
UWV heeft aan de werkgever een loonsanctie opgelegd, omdat het UWV van mening is dat de werkgever onvoldoende heeft gedaan om de werknemer te re-integreren. Volgens de rechtbank zijn de re-integratie-inspanningen in het eerste spoor voldoende geweest, in het tweede spoor echter niet. Het beroep van de werkgever tegen de opgelegde loonsanctie is ongegrond.
Wat speelt er in deze zaak?
De werknemer was bij de werkgever werkzaam als bedrijfsleider voor ongeveer 38 uur per week. Op 19 december 2019 heeft hij zich ziekgemeld met psychische klachten.
De werknemer is een tijd niet inzetbaar. De werknemer start met werkzaamheden vanuit huis en de uren worden naar vermogen geleidelijk opgebouwd. Deze komen niet van de grond en op 10 november 2020 geeft de casemanager van de werknemer te kennen dat de werkgever zich gedwongen heeft gezien de aangegeven werkzaamheden bij de werknemer weg te halen.
Arbeidsdeskundig onderzoek
Er wordt een arbeidsdeskundig onderzoek re-integratiemogelijkheden uitgevoerd en de bevindingen daarvan zijn neergelegd in een rapport van 25 november 2020. De conclusie is dat de werknemer evident ongeschikt is voor het eigen werk.
Geen passend werk
Volgens de eindevaluatie van 7 september 2021 werkt de werknemer niet omdat er geen passend werk is bij de eigen werkgever en dit ook niet passend is te maken. Volgens onderzoek van een klinisch geriater op 12 mei 2021 heeft de werknemer last van cognitieve stoornissen met geheugenstoornis en stoornissen in de executieve functies, met angst- en stemmingsproblematiek en een slaapstoornis.
Op 15 september 2021 heeft de werknemer een WIA-uitkering aangevraagd. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft een arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden om na te gaan of de werkgever aan haar re-integratieverplichtingen heeft voldaan.
Loonsanctie opgelegd
Het UWV heeft aan de werkgever een loonsanctie opgelegd, omdat het UWV van mening is dat de werkgever onvoldoende heeft gedaan om de werknemer te re-integreren. De werkgever moet het loon van de werknemer doorbetalen tot 15 december 2022.
Eerste spoor
De rechtbank oordeelt dat het UWV niet aannemelijk heeft gemaakt dat de re-integratie-activiteiten in het eerste spoor onvoldoende zijn geweest.
Niet geschikt voor eigen arbeid
Niet in geschil is dat de werknemer (evident) niet geschikt is voor de eigen arbeid. Wat betreft de overige bij de werkgever in de onderneming aanwezige functies heeft de werkgever met een aanvullende arbeidsdeskundige rapportage van 15 november 2021 voldoende toegelicht en onderbouwd dat die niet passend zijn voor de werknemer.
Geen actie gericht op re-integratie
Namens het UWV is naar voren gebracht dat het rapport een nieuwe re-integratieactiviteit is, omdat opnieuw een onderzoek zou zijn gedaan met een gewijzigde belastbaarheid. Die visie wordt niet gedeeld. Het gaat niet om een actie die gericht is op re-integratie van de werknemer, maar om een nadere toelichting.
Geen passende functies voorhanden
Zo motiveert de arbeidsdeskundige aanvullend dat er binnen de onderneming van de werkgever geen passende functies voorhanden waren. Verder is in het rapport vermeld dat de onjuiste overname van de belastbaarheid op concentratievermogen niet tot een onjuiste conclusie heeft geleid, evenmin als de foutieve overname van het inzicht in eigen kunnen.
Rapport met nadere onderbouwing
Ter vergelijking wijst de rechtbank op rechtspraak van de CRvB waarin ook is geoordeeld dat een nader rapport met een nadere onderbouwing van de stelling van de werkgever dat voldoende re-integratie-inspanningen zijn verricht kan worden meegenomen in de heroverweging van het besluit tot oplegging van een loonsanctie.
Geen functie voor de werknemer
Verder overweegt de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport terloops dat niet blijkt dat de werkgever heeft gekeken naar werkzaamheden om arbeidsritme op te doen en dat jobcarving niet is onderzocht. Daargelaten dat de geciteerde alinea uit de Werkwijzer Poortwachter dateert van 1 augustus 2022, is in het arbeidsdeskundige rapport van 25 november 2020 daar wel degelijk aandacht voor gehad en geconcludeerd dat er bij de werkgever geen functie voor de werknemer kan worden gecreëerd.
