De belangenafweging bij een concurrentiebeding valt uit in het voordeel van de werkgever. De kantonrechter wijst de vordering van de werknemer tot schorsing van het concurrentiebeding af.
Wat is de situatie?
De werknemer is per 1 mei 2000 in dienst getreden bij de werkgever. Op 1 januari 2015 hebben partijen opnieuw een arbeidsovereenkomst gesloten met een concurrentiebeding.
De werknemer heeft op 27 juni 2022 een aanbod gekregen om in dienst te treden bij een concurrent.
Op 28 juli 2022 heeft de werknemer aan de werkgever kenbaar gemaakt dat hij een aanbod van de concurrent heeft ontvangen. De werkgever heeft aangegeven de werknemer aan het overeengekomen concurrentiebeding en boetebeding te zullen houden. De werknemer heeft de arbeidsovereenkomst met de werkgever nog niet opgezegd.
De werknemer vordert:
- het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding te schorsen geheel of gedeeltelijk in die zin, dat het de werknemer is toegestaan zijn werkzaamheden voor de concurrent aan te vangen,
- het beding te beperken voor wat betreft de periode, die nu bovenmatig lang is (3 jaar) en ook te beperken tot een relatiebeding, waarbij daarnaast de bedongen boete wordt gematigd.
Bedrijfsdebiet beschermen
Een concurrentiebeding is bedoeld om het bedrijfsdebiet van de werkgever – de opgebouwde knowhow en goodwill – te beschermen. Het beding is niet bedoeld om werknemers te binden.
Het enkele feit dat een werknemer in de uitoefening van zijn functie kennis en ervaring heeft opgedaan, betekent nog niet dat de werkgever bij het vertrek van die werknemer, en ook niet bij het vertrek van die werknemer naar een concurrent, in zijn bedrijfsdebiet is aangetast.
Dat een werknemer bij zijn vertrek kennis en ervaring die is opgedaan bij zijn werkgever ‘meeneemt’ is inherent aan zijn vertrek. Dat de nieuwe werkgever profijt heeft van de kennis en ervaring van de werknemer is inherent aan het in dienst nemen van een werknemer met kennis en ervaring.
Aantasting bedrijfsdebiet
Het concurrentiebeding biedt geen bescherming tegen het vertrek van een ervaren werknemer en tegen de indiensttreding van die werknemer bij een concurrent van de oude werkgever, maar alleen tegen de aantasting van het bedrijfsdebiet door zo’n overstap.
Van zo’n aantasting zal bijvoorbeeld sprake zijn wanneer de betrokken werknemer door zijn functie op de hoogte is van essentiële relevante (commerciële en technische) informatie of van unieke werkprocessen en hij deze kennis ten behoeve van zijn nieuwe werkgever kan gebruiken, waardoor de nieuwe werkgever in de concurrentieslag met de oude werkgever in het voordeel is, of bijvoorbeeld doordat de werknemer zo intensief samenwerkt met bepaalde klanten van de oude werkgever dat deze klanten overstappen naar diens nieuwe werkgever.
Belangen bij schorsing beding
Nu sprake is van een rechtsgeldig concurrentiebeding en vaststaat dat de werknemer in dienst wil treden bij een concurrerende onderneming ligt het op zijn weg om in het kader van dit kort geding voldoende aannemelijk te maken dat zijn belangen bij schorsing van het concurrentiebeding prevaleren boven die van de werkgever bij handhaving daarvan. De kantonrechter is van oordeel dat de werknemer daarin voorshands onvoldoende is geslaagd.
Belangrijke informatie
In de eerste plaats is de kantonrechter er niet van overtuigd dat de kennis die de werknemer meeneemt geen belangrijke informatie is die de nieuwe werkgever – met behulp van technici – alsnog in staat stelt een goed functionerende verticale droger te ontwikkelen. Iets wat de nieuwe werkgever op dit moment kennelijk niet kan.
Concurrentiegevoelige informatie
Daarnaast is het aannemelijk dat de werknemer op grond van zijn klantcontacten makkelijk(er) toegang krijgt tot bestaande klanten van de werkgever terwijl de concurrentiegevoelige informatie waarover hij beschikt hem dan een voordeel geeft waarover de nieuwe werkgever nu niet beschikt.
