De Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (wet Vbvv) is op 1 januari 2021 in werking getreden. Volgens de evaluatiebepaling wordt de wet na vijf jaar geëvalueerd. Aangezien met de wet belangrijke wijzigingen zijn doorgevoerd in het proces rond beslaglegging en bij de berekening en toepassing van de beslagvrije voet, is ervoor gekozen om al eerder een tussentijdse evaluatie uit te laten voeren. De tussentijdse evaluatie moet inzicht bieden in de werking van de wet in de praktijk om eventuele knelpunten in kaart te brengen en zo nodig bij te sturen.
Beslagvrije voet werd vaak te laag vastgesteld
Aanleiding van de wet Vbvv was dat de beslagvrije voet voorheen in veel gevallen te laag werd vastgesteld. Vaak kwam dat doordat belangrijke informatie ontbrak die door beslagenen zelf had moeten worden aangeleverd. Als beslagenen informatie aanleverden was dit doorgaans te weinig of onjuist waardoor de beslagvrije voet niet correct kon worden bepaald.
De procedures werden daarnaast gezien als complex en er ontstonden problemen bij samenloop van beslagen, bijvoorbeeld doordat er geregeld beslag werd gelegd op meerdere inkomstenbronnen tegelijk, er gebrek was aan overzicht over beslagen en doordat de beslagene te maken kon krijgen met verschillende beslagvrije voeten berekend door verschillende beslagleggende partijen.
Beslagvrije voet nu vaker correct vastgesteld
Hoewel een definitieve conclusie nog niet mogelijk is, is het beeld na de tussentijdse evaluatie dat voor meer mensen die te maken krijgen met beslag, de beslagvrije voet sinds 2021 correct wordt vastgesteld.
Beslag op één inkomstenbron
Door afspraken over de beslagvolgorde, sinds de invoering van de wet Vbvv, wordt er zoveel mogelijk op één inkomstenbron beslag gelegd waardoor de beslagvrije voet beter wordt geborgd. Bij samenloop van meerdere beslagen is de coördinatie tussen beslagleggende partijen sterk verbeterd door de introductie van de beslagvolgorde en de rol van coördinerend deurwaarder maar kent de uitvoeringspraktijk nog beperkingen.
Eenvoudiger
In vergelijking met de oude systematiek, onder de wet- en regelgeving van voor 1 januari 2021, wordt de beslagvrije voet zo veel mogelijk geautomatiseerd berekend. Hierdoor hangt er minder af van de gegevens die mensen zelf moeten aanleveren, waardoor het berekeningsproces eenvoudiger is voor mensen die met beslag te maken krijgen. Ook voor de uitvoering zijn de werkprocessen op een aantal punten eenvoudiger geworden.
Complexiteit rekenregels
De keerzijde van de systematiek van de nieuwe wet is dat de complexiteit van de berekening is toegenomen waardoor de rekenregels moeilijker zijn uit te leggen en de berekening en de uitkomsten minder makkelijk kunnen worden gecontroleerd. Eerder is dit ook al vastgesteld in het onderzoek van KPMG over de ervaren complexiteit van de rekenregels.
De onderzoekers zien de complexiteit van de rekenregels achter de berekening van de beslagvrije voet op zichzelf niet als problematisch. Ook zien zij geen directe mogelijkheden om de complexiteit te verminderen zonder dat dit ten koste gaat van de uitlegbaarheid voor mensen met beslag en de uitvoering.
Betere informatievoorziening
Met name in de informatievoorziening aan de beslagene is ruimte voor verbetering. De tussentijdse evaluatie signaleert de noodzaak van verduidelijking maar komt niet tot concrete aanbevelingen. Daarom zal er een, zoveel mogelijk representatief, gebruikersonderzoek plaatsvinden om scherp te krijgen hoe de eenvoud en duidelijkheid van de modelmededeling, begeleidende brief en toelichting op de website waar mensen de beslagvrije voet ter controle kunnen laten narekenen, worden verbeterd.
In dit onderzoek wordt ook gekeken naar andere knelpunten die mensen kunnen ervaren rondom het vaststellen en toepassen van de beslagvrije voet, zoals bij het aanvragen van een herberekening. Verder wordt de suggestie verkend of betere ondersteuning mogelijk is door de samenwerking met en de informatievoorziening aan hulpverleners en andere professionals te versterken.
Grofmazigheid in berekening
De vereenvoudiging van de beslagvrije voet leidt tot een zekere grofmazigheid in de berekening van de beslagvrije voet. Zo zijn de rekenregels ingericht op basis van vastgestelde normwaarden waarop op verzoek van mensen met beslag correcties kunnen worden toegepast, bijvoorbeeld bij hoge woonkosten of als er geen recht op huurtoeslag is. In de meeste gevallen werkt dit goed uit doordat de beslagvrije voet automatisch kan worden berekend zonder aanvullende informatie.
Aangepaste berekening nodig
Wanneer omstandigheden afwijken van de normwaarden is een aangepaste berekening nodig. Bij de aangepaste berekening vraagt de beslagleggende partij aanvullende informatie op aan de beslagene. Het komt voor dat de informatie die nodig is voor correcties niet altijd door de beslagene aangeleverd wordt waardoor de beslagvrije voet niet goed kan worden vastgesteld.
Door de nieuwe werkwijze is de impact echter minder groot dan in de voorgaande situatie, omdat er bij het ontbreken van persoonsspecifieke informatie met aannames wordt gewerkt. In de uiteindelijke wetsevaluatie in 2026 zal, waar mogelijk, casusonderzoek worden gedaan om vast te stellen hoe vaak dit in de praktijk nodig is.
