Als eerste stap worden de bedragen van het LKV oudere werknemer verlaagd van € 3,05 per uur (maximaal € 6.000 per jaar) naar € 1,35 per uur (maximaal € 2.600 per jaar). De beoogde inwerkingtredingsdatum van deze wijziging is 1 januari 2025. Omdat uitbetaling een jaar later plaatsvindt, betekent dit dat werkgevers in 2026 te maken krijgen met de verlaging.
Als tweede stap wordt het LKV oudere werknemer afgeschaft. De beoogde inwerkingtredingsdatum van deze wijziging is 1 januari 2026.
Twee besluiten
Deze stapsgewijze afschaffing van het LKV oudere werknemer vloeit voort uit twee besluiten van het kabinet.
In de begroting van het Ministerie van Sociale en Werkgelegenheid 2023 is een ombuiging opgenomen op de loonkostenvoordelen per 2025.
Het kabinet heeft daarnaast in de Voorjaarsnota 2023 aangegeven van plan te zijn om per 1 januari 2026 het LKV oudere werknemer af te schaffen, gelet op de eerdergenoemde beperkte doeltreffendheid van dit loonkostenvoordeel.
De ombuiging uit de begroting SZW 2023 is meegenomen in de besparing die het afschaffen van het LKV oudere werknemer per 2026 oplevert. Hierdoor regelt deze nota van wijziging een verlaging van het LKV oudere werknemer en de afschaffing ervan.
Effecten afschaffing
Door de stapsgewijze afschaffing van het LKV oudere werknemer ontvangen werkgevers minder financiële tegemoetkomingen voor deze groep werknemers. De bijdrage aan werkgevers, van gemiddeld circa € 2.400 per werknemer op jaarbasis, vervalt.
Het LKV oudere werknemer heeft geen direct effect op werknemers of werkzoekenden, omdat het een tegemoetkoming aan werkgevers betreft. Wel kan het voor sommige werkgevers minder aantrekkelijk zijn om oudere werknemers die een uitkering ontvangen in dienst te nemen en te houden. Uit de evaluatie van de loonkostenvoordelen blijkt echter dat het LKV oudere werknemer geen significant effect heeft op de werkgelegenheid. De effecten op de arbeidsmarktpositie van de stapsgewijze afschaffing van het LKV oudere werknemer zullen dus beperkt zijn.
Geen inbreuk op eigendom
De stapsgewijze afschaffing van het LKV oudere werknemer leidt ook niet tot een inbreuk op eigendom van werkgevers.
Werkgevers met mogelijke toekomstige aanspraken op het LKV oudere werknemer hebben geen gerechtvaardigde verwachting dat eigendom zal worden verkregen. Voor recht op het LKV oudere werknemer wordt namelijk jaarlijks getoetst of de werkgever voldoet aan de voorwaarden daarvoor. Werkgevers zijn hiervoor deels afhankelijk van omstandigheden die buiten hun macht liggen, zoals of werknemers met de benodigde doelgroepverklaring bij hen in dienst zijn of blijven.
Daarnaast geniet de Staat een brede ‘margin of appreciation’ om het belastingstelsel vorm te geven, waardoor bij een mogelijke toekomstige aanspraak op een belastingvoordeel niet snel sprake is van een gerechtvaardigde verwachting dat eigendom zal worden verkregen.
Overgangsrecht
Voor dienstbetrekkingen die zijn begonnen vóór 1 januari 2024 is sprake van eerbiedigende werking. Het LKV oudere werknemer wordt niet verlaagd en afgeschaft indien het LKV oudere werknemer wordt verstrekt voor dienstbetrekkingen die vóór 1 januari 2024 zijn aangevangen.
Voor dienstbetrekkingen die zijn begonnen op en ná 1 januari 2024 wordt het LKV oudere werknemer wel verlaagd (beoogd per 1 januari 2025) en afgeschaft (beoogd per 1 januari 2026).
In tabel 1 is dit schematisch weergegeven.
Tabel 1: Overzicht met bedragen per verloond uur
2024 | 2025 | 2026 | |
Dienstbetrekkingen die beginnen vóór 1 januari 2024 | € 3,05 | € 3,05 | € 3,05 |
Dienstbetrekkingen die beginnen in 2024 | € 3,05 | € 1,35 | – |
Dienstbetrekkingen die beginnen in 2025 | € 1,35 | – | |
Dienstbetrekkingen die beginnen in 2026 | – |
Voorbeeld
Een werkgever heeft voor een werknemer die op 1 maart 2024 in dienst treedt en voldoet aan de voorwaarden, voor de 10 resterende maanden in 2024 recht op het huidige bedrag van € 3,05 per uur. Voor de uren gemaakt in 2025 heeft de werkgever recht op het verlaagde bedrag van € 1,35 per uur. Vanaf 1 januari 2026 heeft de werkgever voor deze werknemer geen recht meer op LKV ouderen.
De afschaffing en verlaging van het LKV oudere werknemer geldt dus niet voor een LKV oudere werknemer dat wordt verstrekt voor een dienstbetrekking die vóór 1 januari 2024 is aangevangen.
