De werkgever maakt aanspraak op terugbetaling door de werknemer van de studiekosten. De werknemer betwist hiertoe gehouden te zijn en heeft de kantonrechter gevraagd om een oordeel over de nietigheid van het studiekostenbeding.
Studiekostenbeding
In de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst is in artikel 11 een studiekostenbeding opgenomen. Het studiekostenbeding bepaalt onder meer dat de werknemer zal deelnemen aan de Beroepsopleiding Advocaten (BA), dat de werkgever de studiekosten daarvan draagt, maar dat de werknemer de studiekosten volledig aan de werkgever moet terugbetalen als het dienstverband tijdens de opleiding wordt beëindigd wegens een dringende reden. De kantonrechter is van oordeel dat de werknemer niet verplicht is om de studiekosten terug te betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Verplichte scholing kosteloos aanbieden
De werkgever moet op grond van artikel 7:611a lid 1 BW de werknemer in staat stellen de scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie. Met de inwerkingtreding per 1 augustus 2002 van de Wet implementatie EU-richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden (Wtva) dienen werkgevers op grond van lid 2 van die bepaling verplichte scholing kosteloos aan te bieden.
Het gaat dan om scholing die verplicht moet worden aangeboden op grond van toepasselijk Unierecht, nationaal recht, een cao of een regeling van een bevoegd bestuursorgaan. Ieder beding (zoals een studiekostenbeding) in strijd met deze bepaling is op grond van lid 4 nietig. De leden 2 en 4 van deze bepaling zijn het gevolg van de implementatie van de EU-richtlijn 2019/1152.
Uitzondering voor beroepsopleidingen of beroepskwalificaties
In de preambule onder overweging 37 van de Richtlijn staat dat deze verplichting geen betrekking heeft op beroepsopleidingen of opleidingen die werknemers verplicht moeten volgen voor het verkrijgen, behouden of vernieuwen van een beroepskwalificatie, tenzij de werkgever op grond van het Unierecht, het nationale recht of een collectieve overeenkomst verplicht is deze opleiding aan te bieden aan de werknemer. Hoewel dit niet is opgenomen in artikel 7:611a BW wordt in de memorie van toelichting 2 bij de Wtva wel aangesloten bij deze uitzondering.
Verplichte opleiding volgens Advocatenwet
Volgens de kantonrechter geldt de uitzondering voor beroepsopleidingen of beroepskwalificaties niet voor de beroepsopleiding voor advocaten. Het nationale recht, namelijk de Advocatenwet, verplicht de werknemer immers om deze opleiding te volgen. Artikel 8c lid 1 sub c van de Advocatenwet bepaalt dat als een advocaat niet binnen drie jaar de beroepsopleiding heeft afgerond de advocaat van het tableau wordt geschrapt en daarmee de functie van advocaat niet langer mag uitoefenen.
Noodzakelijk voor functie
De opleiding is dus noodzakelijk voor de functie waarvoor de werknemer is aangenomen. Het gaat daarbij, anders dan de werkgever betoogd, niet om een startkwalificatie, nu de wet niet voorschrijft dat de opleiding moet zijn afgerond voordat de werknemer als advocaat aan de slag kan gaan.
Studiekostenbeding nietig
De beroepsopleiding voor advocaten valt daarmee onder de algemene scholingsplicht van de werkgever en moet dan ook kosteloos worden aangeboden. Dit betekent dat het studiekostenbeding, waarin de werknemer wordt verplicht de studiekosten terug te betalen, nietig is. Het verzoek van de werkgever tot terugbetaling van de studiekosten is gebaseerd op dit nietig beding en wijst de kantonrechter daarom af.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 16 januari 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:400