
De werkgever mag alleen het loon dat over de periode december 2021 tot en met maart 2022 te veel is betaald verrekenen met het loon over de maanden april tot en met juli 2022. De andere bedragen moet de werkgever betalen. De werkgever was verplicht om de werknemer, tot het einde van zijn dienstverband, het salaris behorend bij de afgesproken arbeidsduur van 16 uur per week te blijven betalen. Dat oordeelt de kantonrechter.
Wat willen partijen en waarom?
De werknemer is bij de werkgever in dienst geweest als tekenaar. Dit dienstverband is geëindigd per 1 oktober 2022, nadat de werknemer de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Partijen hebben een geschil over het door de werkgever aan de werknemer uitbetaalde loon, een (netto) vergoeding voor een pensioenachterstand en de eindafrekening.
De werknemer stelt dat de werkgever deels te weinig en deels ten onrechte niet heeft betaald en wil, omdat er bedragen te laat zijn betaald, ook de wettelijke verhoging over de gevorderde brutobedragen ontvangen, plus wettelijke rente over alles wat nog niet betaald is. Ook maakt hij aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten.
De werkgever beroept zich erop dat de werknemer in de laatste maanden van zijn dienstverband te weinig uren heeft gewerkt. De werkgever vindt dat hij de werknemer ten onrechte salaris over die uren betaald heeft en wil het te veel betaalde verrekenen met wat hij aan de werknemer verschuldigd is.
Vorderingen grotendeels toegewezen
De vorderingen van de werknemer worden grotendeels toegewezen. De werkgever mag het loon dat over de periode december 2021 tot en met maart 2022 te veel is betaald verrekenen met het loon over de maanden april tot en met juli 2022. Meer is er niet om te verrekenen. De andere bedragen moeten dus worden betaald. Dit omdat de werknemer vanaf 1 november 2021 tot het einde van de arbeidsovereenkomst een arbeidsduur van (minimaal) 16 uur per week heeft gehad. Dat de werknemer feitelijk niet altijd werkzaamheden heeft verricht gedurende 16 uur per week, komt voor risico van de werkgever.
Afgesproken arbeidsduur
Partijen verschillen van mening over de arbeidsduur die zij hebben afgesproken. De kantonrechter oordeelt dat zij met ingang van 1 november 2021 een arbeidsduur van minimaal 16 uur per week hebben afgesproken.
De werknemer heeft in zijn e-mail van 7 oktober 2021 immers aan de werkgever dit voorstel gedaan en de e-mail die de werkgever in antwoord daarop op 11 oktober 2021 heeft gestuurd, kan niet anders worden uitgelegd dan dat de werkgever met het hele voorstel van de werknemer van 7 oktober 2021 heeft ingestemd. Daarmee is een gewijzigde arbeidsovereenkomst tot stand gekomen.
Arbeidsduur niet gewijzigd
De werkgever heeft later, in een e-mail van 6 april 2022, een voorstel aan de werknemer gedaan om de arbeidsovereenkomst (weer) te wijzigen zodat de arbeidsduur 8 uur per week zou worden (als de werknemer vanuit Frankrijk wilde blijven werken). De werknemer is met dat voorstel echter niet akkoord gegaan. De werkgever kan de arbeidsduur niet wijzigen zonder akkoord van de werknemer. Daarom is de arbeidsduur, bij gebreke van instemming van de werknemer, steeds (minimaal) 16 uur per week gebleven.
Betalingsverplichting tot einde dienstverband
De werkgever was verplicht om de werknemer, tot het einde van zijn dienstverband, het salaris behorend bij een arbeidsduur van 16 uur per week te blijven betalen. Of de werknemer feitelijk ook werkzaamheden heeft verricht, is daarbij niet relevant. Alleen als sprake is geweest van een weigering van de werknemer om opgedragen werkzaamheden uit te voeren, kan er reden zijn voor een sanctie in de vorm van het opschorten of stopzetten van de loonbetaling. Daarvan is echter niet gebleken.
De werkgever heeft de werknemer op 26 augustus 2022 wel een e-mail gestuurd over (komende) werkzaamheden, maar er is met de werknemer niet gesproken over wanneer hij deze werkzaamheden zou moeten uitvoeren.
Te weinig of geen salaris uitbetaald
Uit het voorgaande volgt dat de werkgever ten onrechte over de maanden april tot en met augustus 2022 slechts salaris heeft uitbetaald voor een arbeidsduur van 8 uur per week en over september 2022 helemaal geen salaris. Het verschil tussen het uitbetaalde salaris en het salaris voor 16 uur per week is de werkgever nog aan de werknemer verschuldigd.
Niet-gewerkte uren verrekenen
Bij de mondelinge behandeling is komen vast te staan dat de werkgever de werknemer over de periode december 2021 tot en met maart 2022 salaris heeft betaald gebaseerd op een arbeidsduur van 24 uur per week. De werknemer heeft bevestigd dat hij in die periode niet meer dan 16 uur per week heeft gewerkt. Dit betekent dat de werknemer over die periode salaris heeft betaald voor uren die de werknemer niet gewerkt heeft.
