
De rechtbank beoordeelt het beroep van een ex-werkneemster tegen de vaststelling van de hoogte van de aan haar toegekende uitkering op grond van de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) per 17 juni 2020. De hoogte van de uitkering bedraagt € 1.705,96 bruto per maand, uitgaande van een dagloon van € 104,58.
Zw- en Wazo-uitkering
De vrouw werkte sinds oktober 2010 bij een bedrijf. In 2015, 2016 en 2017 heeft de vrouw (gedeeltelijk) een uitkering op grond van de Ziektewet (Zw) ontvangen. Per 1 maart 2017 is zij volledig hersteld verklaard. Vanaf maart 2017 heeft de vrouw ouderschapsverlof opgenomen. Na de ziekmelding op 22 augustus 2017 is aan de vrouw een Zw-uitkering toegekend wegens zwangerschaps- of bevallingsklachten en van 28 februari 2018 tot en met 20 juni 2018 is een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg (Wazo) verstrekt. Nadat de vrouw zich aansluitend heeft ziek gemeld is zij in aanmerking gebracht voor een reguliere Zw-uitkering. Het dagloon is daarbij vastgesteld op € 109,92. Na de wachttijd van 104 weken heeft de vrouw een WIA-uitkering aangevraagd.
Loongerelateerde WGA-uitkering
Met het besluit van 25 mei 2020 is aan de vrouw met ingang van 17 juni 2020 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend naar 80-100%, die met het besluit van 21 maart 2021 per 17 juni 2021 is omgezet in een loonaanvullingsuitkering. Het dagloon is daarbij vastgesteld op € 104,58. De vrouw heeft hier bewaar tegen gemaakt. Het bezwaar richtte zich tegen de toekenning van een WGA-uitkering en tegen de hoogte van het dagloon.
Recht op IVA-uitkering
Met het bestreden besluit van 3 juni 2021 op de bezwaren van de vrouw tegen beide besluiten heeft UWV beslist dat de vrouw vanaf 17 juni 2020 recht heeft op een IVA-uitkering. Het dagloon voor de IVA-uitkering is ongewijzigd vastgesteld op € 104,58. Het dagloon is gebaseerd op het loon dat de vrouw heeft genoten in de referteperiode die loopt van 1 juni 2017 tot en met 31 mei 2018.
Loonstroken niet correct
De vrouw is het niet eens met de hoogte van het dagloon en daarmee de hoogte van de IVA-uitkering. Bij de vaststelling van de hoogte van het dagloon is UWV uitgegaan van de loonstroken, maar die zijn volgens de vrouw niet correct. Zij heeft een procedure gevoerd tegen haar voormalig werkgever en die heeft inmiddels toegegeven over de jaren 2016-2020 aan haar te weinig salaris te hebben betaald. Vastgesteld is dat aan haar nog een bedrag van € 19.586,15 bruto toekomt.
Uitkeringen meenemen in berekening
Daarnaast stelt de vrouw dat zij in de periode voorafgaande aan de WIA-uitkering meerdere Zw- en Wazo-uitkeringen heeft ontvangen, ook in de referteperiode van de WIA-uitkering. UWV had deze uitkeringen moeten meenemen in de berekening. Door alleen uit te gaan van de salarisstroken heeft UWV het dagloon niet op de juiste wijze vastgesteld.
Hoger dagloon
De vrouw wijst er daarbij op dat de Zw-uitkeringen die zij in de jaren 2015-2017 ontving, waren gebaseerd op een dagloon van respectievelijk € 134,88, € 136,92, € 138,06 en € 139,36. De Zw- en Wazo-uitkeringen die zij ontving vanaf 22 augustus 2017 waren berekend naar een dagloon van € 109,92. De vrouw meent recht te hebben op een IVA-uitkering die wordt berekend naar een hoger dagloon dan € 104,58.
