
In deze zaak staat de vraag centraal of de tijd die de werknemer voor aanvang van haar dienst stelt nodig te hebben gehad om op tijd te kunnen starten met haar belwerkzaamheden voor Teleperformance moet worden aangemerkt als betaalde arbeidstijd.
Knop ‘Take Calls’
Uit de onweersproken stellingen van partijen over en weer leidt de kantonrechter af dat de werknemer in haar functie gebeld werd door klanten en voor haar werkzaamheden op het project GGD tenminste opgestart moest hebben en ingelogd moest zijn op de programma’s (i) Workspace Teleperformance, (ii) Quandago en (iii) CoronIT. Zodra de werknemer deze programma’s had opgestart, kon zij op de knop ‘Take Calls’ drukken. Vanaf dat moment kon zij door klanten worden gebeld en startte haar betaalde arbeidstijd.
Tien minuten aanwezig zijn voor werktijd = arbeidstijd
De kantonrechter te Den Haag heeft bij vonnis van 8 december 2021 in een zaak die verwant is aan de onderhavige zaak – omdat ook in die zaak Teleperformance de gedaagde partij was en artikel 3 van de Planningsregels onderdeel van het geschil vormde – geoordeeld dat de tien minuten die de werknemer op grond van de Planningsregels voorafgaand aan zijn dienst aanwezig moet zijn om te kunnen inloggen in diverse programma’s die nodig zijn voor het belsysteem aan te merken is als arbeidstijd. In de dagvaarding heeft de werknemer gesteld dat deze uitspraak ook op haar van toepassing is.
Teleperformance is naar aanleiding van die uitspraak in hoger beroep gegaan bij het hof. Bij arrest van 2 mei 2023 – dat dus dateert van na de door de werknemer uitgebrachte dagvaarding – heeft het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd.
Arbeidstijd ongeacht opstart- en inlogtijd
Uit de uitspraak van het hof volgt dat de tien minuten tussen het moment waarop de agent zich bij de supervisor dient te melden en het aanvangstijdstip van de dienst gekwalificeerd moet worden als arbeidstijd, ongeacht de tijd die gemoeid is met het opstarten/inloggen. In die tien minuten wordt de agent immers geacht aanwezig te zijn op de werkplek en zich gereed te maken voor zijn dienst. In die tijd is de agent beperkt in zijn mogelijkheden om zijn tijd aan eigen zaken te besteden.
Werkplek thuis
Anders dan de werknemer in de zaak bij het hof, verrichte de werknemer haar werkzaamheden thuis. De kantonrechter is het met Teleperformance eens dat door het feit dat de werknemer vanuit huis werkte haar situatie wezenlijk anders is dan de situatie die zich voordeed in de zaak bij het hof.
De werkplek waar de werknemer tijdig aanwezig moest zijn bevond zich thuis. Zodra de werknemer voor aanvang van haar dienst ingelogd was in de systemen (zoals een kwartier voor aanvang van haar dienst, hetgeen op grond van de overeenkomst van haar verwacht werd) had zij, anders dan in de zaak bij het hof, de mogelijkheid om thuis haar tijd tot aan het aanvangstijdstip van haar dienst – meer specifiek: tot het moment waarop zij op de status ‘Take Calls’ ging – vrij in te richten.
Geen enkele beperking
In die tijd hoefde zij geen arbeid te verrichten en had Teleperformance geen zeggenschap over haar en de manier waarop zij die tijd wilde indelen. Voor de werknemer gold, in de woorden van het hof, geen enkele beperking om haar tijd aan eigen zaken te besteden.
Niet aan te merken als arbeidstijd
Naar het oordeel van de kantonrechter brengt de 10-minutenregel in het geval van de werknemer dan ook niet mee dat die tijd aan te merken is als arbeidstijd. Los van het voorgaande heeft de werknemer haar vordering onvoldoende heeft onderbouwd.
Opstarten duurde geen dertig of vijftien minuten
Uit niets blijkt dat de gemiddelde duur van het opstarten van de benodigde programma’s dertig dan wel vijftien minuten bedroeg. Het opstarten van de programma’s zal – door eventuele storingen – de ene keer iets meer tijd hebben gekost dan de andere keer, maar de kantonrechter acht het zonder (nadere) onderbouwing – die niet is gegeven – niet aannemelijk dat met het inloggen gemiddeld steeds dertig dan wel vijftien minuten gemoeid was, temeer omdat Teleperformance aan de hand van het overgelegde inlogoverzicht van de werknemer inzichtelijk heeft gemaakt dat het inloggen inderdaad een kwestie van één á twee minuten betreft.
Dat de programma’s die de werknemer tenminste moest hebben geopend voordat zij kon beginnen met haar dienst op grote schaal kampten met storingen waardoor het inloggen in die systemen (veel) langer duurde dan twee minuten, blijkt onvoldoende uit de krantenartikelen die de werknemer heeft overgelegd.
Nu niet is gebleken dat de tijd die de werknemer feitelijk bezig was met het inloggen gemiddeld dertig dan wel vijftien minuten bedroeg, wijst de kantonrechter haar vordering bij gebrek aan onderbouwing af.
Uitzendbureau formele werkgever
Ten overvloede merkt de kantonrechter nog op dat de werknemer bij de berekening van de gevorderde bedragen rekening heeft gehouden met de periode die zij via een uitzendbureau bij Teleperformance werkzaam was. Anders dan de werknemer meent, is het uitzendbureau in die periode haar formele werkgever geweest en over die periode gehouden tot loonbetaling (en dus niet Teleperformance).
Uitspraak Rechtbank Den Haag, 3 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:14542