LKV oudere werknemer én LKV arbeidsgehandicapte werknemer
Ook werknemers die recht hebben op een LKV oudere werknemer dat wordt verleend voor een dienstbetrekking die is aangevangen voor 1 januari 2024, en naast de doelgroep oudere werknemer ook tot de doelgroep arbeidsgehandicapte werknemer behoorden, krijgen hierdoor niet te maken met de verlaging en afschaffing van het LKV oudere werknemer. Dit laatste is de reden voor de regering voor het voorgestelde overgangsrecht.
Zonder overgangsrecht zou deze groep werknemers, die recht heeft op een LKV oudere werknemer dat wordt verleend voor een dienstbetrekking die is aangevangen voor 1 januari 2024 en tot zowel de doelgroep oudere werknemer als tot de doelgroep arbeidsgehandicapte werknemer behoort, en de werkgevers van deze werknemers, te maken hebben gekregen met een verlaging en afschaffing van het LKV oudere werknemer. Dit terwijl de werkgever, als (ook) tijdig de doelgroepverklaring voor het LKV arbeidsgehandicapte werknemer was aangevraagd, ook op het LKV arbeidsgehandicapte werknemer recht zou hebben. Dit betekent dat de werkgever op een hoger LKV recht zou hebben gehad.
De werknemer kan niet alsnog een doelgroepverklaring voor het LKV arbeidsgehandicapte werknemer aanvragen als er drie maanden verstreken zijn sinds de aanvang van de dienstbetrekking. De verlaging en afschaffing van het LKV oudere werknemer zou deze werkgevers dus financieel raken zonder dat zij er nog iets aan zouden kunnen doen.
Overgangsrecht van toepassing op alle werknemers
Met het voorgestelde overgangsrecht kiest de regering ervoor om op generieke wijze rekening te houden met de situatie waarin een werknemer zowel onder de doelgroep oudere werknemer valt als onder de doelgroep arbeidsgehandicapte werknemer. Dit betekent dat het overgangsrecht van toepassing is op álle werknemers, dus ook op werknemers die níet naast het LKV oudere werknemer ook in aanmerking komen voor het LKV arbeidsgehandicapte werknemer.
De verlaging van het LKV oudere werknemer geldt immers niet voor alle LKV oudere werknemer die worden verleend voor dienstbetrekkingen die vóór 1 januari 2024 zijn aangevangen. De regering kiest hiervoor vanwege het belang om een oplossing te bieden voor de genoemde situatie en vanwege uitvoeringstechnische redenen.
Een specifieke oplossing voor de situatie van werkgevers waarvan een werknemer zowel onder de doelgroep oudere werknemer valt als onder de doelgroep arbeidsgehandicapte werknemer is niet foutloos uit te voeren omdat niet alle gegevens van de mensen om wie het gaat bij UWV bekend zijn.
Start dienstbetrekkingen op en ná 1 januari 2024
Voor dienstbetrekkingen die zijn begonnen op en ná 1 januari 2024 wordt het LKV oudere werknemer verlaagd (beoogd per 1 januari 2025) en afgeschaft (beoogd per 1 januari 2026). Voor deze situaties mag ervan worden uitgegaan dat de werknemer en de werkgever tijdig op de hoogte zijn van de voorgenomen wijzigingen.
Uitvoeringstoetsen
De stapsgewijze afschaffing van het LKV oudere werknemer is voor UWV uitvoerbaar en haalbaar.
De cliëntenraad van UWV heeft opgemerkt dat met het afschaffen van het LKV oudere werknemer een financiële prikkel wegvalt om oudere werknemers in dienst te nemen. De cliëntenraad vindt dit jammer gezien er geen andere financiële prikkel voor in de plaats komt.
Het LKV oudere werknemer is onvoldoende doelmatig en doeltreffend. Het kabinet heeft daarom besloten om dit loonkostenvoordeel af te schaffen en kiest ervoor om via andere wegen ervoor te zorgen dat 55-plussers mee kunnen doen bijvoorbeeld met de seniorenkansenvisie.
De stapsgewijze afschaffing van het LKV oudere werknemer is ook voor de Belastingdienst uitvoerbaar en haalbaar.
De Belastingdienst geeft aan dat het overgangsrecht op korte termijn zorgt voor een toename van de complexiteit. Op lange termijn is door het afschaffen van het LKV oudere werknemer sprake van een complexiteitsreductie. De regering erkent dat het afschaffen van het LKV oudere werknemer zonder overgangsrecht eenvoudiger was geweest. Tegelijkertijd hecht de regering er zeer aan om rekening te houden met de situatie waarin een werknemer zowel onder de doelgroep oudere werknemer valt als onder de doelgroep arbeidsgehandicapte werknemer.
Financiële gevolgen
De stapsgewijze afschaffing van het LKV oudere werknemer bespaart € 42,8 mln. vanaf 2026 (vanwege uitbetaling in het jaar t+1) en bespaart structureel € 89,4 mln. vanaf 2027.
Nota van wijziging bij wetsvoorstel wijziging van de wet tegemoetkomingen loondomein