Structurele inkomensveranderingen
Bij langer lopende beslagen schrijft de wet Vbvv voor dat er elke 12 maanden een herberekening moet plaatsvinden om met inkomensveranderingen rekening te houden. Inkomensveranderingen kunnen zich uiteraard gedurende het hele jaar voordoen waardoor vanaf dat moment tot aan het moment van de herberekening de beslagvrije voet niet aansluit bij het actuele inkomen.
Naar aanleiding van de motie Kat en Van Kent zijn afspraken in de keten voor derdenbeslag en met maatschappelijke stakeholders gemaakt om bij structurele inkomensveranderingen, zoals bij de indexatie van het minimumloon en gekoppelde uitkeringen, een vervroegde herberekening mogelijk te maken en die mogelijkheid actief onder de aandacht te brengen bij betrokkenen. De afspraak in de keten houdt in dat zij zich gezamenlijk inspannen voor adequate informatievoorziening en het bieden van ondersteuning dicht bij mensen te brengen die te maken krijgen met beslag.
Rekening houdend met de uitvoerbaarheid zien de onderzoekers op dit moment geen mogelijkheden voor een meer automatische aanpassing van de beslagvrije voet bij inkomensveranderingen.
Fluctuerende inkomens
Bij de berekening van de beslagvrije voet kan op dit moment onvoldoende rekening worden gehouden met fluctuerende inkomensveranderingen. De beslagvrije voet kan uitsluitend worden berekend op basis van eerder maandelijks inkomen waarbij beperkt kan worden ingespeeld op fluctuaties. Voor mensen waarvan het inkomen fluctueert, bijvoorbeeld omdat ze tijdelijk uit een uitkering naar werk stromen of op basis van flexibele contracten werken, wordt gekeken naar het gemiddeld inkomen over een bepaalde periode voorafgaand aan het beslag. Dit kan ertoe leiden dat de gehanteerde beslagvrije voet niet goed past bij het inkomen dat zij ten tijde van het beslag hebben.
Er wordt samen met ketenpartijen in beeld gebracht of en welke structurele maatregelen mogelijk zijn om beter op fluctuerende inkomens in te spelen.
Kosten kinderopvang niet meegenomen
Bij de invoering van de wet Vbvv is de kinderopvangtoeslag, als enige toeslag, niet meegenomen als onderdeel van de compensatiekop in de rekenregels van de beslagvrije voet. De belangrijkste reden om de kosten van kinderopvang niet mee te nemen was destijds dat dit ook geen onderdeel was in het systeem van vóór 2021.
Het verdiepend onderzoek laat zien dat na toepassing van de beslagvrije voet met name voor de midden- en hoge inkomens de kosten voor kinderopvang kunnen leiden tot grote tekorten tussen het beschikbaar inkomen en de uitgaven. Het mogelijke gevolg hiervan is dat ouders stoppen met hun werk, omdat zij de daarvoor benodigde kinderopvang niet meer kunnen betalen. Deze uitkomsten zijn aanleiding om de keuze om geen rekening te houden met kosten van kinderopvang bij de berekening van de beslagvrije voet te heroverwegen. Beleidsopties worden uitgewerkt met voor- en nadelen van manieren om hier alsnog rekening mee te kunnen houden.
Balans belangen beslagene en schuldeiser
De beslagvrije voet moet borgen dat schulden worden afgelost waarbij er rekening mee wordt gehouden dat mensen die met beslag te maken krijgen voldoende overhouden om van rond te komen. Dit betekent dat bij ieder inkomen, ongeacht de hoogte, sprake is van aflossing van schulden, ook al gaat het hier bij de laagste inkomens slechts om een klein bedrag per maand waarmee wordt afgelost. De tussentijdse evaluatie komt niet tot een definitieve conclusie over de vraag of de wet erin slaagt om zowel de belangen van de beslagene als de schuldeiser voldoende te borgen.
Ook volgt er geen conclusie uit het onderzoek of de 5%-regeling op een verantwoorde wijze uitpakt. Volgens de onderzoekers is er nog te weinig bekend over de groep op wie de 5%-regeling van toepassing is, welke aflossing uit deze groep voortkomt en wat de (neven)effecten van de regeling zijn (op beslagene en schuldeiser).
Om op basis van de wetsevaluatie van 2026 tot een volledig afgewogen oordeel te kunnen komen over de mate waarin de beslagvrije voet toereikend is en of hierin voldoende evenwicht is gevonden tussen beslagene en schuldeiser, adviseren de onderzoekers om nader onderzoek te doen naar de effecten van de 5%-regeling. Aanvullend suggereren de onderzoekers om over het evenwicht tussen beslagene en schuldeiser in gesprek te blijven met de partners in de keten voor derdenbeslag.
Coördinerend deurwaarder
Met de inwerkingtreding van de wet Vbvv is de rol van coördinerend deurwaarder geïntroduceerd. In de tussentijdse evaluatie van de wet wordt geconcludeerd dat de rol van coördinerend deurwaarder de coördinatie bij samenloop van beslagen sterk heeft verbeterd. Verdere verbetering van een correcte uitvoering van de regeling van de beslagvrije voet is mogelijk door gegevensuitwisseling tussen beslagleggende partijen over beslagen op verschillende inkomstenbronnen te verbeteren. Hiervoor is het wetsvoorstel Stroomlijning keten voor derdenbeslag in voorbereiding. De verwachting is dat de Tweede Kamer hierover aan het begin van 2025 wordt geïnformeerd. Ook de aanbeveling om de keten te ondersteunen bij een uniforme invulling van de rol van coördinerend deurwaarder wordt opgepakt.
Kamerbrief beleidsreactie tussentijdse evaluatie en verdiepend onderzoek wet Vbvv