Thuis werkzaamheden doen
Bovendien is gestart met de opbouw van werkzaamheden door de werknemer vanuit thuis waarover de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ook heeft vermeld: “In dat licht bezien is het mijns inziens dan ook niet incorrect dat werkgever de heer […] de betreffende werkzaamheden thuis liet uitvoeren. Dat dit uiteindelijk niet is gelukt vanwege de (toegenomen) medische beperkingen van de heer […] , kan werkgever niet worden tegengeworpen.”
Het standpunt dat niet is geprobeerd arbeidsritme op te bouwen kan dus niet worden gevolgd.
Tweede spoor
De rechtbank oordeelt dat het UWV op goede gronden heeft geconcludeerd dat de re-integratie-inspanningen in het tweede spoor onvoldoende zijn.
Geen geschikt zoekprofiel
De rechtbank constateert dat een adequaat zoekprofiel inderdaad ontbreekt. Weliswaar is er een zoekprofiel vergelijkbaar met de functie waarvoor de werknemer is uitgevallen, maar die functie is evident niet geschikt. De werknemer heeft op managementfuncties gesolliciteerd en die zijn duidelijk niet geschikt. Volgens het UWV had daarover het gesprek met de werknemer moeten worden aangegaan.
Brief gaat in op niet passende functies
Afgevraagd kan worden of het UWV in aanmerking heeft genomen dat in een brief van 25 februari 2021 aan de werknemer wordt uitgelegd dat hij een combinatie van kwaliteiten heeft gescoord die in die combinatie niet vaak voorkomen (+/- 2%).
Ook is de werknemer gevraagd om een aantal beroepen uit het profiel, te analyseren op benodigde vaardigheden, kennis en tekortkomingen. Daarmee is geprobeerd een begin te maken de werknemer te laten inzien dat bepaalde functies niet passend zijn.
Gesprekken niet vastgelegd
In de brief wordt ook aangekondigd dat dit de volgende keer wordt besproken met de werknemer. De werkgever heeft op de zitting naar voren gebracht dat ook gesprekken zijn gevoerd met de werknemer.
Het UWV stelt dat dit in de verslaglegging had behoren te worden opgenomen, omdat de werkgever daartoe gehouden was gelet op zijn inspanningsverplichting. De rechtbank is het daarmee eens.
Niet serieus met werknemer gesproken
Afgezien van de genoemde brief en de vermelding in enkele verslagen dat er een gesprek heeft plaatsgevonden met de werknemer, blijkt inderdaad niet dat er met de werknemer serieus is gesproken over zijn sollicitaties op evident ongeschikte functies en dat de werknemer is aangespoord om op meer passende functies te solliciteren. Ook blijkt niet dat er andere of verdere pogingen zijn gedaan om zijn afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen, bijvoorbeeld door een werkervaringsplaats of vrijwilligerswerk aan te bieden.
Adequaat traject in spoor 2 verplicht
Dat de werknemer geen vrijwilligerswerk heeft willen doen en alleen in vergelijkbare functies zou willen werken, zoals door de werkgever ter zitting is gezegd, ontslaat de werkgever niet van de verplichting om een adequaat traject in spoor 2 op te zetten en uit te voeren.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft terecht overwogen dat dit in de eerste plaats een verantwoordelijkheid is van de werkgever als werkgever.
Geen deugdelijke grond
Er zijn dus door de werkgever inspanningen verricht in het tweede spoor, en aan de werknemer is ook geprobeerd duidelijk te maken dat bepaalde functies niet passend zijn, maar al met al zijn die inspanningen onvoldoende. Een deugdelijke grond om verdere inspanningen achterwege te laten, is onvoldoende aannemelijk geworden.
Benutbare mogelijkheden
Weliswaar heeft de werknemer cognitieve stoornissen, maar hij had benutbare mogelijkheden. Dat geen verdere re-integratie-inspanningen mogelijk waren, is niet aannemelijk geworden.
Het beroep van de werkgever tegen de opgelegde loonsanctie is ongegrond.
Uitspraak Rechtbank Oost-Brabant, 21 maart 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:1177