SV-loon gecorrigeerd
UWV stelt zich op het standpunt dat de hoogte van het dagloon correct is vastgesteld op € 104,58. Voor de berekening van het dagloon is UWV uitgegaan van het SV-loon wat behoort bij het brutoloon in de referteperiode van 1 juni 2017 tot en met 31 mei 2018 van € 2.014 zoals dat aan de Belastingdienst is opgegeven en op de salarisspecificaties staat vermeld. UWV heeft het SV-loon op die salarisstroken gecorrigeerd met het ouderschapsverlof. Het totale loon van € 26.047,03 gedeeld door 261 dagen komt dan uit op € 99,80, na indexering op € 104,58.
Geen reden voor opnieuw berekenen WIA-dagloon
In reactie op de aanvullende beroepsgronden stelt UWV dat de nabetaling geen reden geeft het WIA-dagloon opnieuw te berekenen. De ingebrachte stukken laten zien dat de aan de ex-werkgever uitbetaalde Zw- en Wazo-uitkeringen niet volledig zijn doorbetaald aan de vrouw. Wat over de jaren 2016 tot en met 2020 te weinig is uitbetaald, namelijk een bedrag van € 19.586,15, is nu alsnog nabetaald. UWV stelt dat alleen als achteraf zou blijken dat de ex-werkgever méér loon zou hebben uitbetaald dan die € 2.014, als gevolg waarvan het SV-loon dan ook hoger zou uitkomen, er aanleiding is om het dagloon opnieuw te berekenen. Dat is hier niet het geval. Die nabetaling ziet volgens UWV niet op uitbetaling van meer loon, dus bovenop het bedrag van € 2.014. Het gaat om een aangelegenheid tussen de ex-werkgever en de vrouw.
Terecht uitgegaan van alleen salaris
Verder stelt UWV dat de in de referteperiode toegekende Zw- en Wazo-uitkeringen, die waren gebaseerd op 100% van het dagloon, zijn uitbetaald aan de ex-werkgever en die heeft vervolgens het salaris aan de vrouw uitbetaald. De ex-werkgever heeft in de salarisadministratie het uitbetaalde salaris en ontvangen geld van het UWV niet gespecificeerd, maar alles benoemd onder salaris, wat betekent dat geen sprake is van samentelling van Zw- en Wazo-uitkeringen aan de vrouw zelf plus daarbij opgeteld (een lager) salaris van de ex-werkgever. UWV stelt daarom terecht te zijn uitgegaan van alleen het salaris.
Zw- en Wazo-uitkeringen uitbetaald aan ex-werkgever
De referteperiode voor de vaststelling van het WIA-dagloon loopt in dit geval van 1 juni 2017 tot en met 31 mei 2018. Dat wordt verder niet betwist. De inkomsten in deze referteperiode bestaan uit het loon dat de vrouw heeft genoten uit de dienstbetrekking (in de periode van 1 juni 2017 tot en met 21 augustus 2017) en de Zw- en Wazo-uitkeringen die aan de vrouw zijn toegekend (in de periode van 22 augustus 2017 tot en met 27 februari 2018 respectievelijk 28 februari 2018 tot en met 31 mei 2018). De Zw- en Wazo-uitkeringen, ter hoogte van 100% van dat loon, zijn door UWV betaald aan de ex-werkgever.
Daadwerkelijk genoten loon
Hoofdregel bij de vaststelling van het dagloon is dat het gaat om het daadwerkelijk genoten loon, wat door de werkgever in de referteperiode als premieplichtig loon is opgegeven aan de Belastingdienst. Dit uitgangspunt is neergelegd in artikel 15 van het Dagloonbesluit.
Aangifte loonheffingen
Werkgevers en uitkeringsinstanties doen elke maand of elke 4 weken aangifte over de door hen uitbetaalde lonen en uitkeringen bij de Belastingdienst. De Belastingdienst stuurt de gegevens door naar het UWV, die deze vervolgens opneemt in de polisadministratie.
