De kantonrechter oordeelt dat die tijd dat de werknemer eerder aanwezig moest zijn kwalificeert als arbeidstijd en dat de werknemer recht heeft op loon over dat kwartier.
Kern van het geschil is de vraag of de verplichte aanwezigheid gedurende de 15 minuten voorafgaand aan de overeengekomen aanvang van de diensttijd (het kwartier) van de werknemer als arbeid en als arbeidstijd moet worden aangemerkt. De kantonrechter beantwoordt beide vragen bevestigend.
Orde/huismaatregel
De werkgever betwist dat de werknemer gedurende het kwartier overeengekomen arbeid verrichtte in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Volgens de werkgever was de verplichte aanwezigheid van het kwartier voor de dienst louter een orde/huismaatregel van de afdeling Bagage Operational Support (BOS) in de zin van artikel 7:660 BW gericht op en noodzakelijk voor de goede huishouding/orde op Schiphol, omdat daarmee onder meer geborgd werd dat uitzendkrachten op tijd aan hun dienst beginnen.
De kantonrechter volgt dat niet en kwalificeert het kwartier als arbeid in de zin van artikel 7:610 BW, omdat de werknemer in die periode in opdracht van BOS voor haar beschikbaar was als arbeidskracht. Dat wordt hieronder toegelicht.
Beding in memo
De verplichting om zich 15 minuten voor aanvang van zijn dienst te melden bij de BOS-coördinator vloeit voort uit het – in de gebiedende wijs geformuleerde – beding in de Memo. Partijen zijn het erover eens dat de werknemer in het kader van de uitvoering van de werkzaamheden geacht werd zich daaraan te houden. De kantonrechter merkt het kantoor van de BOS-coördinator waar de werknemer zich moest melden aan als onderdeel van de werkplek. Vast staat namelijk dat dat kantoor zich bevindt achter de douane op Schiphol en dat de werknemer alleen met gebruikmaking van zijn Schipholpas langs de douane kon om te voldoen aan zijn meldplicht.
Wat staat vast?
Over de activiteiten gedurende het kwartier staat vast:
- in het kantoor van de BOS-coördinator werd de aanwezigheid van de werknemer aangetekend in het ‘Aanwezigheidsoverzicht’ door de dienstdoende BOS-coördinator;
- de werknemer moest een portofoon pakken en kreeg te horen bij welke gate hij die dienst zijn werkzaamheden moest gaan uitvoeren;
- het kwartier werd vervolgens door de werknemer gebruikt om zich te begeven naar die gate, lopend of met een van de wagentjes die op Schiphol rondrijden.
Ter zitting is ook komen vast te staan dat de verste gate op zeven à acht minuten lopen van het kantoor van de BOS-coördinator ligt en dat de werknemer pas na zijn aanmelding van de BOS-coördinator te horen kreeg bij welke gate hij die dag zijn dienst zou draaien.
Gedurende kwartier ter beschikking van BOS
Uit deze gang van zaken volgt dat de werknemer gedurende het kwartier ter beschikking stond van BOS en dat de BOS-coördinator hem gedurende dat kwartier aanwijzingen gaf over de uit te voeren werkzaamheden, zodat daarom sprake was van het verrichten van arbeid.
Arbeidstijd
In artikel 1:7 lid 1 onderdeel k van de Arbeidstijdenwet (ATW) is het begrip arbeidstijd omschreven als ‘de tijd dat de werknemer onder gezag van de werkgever arbeid verricht’.
De kantonrechter is van oordeel dat de arbeid die de werknemer in het kwartier verrichtte ook valt aan te merken als arbeidstijd omdat de werkzaamheden werden verricht onder gezag van BOS, hij beschikbaar was voor BOS op een door BOS aangegeven plaats en hij als gevolg daarvan niet over zijn eigen tijd kon beschikken.
Werkinstructie
Anders dan de werkgever is de kantonrechter van oordeel dat de mededeling van de BOS-coördinator naar welke gate de werknemer zich moest begeven, een werkinstructie is. De bagage-afhandelingswerkzaamheden moesten immers stipt vanaf de aanvang van de dienst worden uitgevoerd bij de door die coördinator aangewezen gate.
De tijd die de werknemer vanaf de melding bij de coördinator en de aankomst bij de gate kwalificeert niet, zoals de werkgever heeft aangevoerd, als woon-werkverkeer maar als arbeid omdat de werknemer onder gezag van BOS stond. de werknemer gebruikte die tijd immers om uitvoering te geven aan de aanwijzingen van de BOS-coördinator. Dat hij niet daadwerkelijk bezig was met het laden en lossen van bagage maakt dit niet anders. de werknemer had zelf geen zeggenschap over die locatie.
Tijd niet vrij indelen
Anders dan de werkgever heeft betoogd, kon hij zijn tijd in het kwartier bovendien niet vrij indelen en aan eigen zaken besteden zoals koffiedrinken, bellen, Whatsappen, kletsen, eten en drinken. Hij bevond zich immers op de werkvloer en of hij het kwartier deels zou kunnen gebruiken voor dergelijke privé-activiteiten was afhankelijk van de vraag bij welke gate hij was ingedeeld. Dat verschilde per dienst en was niet van tevoren bekend. Voor zover de werknemer wel in enige vorm privé-activiteiten kon verrichten is die tijd daarom onvoldoende om als vrije tijd te beschouwen. Dat in het kwartier geen overdracht van werkzaamheden plaatsvond en er ook geen briefing was, maakt het voorgaande niet anders.