De kantonrechter legt het beroep van de werkgever op verrekening in verband met niet-gewerkte uren zo uit, dat hij het te veel betaalde salaris over deze periode mag verrekenen met het salaris over de periode april tot en met juli 2022. Berekend tot en met juli 2022 heeft de werknemer dan, na verrekening, in totaal het correcte bedrag aan salaris betaald. Dit betekent wel dat de werkgever over de maand augustus 2022 nog een bedrag van € 949,95 bruto moet betalen en over de maand september 2022 € 1.899,90 bruto. Die bedragen wijst de kantonrechter toe.
Betalingsverplichting eindafrekening
De werknemer heeft recht op het door hem opgebouwde bedrag aan vakantietoeslag. Het bedrag van € 1.506,53 bruto dat als opgebouwde toeslag is vermeld op de loonstrook van mei 2022 moet worden herberekend, nu de werkgever in de periode december 2021 tot en met maart 2022 de opbouw heeft berekend over een te hoog salaris (op basis van 24 uur per week in plaats van 16 uur per week) en over de maanden april en mei 2022 over een te laag salaris (8 uur per week in plaats van 16 uur per week). Dit komt neer op de volgende rekensom:
Berekende vakantietoeslag € 1.506,53
Herberekening te veel betaald salaris:
4 maanden × 8% × € 949,95 = € 303,98 –
2 maanden × 8% × € 949,95 = € 151,99 +
Vakantietoeslag tot en met mei 2022 = € 1.354,54
Over het salaris over de periode van 1 juni tot en met 30 september 2022 heeft de werknemer recht op betaling van 8% vakantietoeslag over het verschuldigde loon. Het in totaal verschuldigde loon over deze periode is (4 × 8% × € 1.899,90 =) 607,97. Het totale bedrag aan vakantietoeslag komt daarmee op € 1.962,51.
Recht op vakantiedagen volgens cao
De werknemer heeft ook recht op uitbetaling van de niet-genoten vakantiedagen. In het – door de werkgever geaccepteerde – voorstel van de werknemer van 7 oktober 2021 staat weliswaar dat hij geen vakantiedagen zal genieten, maar hij heeft er terecht op gewezen dat hij ingevolge de cao voor de technische groothandel recht heeft op deze dagen en dat deze cao algemeen verbindend is verklaard. Daarom is deze vordering toewijsbaar. De werkgever heeft niet weersproken dat de werknemer nog 60 vakantie-uren had staan en dat die moeten worden uitbetaald tegen een uurloon van € 29,59. Daarom wordt een bedrag van € 1.775,40 bruto toegewezen.
Wettelijke verhoging
De kantonrechter matigt de wettelijke verhoging (ambtshalve) tot 20%. Het toekennen van de maximale verhoging acht de kantonrechter niet aan de orde, nu niet vastgesteld kan worden dat de werkgever bewust en op volledig onterechte gronden tot verrekening is overgegaan. De kantonrechter heeft er oog voor dat de werkgever – zonder juridische kennis – ervan uit is gegaan dat zij juist handelde.
Aan de andere kant heeft de werkgever wel meer verrekend dan waar hij aanspraak op kon maken en daarvan kan de werkgever wel enig verwijt worden gemaakt. Gelet op deze omstandigheden acht de kantonrechter een verhoging van 20% redelijk. Deze verhoging moet de werkgever betalen over het achterstallige loon van € 2.849,85 bruto, over de vakantietoeslag van in totaal € 1.962,51 bruto en over de vergoeding voor niet genoten vakantiedagen à € 1.775,40. Het bedrag aan wettelijke verhoging komt daarmee op (20% × € 6.587,76 =) € 1.317,55.
Vergoeding pensioenachterstand
De werkgever moet ook het bedrag van € 3.000 netto aan de werknemer betalen dat zij hebben afgesproken als vergoeding voor de pensioenachterstand. Deze afspraak blijkt ook uit het voorstel van de werknemer in zijn e-mail van 7 oktober 2021 en de acceptatie van dit voorstel door de werkgever in de e-mail van 11 oktober 2021. Op die afspraak kan de werkgever niet terugkomen.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen.
De wettelijke rente over het salaris, de vakantietoeslag, de niet-genoten vakantiedagen en de vergoeding voor de pensioenachterstand wordt toegewezen, omdat de werknemer genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en de werkgever dat niet heeft betwist. De wettelijke rente over de wettelijke verhoging wordt afgewezen, omdat niet is gebleken dat de werkgever in gebreke is gesteld ten aanzien van die verhoging.
De werkgever krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen.
Beslissing
De kantonrechter veroordeelt de werkgever om aan de werknemer te betalen:
- € 949,95 bruto betreffende het salaris over augustus 2022 met de wettelijke rente vanaf 1 september 2022 tot de dag van volledige betaling;
- € 1.899,90 bruto betreffende het salaris over september 2022 met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling;
- € 3.737,91 bruto betreffende vakantie-uren en niet genoten vakantiedagen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling;
- € 1.317,55 bruto aan wettelijke verhoging;
- € 3.000,- netto met de wettelijke rente vanaf 1 november 2021 tot de dag van volledige betaling;
- € 926,40 aan buitengerechtelijke kosten;
- veroordeelt de werkgever in de proceskosten, die aan de kant van de werknemer tot de dag van de uitspraak worden vastgesteld op € 1.616,18, met de wettelijke rente.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 28 april 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:3840