De werkgever heeft op voorhand voldaan aan aanzegverplichting door in de arbeidsovereenkomst het einde van de arbeidsovereenkomst van rechtswege aan te zeggen.
De werkgever moet wel transitievergoeding en achterstallig salaris betalen met een wettelijke verhoging. Dat oordeelt de kantonrechter.
Wat speelt er?
De werkneemster is op 1 mei 2021 in dienst getreden bij de werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Op 2 december 2021 is de arbeidsovereenkomst van de werkneemster verlengd voor de duur van een jaar, eindigend op 2 december 2022.
Bij brief van 3 december 2022 heeft de werkgever de werkneemster bericht dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op 3 december 2022 afloopt en niet zal worden verlengd.
Naar de rechter
De werkneemster verzoekt de werkgever te veroordelen:
- aan haar te betalen de transitievergoeding van € 1.768, de gefixeerde schadevergoeding van € 2.869, het achterstallig loon van € 1.549,46, de achterstallige reiskosten van € 121,85, de eindafrekening van € 5.460,67 en de kosten van rechtsbijstand van € 1.721,58, alles met rente;
- aan haar te betalen de wettelijke verhoging over het achterstallig loon, de achterstallige reiskosten, de eindafrekening en over hetgeen zij verschuldigd is vanaf de dag van het indienen van het verzoekschrift;
- tot het verstrekken van een deugdelijke specificatie van de betaling van voornoemde bedragen, op straffe van een dwangsom van € 100 per dag met een maximum van € 20.000;
- in de proceskosten en de nakosten.
Wat zegt de werkneemster?
De werkneemster heeft daarbij het volgende naar voren gebracht.
Doordat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd, heeft de werkneemster op grond van artikel 7:673 BW recht op de wettelijke transitievergoeding van € 1.768.
Aanspraak op aanzegvergoeding
Daarnaast maakt de werkneemster aanspraak op de aanzegvergoeding ex artikel 7:668 lid 1 BW ter hoogte van € 2.869, omdat de werkgever de werkneemster niet uiterlijk één maand voor het einde van rechtswege heeft geïnformeerd over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst. De werkgever heeft immers pas een dag na het eindigen van de arbeidsovereenkomst schriftelijk bevestigd dat de arbeidsovereenkomst niet zal worden verlengd.
Recht op achterstallig salaris
Vanwege beslag op het inkomen van de werkneemster heeft de werkgever over de maanden maart, oktober en november 2022 bedragen ingehouden op de loonbetaling. Deze bedragen heeft zij echter niet aan de deurwaarder afgedragen, waardoor ten onrechte inhoudingen op het loon van de werkneemster zijn verricht. Daarnaast heeft de werkgever nagelaten het loon over de maand december 2022 aan de werkneemster te betalen. De werkneemster heeft daarom nog recht op een bedrag van in totaal € 1.549,46 aan achterstallig loon.
Reiskosten en eindafrekening
De werkgever is zonder instemming van de werkneemster overgegaan tot betaling van een ander bedrag aan reiskosten dan is afgesproken. De werkneemster heeft daarom nog recht op een bedrag van € 121,85 aan achterstallige reiskosten.
Daarnaast heeft de werkgever nagelaten om het dienstverband op een deugdelijke wijze af te rekenen, door het opgebouwde vakantiegeld (€ 1.740), de niet genoten vakantiedagen (€ 1.091,81) en de opgebouwde eindejaarsuitkering (€ 2.628,86) niet aan haar uit te betalen. In totaal heeft de werkneemster nog recht op een bedrag van € 5.460,67.
Wettelijke verhoging
Doordat de werkgever niet tijdig heeft betaald, maakt de werkneemster ook aanspraak op de wettelijke verhoging van 50%.
Juridische bijstand
Ten gevolge van het ernstig verwijtbaar handelen door de werkgever zag de werkneemster zich genoodzaakt juridische bijstand in te schakelen. Het is niet meer dan redelijk dat zij de kosten die zij voorafgaand aan deze procedure heeft moeten maken vergoed krijgt. De kosten hiervoor bedragen € 1.721,58.
Wat zegt de werkgever?
De werkgever erkent dat de werkneemster nog recht heeft op de verzochte bedragen. Hij voert aan dat hij al langere tijd financiële problemen heeft, waardoor meerdere betalingsconflicten met andere werknemers zijn ontstaan. Inmiddels liggen er beslagen onder alle bankrekeningen en staat het bedrijf bijna op omvallen. Om die reden verzoekt de werkgever om de wettelijke verhoging te matigen.
Transitievergoeding
Omdat de arbeidsovereenkomst na het einde van rechtswege op initiatief van de werkgever niet is voortgezet, is hij op grond van artikel 7:673 BW aan de werkneemster een transitievergoeding verschuldigd. Nu de werkgever geen verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van de verzochte transitievergoeding, wijst de kantonrechter het bruto bedrag van € 1.768 toe.
Informeren over voortzetten arbeidscontract
In artikel 7:668 lid 1 BW is bepaald dat de werkgever de werknemer uiterlijk een maand voordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt, moet informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst. Als de werkgever die verplichting niet of niet geheel nakomt, is hij aan de werknemer een vergoeding verschuldigd die gelijk is aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon voor één maand.