Al met al is de kantonrechter er niet van overtuigd geraakt dat door de indiensttreding van de werknemer bij de nieuwe werkgever het bedrijfsdebiet van de werkgever niet wordt aangetast.
Concurrentiebeding toch schorsen?
Het vorenstaande sluit niet uit dat het concurrentiebeding toch geschorst zou moeten worden omdat het belang van de werknemer bij die schorsing evident vele malen groter is dan het belang van de werkgever bij handhaving daarvan. Tegenover dat belang van de werkgever, bescherming van het bedrijfsdebiet, staat het belang van de werknemer, een goed salaris en een nieuwe uitdaging.
De werkgever heeft er op gewezen dat de werknemer nu inclusief emolumenten een salaris heeft dat ligt tussen de € 125.000 en € 130.000 bruto op jaarbasis. Dat is hoger dan het salaris dat de nieuwe werkgever hem biedt. Het werk dat hij gaat doen lijkt in hoge mate op hetzelfde neer te komen.
Volgens de kantonrechter heeft de werknemer daar weinig tegenin gebracht. In ieder geval blijkt niet van zodanige belangen dat het concurrentiebeding daarvoor zou moeten wijken
Iets nieuws willen doen
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter de indruk gekregen dat de reden voor het voorgenomen vertrek van de werknemer voornamelijk is dat hij toe is aan iets nieuws. Bij een werknemer die al 22 jaar bij dezelfde werkgever werkt en daar min of meer altijd hetzelfde werk heeft gedaan is dat voor de kantonrechter zeer invoelbaar. Maar daarmee is dat nog niet voldoende belang om het belang van de werkgever te laten wijken.
Daarbij komt dat de werknemer heeft verklaard dat op een gegeven moment de nieuwe werkgever “voorbij kwam” en dat hij toen besloten heeft op dat aanbod in te gaan.
Op de vraag van de kantonrechter of hij ooit wel eens geprobeerd heeft bij een ander, niet concurrerend, bedrijf een functie te vinden was het antwoord ontkennend. Zijn stelling, dat hij alleen maar bij de nieuwe werkgever aan de slag kan omdat hij alleen over specifieke kennis beschikt, berust dus op een in de praktijk nog niet getoetste aanname.
Gelet op de technische kennis waarover de werknemer beschikt en het grote tekort aan technisch personeel is de kantonrechter er op voorhand ook niet van overtuigd dat die aanname juist is. Ook dat maakt dat het belang om bij de nieuwe werkgever in dienst te kunnen treden niet opweegt tegen het belang dat de werkgever heeft bij handhaving van het concurrentiebeding.
Concurrentiebeding blijft in stand
De kantonrechter acht dan ook op voorhand niet aannemelijk dat de afweging van de wederzijdse belangen van partijen in een bodemprocedure in het voordeel van de werknemer zal uitvallen zodat de bodemrechter het concurrentiebeding vermoedelijk in stand zal laten.
Volledigheidshalve overweegt de kantonrechter dat uit het vorenstaande volgt dat hij ook geen aanleiding ziet het concurrentiebeding te schorsen voor zover het de duur van 1 jaar te boven gaat.
De vordering om een concurrentiebeding zodanig te schorsen dat een relatiebeding resteert begrijpt de kantonrechter als een verzoek om een concurrentiebeding te converteren in een relatiebeding. Los van de beperkingen die eigen zijn aan een kort geding mist dat verzoek een wettelijke grondslag.
De werknemer heeft niet beargumenteerd waarom de boete op overtreding van het concurrentiebeding moet worden gematigd. Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling ziet de kantonrechter daar ook geen aanleiding toe.
De vorderingen van de werknemer wijst de kantonrechter daarom af.
Uitspraak Rechtbank Limburg, 14 maart 2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:1880
Kom ook naar de Cursus Wijziging arbeidsvoorwaarden en bijzondere bedingen met Kirsten Roskam op 22 juni 2023 van 12.30 tot 17.00 uur in BCN Utrecht.
https://www.salarisvanmorgen.nl/opleiding/cursus-wijzigingen-arbeidsvoorwaarden-en-bijzondere-bedingen/