Loon
Omdat het kwartier arbeidstijd is, moet de werknemer daarover loon ontvangen van zijn werkgever de werkgever.
Volgens de werknemer geeft de arbeidsovereenkomst grond voor betaling van loon voor de arbeidstijd die hij heeft gemaakt in het kwartier voorafgaand aan elke dienst die hij heeft gewerkt over de periode 5 juni 2017 tot 1 juni 2022. De werkgever betwist dat loon is verschuldigd, omdat een overeengekomen afspraak daarover ontbreekt.
Geen beloningsbeleid
Vast staat dat de uitzendovereenkomst noch de cao een bepaling kent over de uitbetaling van uren die meer zijn gewerkt dan de overeengekomen arbeidsduur. Dat betekent echter niet dat daarmee een grondslag voor betaling van het kwartier arbeidstijd ontbreekt, zoals de werkgever heeft betoogd.
Bij gebrek aan een beloningsbeleid voor dergelijke meeruren acht de kantonrechter het redelijk om aan te sluiten bij het in de arbeidsovereenkomst overeengekomen uurloon. In de dagvaarding heeft de werknemer een berekening opgenomen van de per jaar gewerkte diensten en het in dat jaar geldende uurloon over de periode van week 23 van 2017 (juni) tot 1 juni 2022.
Recht op achterstallig loon
De kantonrechter volgt die berekening en daarom heeft de werknemer nog recht op € 3.614,98 bruto aan loon, inclusief vakantietoeslag. Voor zover in het petitum staat dat dit bedrag ziet op de periode vanaf 1 juni 2017 wordt dat niet gevolgd, omdat de arbeidsovereenkomst is aangegaan op 5 juni 2017. Dat maakt voor de berekening van het bedrag echter niet uit.
Geen aftrek voor vakantie- en verzuimdagen
Anders dan de werkgever meent hoeft daarop geen aftrek te worden toegepast voor vakantie- en verzuimdagen. De vergoeding voor het kwartier is immers arbeidstijd en daarom niet alleen verschuldigd in geval van gewerkte dagen. Ook in geval van vakantiedagen en verzuimdagen moet dat kwartier worden doorbetaald.
Voor zover de werkgever meent dat de werknemer over bepaalde dagen geen recht zou hebben op betaling van het kwartier omdat hij ziek was en die dagen gelden als wachtdag, had hij dat concreet moeten maken en onderbouwen. Dat heeft hij niet gedaan en daarom ziet de kantonrechter daarin geen reden voor een ander oordeel.
Loon niet (meer) verschuldigd n.v.t.
De werkgever heeft nog aangevoerd dat:
- de werknemer geen belang heeft bij de loonvordering omdat hij in elk geval het wettelijke minimumloon heeft ontvangen over het totaal aantal door hem gewerkte uren;
- de inlenersbeloning niet met terugwerkende kracht kan worden aangepast; en
- ook in andere beroepen van werknemers verwacht wordt eerder aanwezig te zijn zonder dat daar loon tegenover staat.
Geen van deze verweren leidt echter tot het oordeel dat het loon niet (meer) verschuldigd zou zijn. Deze verweren kunnen daarom verder buiten beschouwing blijven.
Niet in strijd met redelijkheid en billijkheid
Dat toewijzing van de vordering in strijd zou zijn met de redelijkheid en billijkheid volgt de kantonrechter ook niet. Dat de werknemer herhaaldelijk loon zou hebben ontvangen voor uren die hij niet voor de werkgever heeft gewerkt stond ter vrije bepaling van de werkgever en staat niet in de weg aan toewijzing van de huidige vordering.
Het niet toepassen van een sanctie op later intekenen dan een kwartier van tevoren is evenmin voldoende grond voor het oordeel dat toewijzing van de vordering in strijd zou zijn met de redelijkheid en billijkheid.
Voor rekening en risico van werkgever
De mogelijkheid dat andere uitzendkrachten van de werkgever bij toewijzing van de vordering ook een claim kunnen indienen met grote financiële gevolgen voor de werkgever komt voor rekening en risico van de werkgever en kan ook geen reden zijn voor afwijzing van de vordering van de werknemer. De onderhavige vordering betreft bovendien een overzichtelijk bedrag.
Wettelijke verhoging nihil
Gelet op de te late betaling is de werkgever over het bedrag van € 3.614,98 de wettelijke verhoging verschuldigd. De kantonrechter ziet aanleiding deze te matigen tot nihil, omdat het hier gaat om kwalificering van het kwartier, daarover verschil van inzicht bestond en het niet al zonder meer vast stond dat de werkgever dat moest uitbetalen. Bovendien heeft de werknemer pas na het einde van zijn dienstverband aanspraak gemaakt op de betaling van het kwartier.
De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
De werknemer heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De kantonrechter zal de vordering toewijzen tot het wettelijke tarief dat hoort bij de hoofdsom waartoe de werkgever wordt veroordeeld, zijnde € 588,66 inclusief btw.
De proceskosten komen voor rekening van de werkgever omdat hij ongelijk krijgt.
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 29 november 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:12036