Vast staat dat de werkgever de werkneemster bij brief van 3 december 2022 heeft laten weten dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt per 3 december 2022 en niet wordt verlengd.
Hoewel de werkgever geen verweer heeft gevoerd tegen de verzochte aanzegvergoeding, moet de kantonrechter (ambtshalve) beoordelen of is voldaan aan de vereisten van artikel 7:668 BW en of er grond is voor toewijzing van de verzochte aanzegvergoeding.
Op voorhand aan aanzegplicht voldaan
Uit vaste jurisprudentie volgt dat een werkgever tegelijkertijd met het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd al aan zijn aanzegverplichting kan voldoen. Door artikel 1.5 in de arbeidsovereenkomst op te nemen, heeft de werkgever op voorhand aan de aanzegverplichting voldaan.
In artikel 1.5 van de arbeidsovereenkomst staat het volgende:
“Werkgever zegt werknemer bij voorbaat aan dat deze arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd – nadat die is geëindigd van rechtswege niet zal worden voortgezet. Hiermee wordt voldaan aan de aanzegverplichting die werkgever heeft op grond van artikel 7:668 BW. De werknemer erkent door ondertekening van deze arbeidsovereenkomst dat werkgever aan zijn aanzegverplichting heeft voldaan. De werknemer kan geen aanspraak maken op de boete als bedoeld in artikel 7:668 lid 3 BW.”
Contract niet voortgezet
Het was voor de werkneemster al vanaf aanvang van het tweede tijdelijke dienstverband duidelijk dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd. Niet is gesteld of gebleken dat de werkgever gedurende de looptijd van het dienstverband heeft laten weten van die bepaling te zullen afwijken.
Geen aanspraak op aanzegvergoeding
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de werkneemster geen aanspraak kan maken op de aanzegvergoeding. Het verzoek wijst de kantonrechter dan ook af.
Achterstallig loon, reiskosten en eindafrekening
De werkgever heeft de hoogte en de verschuldigdheid van de verzochte bedragen ten aanzien van het achterstallig loon, de achterstallige reiskosten en de eindafrekening niet betwist. Nu de verzochte bedragen de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voorkomen, worden deze toegewezen.
Wettelijke verhoging en rente
De wettelijke verhoging (artikel 7:625 BW) is bedoeld als prikkel voor de werkgever om het loon tijdig te betalen. De verhoging moet alleen worden berekend over het in geld vastgesteld loon en niet over loon in een andere vorm.
Tot het in geld vastgestelde loon wordt gerekend het naar tijdruimte vastgesteld loon en loon afhankelijk van de uitkomst van de te verrichten arbeid of van de winst van de werkgever. De verhoging is dan ook verschuldigd over de vakantiebijslag, over de vergoeding wegens niet genoten vakantiedagen, maar niet over de reiskosten.
Loon niet tijdig aan werkneemster betaald
De werkgever heeft het loon niet tijdig aan de werkneemster heeft betaald. Daarom wijst de kantonrechter de wettelijke verhoging toe van 50% van het verschuldigde loon (inclusief vakantietoeslag).
Door (de gemachtigde van) de werkgever is ter zitting weliswaar verzocht om de wettelijke verhoging te matigen vanwege de slechte financiële situatie van de werkgever, maar hij heeft geen stukken ter onderbouwing daarvan in het geding gebracht.
Dubbel benadeeld
Daar komt nog bij dat de kantonrechter ook van belang acht dat de werkgever vanwege de loonbeslagen bedragen op het salaris van de werkneemster heeft ingehouden zonder deze vervolgens aan de deurwaarder over te dragen. Hierdoor is de werkneemster als het ware dubbel benadeeld.
Nu de hoogte van de verzochte bedragen (€ 774,73, € 60,63 en € 2.730,34) niet door de werkgever is betwist, wijst de kantonrechter deze bedragen toe.
De verzochte rente over de toegewezen bedragen, waartegen geen afzonderlijk verweer is gevoerd, wordt als op de wet gegrond toegewezen.
Bruto-nettospecificatie
Het verzoek tot het verstrekken van een deugdelijk bewijs en deugdelijke specificaties van de (na)betaling van de in deze beschikking toegewezen bedragen aan de werkneemster is eveneens toewijsbaar. De daaraan verbonden dwangsom wordt gemaximeerd op een bedrag van € 5.000.
Kosten juridische bijstand
De werkneemster verzoekt de werkgever te veroordelen tot betaling van de kosten die de werkneemster heeft gemaakt voor juridische rechtsbijstand voorafgaand aan deze procedure (buitengerechtelijke kosten).
De rechtbank hanteert het uitgangspunt dat dergelijke kosten alleen voor vergoeding in aanmerking komen, indien zij betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
Geen extra verrichtingen
Uit de door de werkneemster gegeven omschrijving van de verrichte werkzaamheden blijkt niet dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan de hiervoor genoemde verrichtingen. De kosten waarvan de werkneemster vergoeding verzoekt, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
Omdat de werkgever grotendeels in het ongelijk gesteld wordt, moet hij de proceskosten betalen.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 21 april 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:3801