél gaat betalen, meld je dat met het formulier Melding Loonheffingen Premies werknemersverzekeringen betalen.
Bij de rechtbank Rotterdam speelde een zaak waarin de man in kwestie niet was aangemeld bij de Belastingdienst en hij vorderde dat dit wel moest gebeuren omdat hij in dienst is bij de betreffende onderneming. Ook eiste hij dat de onderneming loonstroken afgeeft.
Wat speelt er in deze zaak?
De man stelt dat hij bij de onderneming werkt op basis van een arbeidsovereenkomst. Volgens hem heeft de onderneming hem niet aangemeld bij de Belastingdienst, waardoor hij geen sociaal vangnet heeft, zoals de aanspraak op werknemersverzekeringen. Ook heeft de onderneming volgens hem sinds augustus 2023 geen loonstroken meer afgegeven. Hij eist daarom dat de onderneming wordt veroordeeld om hem aan te melden bij de Belastingdienst en alsnog loonstroken af te geven, op straf van een dwangsom.
De kantonrechter bepaalt dat de onderneming de man binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis zich moet aanmelden bij de Belastingdienst en de loonstroken moet afgeven. Als de onderneming dit nalaat moet zij een dwangsom betalen van € 250 per dag dat zij dit nalaat, met een maximum van € 5.000.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 8 maart 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:1903