De werknemer heeft naast haar werkzaamheden bij het Ministerie een tweede baan gehad bij een andere werkgever. Dit heeft zij niet aan het Ministerie gemeld. Toen het Ministerie dit ontdekte heeft zij de werknemer na intern onderzoek op staande voet ontslagen.
De kantonrechter is van oordeel dat het gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Daarnaast heeft de werknemer ernstig verwijtbaar gehandeld tegenover het Ministerie. Om die reden krijgt de werknemer, ondanks de vervelende gevolgen hiervan, geen transitievergoeding.
Ontslag gezien persoonlijke omstandigheden buitenproportioneel?
De werknemer betwist niet dat zij bij het Ministerie geen melding heeft gedaan van haar werkzaamheden bij de andere werkgever en dat zij tijdens haar ziekmelding bij het Ministerie wel werkzaamheden heeft verricht bij de andere werkgever. De werknemer is echter van mening dat het gegeven ontslag op staande voet, gelet op haar persoonlijke omstandigheden, buitenproportioneel is.
De werknemer wijst daarbij op het feit dat haar werkzaamheden bij de afdeling zouden stoppen, haar lange en onberispelijke staat van dienst en het feit dat zij door het ontslag op staande voet uit haar schuldsaneringstraject zal worden gezet. Ook meent de werknemer dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven. Subsidiair vindt de werknemer het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar als aan haar geen transitievergoeding wordt toegekend.
Bijna vier jaar in dienst bij andere werkgever
In dit geval is niet in geschil dat de werknemer sinds december 2019, dus bijna vier jaar, in vaste dienst werkzaam is geweest voor een andere werkgever. De werknemer werkte daar 32 uur per week, terwijl zij bij het Ministerie 28 uur per week werkte. Ook staat vast dat de werknemer het Ministerie nooit heeft verteld over haar werkzaamheden bij de andere werkgever en dat zij daar ook is blijven werken terwijl zij bij het Ministerie (volledig) was ziekgemeld. De werknemer heeft verder geen openheid van zaken gegeven toen zij door het Ministerie werd bevraagd over haar tweede dienstverband.
In betaalde overgangsperiode naar andere functie
Naar het oordeel van de kantonrechter zijn gedragingen van de werknemer zodanig ernstig dat deze een ontslag op staande voet rechtvaardigen, ook als die worden afgezet tegen de persoonlijke omstandigheden zoals de werknemer die heeft aangevoerd. Met het Ministerie is de kantonrechter van oordeel dat het feit dat de werkzaamheden bij de afdeling waren geëindigd niet relevant is. Dit betekent immers alleen maar dat de werknemer in een – betaalde – overgangsperiode zat naar een andere functie binnen het Ministerie.
Verzwijgen betaalde nevenfunctie rechtvaardigt ontslag
Niet valt in te zien waarom dat het verzwijgen van een betaalde nevenfunctie van aanzienlijke omvang minder laakbaar maakt. Hetzelfde geldt voor het feit dat de werknemer zeer lange tijd in dienst is geweest. Daar staat immers tegenover dat de werknemer de laatste (bijna) vier jaar van dat dienstverband in strijd met haar verplichtingen tegenover het Ministerie heeft gehandeld.
Van een zogenoemde ‘eenmalige misstap’ is dus, afgezien van dat ook dat reden kan zijn voor ontslag op staande voet, geen sprake. Dat de werknemer uit de schuldsaneringsregeling bij de gemeente Den Haag is gezet is een vervelend gevolg voor de werknemer van het ontslag op staande voet. Toch leidt dat ook niet tot de conclusie dat het ontslag op staande voet een te zware maatregel is geweest.
Niet eerlijk over tweede baan
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de werknemer namelijk verklaard dat zij in die regeling het salaris dat zij bij de andere werkgever verdiende niet heeft opgegeven, maar alleen het salaris van het Ministerie. Met andere woorden, zij is ook ten opzichte van de schuldeisers met wie in het kader van de schuldsanering een regeling is getroffen niet eerlijk geweest over haar tweede dienstbetrekking. Dan past het niet dat zij nu op het verlies van die regeling een beroep kan doen om te bepleiten dat het ontslag op staande voet disproportioneel is.