Uitgegaan van doorgegeven gegevens ex-werkgever
UWV is uitgegaan van de gegevens die de ex-werkgever aan de Belastingdienst heeft doorgegeven. Naar UWV stelt heeft de ex-werkgever vanaf 22 augustus 2017 het reguliere loon (bruto € 2.014) voor 100% aan de vrouw doorbetaald en in de loonadministratie geboekt. De ex-werkgever heeft dus niet de Zw- en Wazo-uitkeringen apart verwerkt en onder die noemer doorbetaald aan de vrouw. De ex-werkgever heeft de vrouw dus feitelijk uitbetaald naar een brutoloon van € 2.014.
WIA-dagloon gebaseerd op in refertejaar ontvangen loon
Volgens de rechtbank is UWV, in deze situatie, terecht (alleen) van dat bedrag uitgegaan, wat in overeenstemming is met artikel 13, eerste lid, van de Wet WIA en artikel 13 van het Dagloonbesluit. Daaruit volgt dat het WIA-dagloon wordt gebaseerd op in het refertejaar daadwerkelijk ontvangen loon. UWV wijst er in het verweerschrift ook nog op dat dit salaris feitelijk gelijk is aan het salaris (uit de dienstbetrekking) én de Zw/Wazo-uitkeringen, zijnde uitkeringen ter hoogte van 100% van het loon.
Niet meer loon betaald dan waarvan UWV is uitgegaan
UWV dient het dagloon opnieuw te berekenen als zou blijken dat de ex-werkgever, zoals de vrouw betoogt, meer aan loon heeft uitbetaald dan waar UWV vanuit is gegaan. Uit de nader door de vrouw ingebrachte stukken blijkt echter niet dat de nabetaling van de ex-werkgever ziet op uitbetaling van meer loon dan waarvan UWV is uitgegaan. Die stukken laten zien dat de ex-werkgever in die betreffende jaren feitelijk minder aan de vrouw had uitbetaald/doorbetaald dan hij van het UWV aan uitkeringen had ontvangen. Dat is nu rechtgetrokken met die nabetaling. Het brutoloonbedrag is echter niet verhoogd, dat blijft ongewijzigd € 2.104. De ex-werkgever heeft de aan de Belastingdienst opgegeven gegevens niet achteraf gecorrigeerd.
Terecht uitgegaan van loon in referteperiode
Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat UWV voor de hoogte van het dagloon terecht is uitgegaan van het loon in de referteperiode van € 2.014, zoals door de ex-werkgever aan de Belastingdienst opgegeven.
Berekening WIA-dagloon
UWV heeft het dagloon berekend op basis van het SV-loon wat hoort bij het brutobedrag van € 2.014.
Voor de berekening is UWV uitgegaan van de salarisspecificaties van de werkgever over de referteperiode. Die salarisspecificaties vermelden een SV-loon van € 1.882,74 / € 1.885,16.
Minder loon door ouderschapsverlof
Naar UWV stelt heeft de ex-werkgever naar de Belastingdienst de loonopgaves verstrekt waarin het ouderschapsverlof van het loon is afgetrokken. De vrouw heeft door het opnemen van ouderschapsverlof minder loon genoten.
Handmatig gecorrigeerd
Omdat in de referteperiode genoten ouderschapsverlof niet wordt meegenomen in de dagloonberekening, heeft UWV dit (handmatig) gecorrigeerd en de ingehouden korting ouderschapsverlof van € 125,89 bij het hiervoor vermelde SV-loon opgeteld. UWV heeft het SV-loon vervolgens vastgesteld op € 2.008,63 / € 2.011,54. Gedeeld door 261 dagen en rekening houdend met een indexering betekent dit een dagloon van € 104,58.
Geen onjuistheden in berekening
Van onjuistheden in de uiteindelijke berekening van het WIA-dagloon van € 104,58 is de rechtbank niet gebleken.
Het verschil in hoogte tussen het WIA-dagloon en het dagloon van de Zw-/Wazo-uitkeringen die de vrouw eerder heeft ontvangen heeft te maken met het verschil in berekeningssystematiek. Daar kan de vrouw geen rechten aan ontlenen.
De vrouw krijgt geen gelijk. Het dagloon is correct vastgesteld op € 104,58.
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 31 augustus 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:8735