Het gebruik van het concurrentiebeding is de afgelopen jaren verdubbeld. In 2015 bevatte 19% van alle contracten een concurrentiebeding, in 2022 was dit 37%, blijkt uit Panteia-onderzoek in opdracht van het ministerie van SZW. Werkgevers nemen het standaard in een arbeidsovereenkomst op, ook als daar geen aanleiding toe is. 1 op de 3 werknemers valt daarom onder het concurrentiebeding.
CNV-voorzitter Piet Fortuin:
‘Dat betekent dat 3,3 miljoen werkenden onnodig risico lopen als ze een nieuwe baan aangaan. Daar zit immers bijna altijd een proeftijd aan vast. Dit voorstel dupeert duizenden werknemers die in hun proeftijd worden ontslagen.’
Daarnaast beperkt het de mobiliteit van werknemers, hetgeen in de huidige krappe arbeidsmarkt niet wenselijk is.
Geheimhoudingsverklaring
Fortuin: ‘In de praktijk is het vrijwel ondenkbaar dat je bedrijfsgeheimen meeneemt naar de concurrent. Je kent het bedrijf waar je voor werkt nauwelijks. Het is ons een raadsel waarom dit in de nieuwe wet staat. Er is bovendien een alternatief: de geheimhoudingsverklaring.’
Voorstel schiet tekort
De minister komt nu met maatregelen om het concurrentiebeding aan banden te leggen.
‘Het voorstel is een goede verbetering ten opzichte van de huidige wettelijke regeling. Zo moeten werkgevers – op voorstel van CNV – betalen als de werkgever een beroep doet op het concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst. Een stap voorwaarts. Maar het totale voorstel van de minister schiet tekort op een aantal cruciale punten.’
Gebonden aan beding bij faillissement
Werknemers zijn bij een faillissement ook nog steeds gebonden aan het concurrentiebeding.
‘De curator beëindigt bij faillissement vrijwel altijd gelijk de arbeidsovereenkomst met de werknemers, waardoor werknemers met een concurrentiebeding ernstig worden belemmerd in hun grondwettelijk recht van vrije arbeidskeuze en in het aangaan van een nieuwe arbeidsovereenkomst. Deze maatregel moet er echt uit.’
Werk vanuit vertrouwen
Fortuin: ‘Het concurrentiebeding stamt uit 1907. In deze tijd van hoge arbeidsmobiliteit is dit een volstrekt achterhaald middel dat werknemers te veel benadeelt. Het gaat bovendien uit van wantrouwen naar werknemers. Terwijl werken vanuit vertrouwen en goede afspraken maken met werknemers bij hun vertrek in de praktijk veel effectiever is. Ook de werkgever profiteert immers van een goede verstandhouding met vertrekkende werknemers.’