
De werkgever is een adviesorganisatie in gezondheid die gecertificeerd is voor het Certificatieschema Arbodiensten. Er zijn ongeveer 60 werknemers bij de werkgever in dienst.
Laatstelijk was de werknemer werkzaam in de functie van ‘Bedrijfsarts’ tegen een bruto maandsalaris van € 6.571,50.
De werknemer heeft van 9 mei 2016 tot 9 mei 2020 de vierjarige opleiding tot geregistreerd bedrijfsarts/verzekeringsarts gevolgd. Voor deze specialistenopleiding hebben partijen op 6 mei 2016 een studieovereenkomst gesloten (hierna ook: het studiekostenbeding).
Op 30 juni 2020 heeft de werknemer zijn arbeidsovereenkomst opgezegd. De arbeidsovereenkomst is per 1 september 2020 geëindigd.
Voorafgaand aan het eindgesprek op 10 juli 2020 heeft de werkgever de opzegging van de werknemer bevestigd bij e-mail/brief van 10 juli 2020, tezamen met een gespecificeerde factuur voor de in de visie van de werkgever door de werknemer terug te betalen studiekosten van in totaal € 93.111,62.
Studiekosten terugbetalen?
In deze zaak gaat het over de vraag welke studiekosten door de werknemer aan de werkgever moeten worden terugbetaald.
De werkgever stelt dat de werknemer niet alleen de directe kosten van de opleiding (waaronder begrepen cursusgelden, boekengeld, lesgelden, examengeld en reiskosten van de werknemer) moet terugbetalen, maar ook de (voorgeschoten) loonkosten van de werknemer. De werknemer is het daar niet mee eens en stelt primair dat het studiekostenbeding nietig is en subsidiair dat hij slechts voor de directe studiekosten van € 34.500 kan worden aangesproken.
Vordering werkgever
In deze procedure vordert de werkgever:
- een verklaring voor recht dat de werknemer gehouden is uit hoofde van de studieovereenkomst de studiekosten van € 34.500, loonkosten opleidingsdagen van € 47.418,27 bruto en loonkosten opleidingsgesprekken en praktijkopleiding van € 4.909,17 bruto aan de werkgever terug te betalen;
- de werknemer te veroordelen tot betaling aan de werkgever van € 34.500 aan studiekosten en € 52.327,44 bruto aan loonkosten met rente;
- de buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
De kantonrechter oordeelt dat de werknemer tot terugbetaling van de directe studiekosten van € 34.500 is gehouden, met de gevorderde rente. De overige gevorderde kosten worden afgewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Concreet maken om welk bedrag het gaat
Vooropgesteld wordt dat, wil een studiekostenbeding (bij beëindiging van de dienstbetrekking binnen een bepaalde tijd na afloop van de studie) een verplichting tot terugbetaling van opleidingskosten meebrengen, deze voor de werknemer zo ernstige consequentie duidelijk aan hem moeten zijn uiteengezet. Dit houdt in dat de werknemer tegenover de werknemer de verplichting heeft om in het beding zo concreet mogelijk te maken over welk bedrag het feitelijk gaat.
Werknemer op de hoogte van directe studiekosten
Het primaire verweer van de werknemer dat het studiekostenbeding nietig is omdat de terugbetalingsregeling niet volledig en duidelijk aan hem uiteen is gezet wordt verworpen.
Weliswaar staat in het studiekostenbeding niet dat de directe kosten van de opleiding € 34.500 bedragen, maar de werknemer heeft vanaf het begin gesteld dat hij op de hoogte was van die studiekosten.
Geen nietig studiekostenbeding
Ook op de zitting heeft de werknemer niet betwist dat hij wist dat de directe studiekosten € 34.500 bedroegen en dat hij tot terugbetaling van die kosten is gehouden. De kantonrechter oordeelt dat in zoverre geen sprake is van een nietig studiekostenbeding en dat de werknemer de directe studiekosten van € 34.500 moet terugbetalen. Die vordering van de werkgever wordt daarom toegewezen. De gevorderde verklaring voor recht op dit punt wordt afgewezen nu niet gesteld of gebleken is welk belang de werkgever daarbij heeft naast de veroordeling tot terugbetaling.
Loonkosten
In de studieovereenkomst worden als terug te betalen kosten “alle kosten van de opleiding alsmede de loonkosten (voor zover de opleiding in de gebruikelijke arbeidstijd heeft plaatsgevonden)” genoemd. Het is niet duidelijk welke kosten hier precies onder moeten worden verstaan. Er is geen bedrag genoemd en er is ook geen toelichting gegeven.
Aantal te besteden uren en loonbedrag niet inzichtelijk gemaakt
De werkgever had in ieder geval inzichtelijk kunnen maken hoeveel uren de werknemer naar verwachting zou besteden aan de studie en met welke loonwaarde dit moet worden vermenigvuldigd.
De werkgever heeft op de zitting aangegeven hoeveel uren doorgaans nodig zijn voor begeleidingsgesprekken en opleidingsdagen. Dit had de werkgever dus vooraf kunnen en moeten vermelden in het studiekostenbeding.
Ook ontbreekt een (pro forma) berekening van het bedrag aan loon waarop in geval van terugbetaling aanspraak wordt gemaakt. Nu dit alles niet is toegelicht, is het beding onduidelijk op dit punt.
Onduidelijkheid voor rekening en risico werkgever
Deze onduidelijkheid komt voor rekening en risico van de werkgever, zijnde de opsteller van het beding. Het studiekostenbeding is daarom in dit geval niet geldig voor zover dit ziet op de loonkosten. De werknemer hoeft die loonkosten dan ook niet aan de werkgever terug te betalen. Dit onderdeel van de vordering wordt afgewezen.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 14 juni 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:6114