Dringende reden
Al het voorgaande tezamen genomen leidt tot de conclusie dat er voor het Ministerie een dringende reden was en dat die, gelet op de omstandigheden van het geval, het ontslag op staande voet rechtvaardigde.
Ontslag op staande voet onverwijld gegeven
De kantonrechter volgt de werknemer niet in haar stelling dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven. Weliswaar is het zo dat er vier dagen zijn verstreken sinds het Ministerie achter de tweede baan van de werknemer kwam, maar het Ministerie heeft hier een goede verklaring voor gegeven. Zo is het Ministerie pas op vrijdag 9 februari 2024 met de werknemer in gesprek gegaan zodat zij een toelichting kon geven op het geconstateerde tweede dienstverband. Vervolgens kreeg de werknemer gelegenheid om haar reactie op te schrijven op het gespreksverslag van dat gesprek. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de werknemer bevestigd dat zij deze brief op zondag 11 februari 2024 naar het Ministerie heeft gestuurd. Vervolgens heeft het Ministerie na een intern overleg op 12 februari 2024, de eerstvolgende werkdag dus, het ontslag op staande voet gegeven.
Verder acht de kantonrechter het aannemelijk dat de gemachtigde van het Ministerie de werknemer die dag eerder dan 16:23 uur heeft proberen te bereiken, gelet op de inhoud van het sms-bericht dat toen is verstuurd. Dit alles maakt dat het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven.
Geen rechtsgrond voor loondoorbetaling
Nu het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven bestaat er geen rechtsgrond voor de door de werknemer verzochte loondoorbetaling. De verzochte loondoorbetaling en de daaraan gekoppelde wettelijke rente en de wettelijke verhoging worden afgewezen.
Geen recht op transitievergoeding
Op grond van artikel 7:673 lid 7 onderdeel c BW is geen transitievergoeding verschuldigd indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer.
Anders dan de werknemer is de kantonrechter van oordeel dat de werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Het moet voor de werknemer duidelijk zijn geweest dat het Ministerie er niet mee akkoord zou gaan dat zij naast haar eigen baan nog een tweede baan voor 32 uur in de week zou nemen. De werknemer heeft ervoor gekozen om dit niet aan haar werkgever te melden en heeft zelfs tijdens haar ziekteverlof bij het Ministerie voor de andere werkgever gewerkt, zonder hierover ook maar iets te zeggen tegen het Ministerie of tegen de bedrijfsarts.
Verder weegt mee dat de werknemer tijdens het onderzoek van het Ministerie geen volledige openheid van zaken heeft gegeven. Dit alles bij elkaar maakt dat de werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
De werknemer beroept zich op artikel 7:673 lid 8 BW en meent dat het niet toekennen van een transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. de werknemer wijst in dat kader nogmaals op haar persoonlijke omstandigheden en op haar lange staat van dienst bij het Ministerie. Dat het gegeven ontslag vervelende gevolgen voor de werknemer heeft zal zo zijn, maar dat maakt in haar geval niet dat het onaanvaardbaar is om geen transitievergoeding toe te kennen.
Jarenlang niet de waarheid verteld
Het gaat hier om een ernstig verwijtbare gedraging waarbij de werknemer jarenlang de waarheid heeft achtergehouden. Terwijl het Ministerie bezig was met de re-integratie van de werknemer heeft zij zonder toestemming werkzaamheden van aanzienlijke omvang elders verricht. Dit alles bij elkaar maakt dat het in het geval van de werknemer naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is om haar geen transitievergoeding toe te kennen. De verzochte transitievergoeding wijst de kantonrechter dan ook af.
Uitspraak Rechtbank Den Haag, 13 juni 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:8809