De werkneemster heeft zich op 30 maart 2020 ziekgemeld. De bedrijfsarts constateerde tijdens de daaropvolgende gesprekken dat sprake was van dusdanige aanhoudende geringe belastbaarheid (burn-out).
De werkgever heeft de werkneemster daarna bij e-mail van 8 juni 2021 op haar re-integratieverplichtingen gewezen:
“Via onze Arbodienst heb ik andermaal het bericht ontvangen dat je niet meewerkt aan je re-integratie door geen gevolg te geven aan de – overigens herhaalde – afspraak met de arbeidsdeskundige van 7 juni jl.
Op 3 mei jl. heb ik je al gewezen op je verplichting actief mee te werken aan je re-integratie. Bij een volgende schending ga ik over tot het opleggen van een loonstop.”
Arbeidsdeskundig onderzoek
Op verzoek van de werkgever heeft het arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden door een gecertificeerd register arbeidsdeskundige. Op 30 juni 2021 heeft de arbeidsdeskundige beide partijen gesproken, zij het in individuele gesprekken, waarbij de werkneemster werd bijgestaan door haar gemachtigde.
Gespecialiseerd re-integratietraject aanbieden
In zijn rapport van 16 juli 2021 heeft de arbeidsdekundige geadviseerd:
“Het eigen werk in volledigheid is op dit moment niet passend en ook niet passend te maken. Er is op dit moment bij de eigen werkgever geen ander passend werk beschikbaar.
Herstel is op korte termijn niet te verwachten.
Als gevolg van de aandoening van werkneemster wordt aanbevolen een gespecialiseerd re-integratietraject aan te bieden, ondersteund door het behandelinstituut. Dit ook omdat mogelijk op korte termijn een langdurige periode kan ontstaan waarin in het geheel geen re-integratiemogelijkheden zijn.
Werkneemster wordt conform advies bedrijfsarts geadviseerd in ieder geval niet te re-integreren bij de eigen werkgever.
Geadviseerd wordt het UWV middels een deskundigenoordeel te vragen zich te conformeren aan het advies in te stemmen met gespecialiseerde re-integratieondersteuning, waarbij in het begin er ook geen sollicitatieverplichting geldt.”
Begeleiding naar tweede spoor
Beide partijen hebben ingestemd met het voorstel van de arbeidsdeskundige, waarna de werkgever AT Groep heeft ingeschakeld voor de begeleiding naar het tweede spoor.
De re-integratieadviseur bij AT Groep heeft vanaf augustus 2021 diverse pogingen gedaan om (direct) met de werkneemster in contact te komen, echter zonder resultaat.
Twijfels over begeleiding
De gemachtigde van de werkneemster heeft op 30 september en 6 oktober 2021 telefonisch contact opgenomen aangezien er twijfels bestonden over de vraag of AT Groep de werkneemster wel de nodige gespecialiseerde begeleiding in het kader van haar re-integratie kon bieden.
Salarisbetaling opgeschort
De werkgever heeft bij e-mail van 5 oktober 2021 de werkneemster meegedeeld dat zij, in verband met het niet meewerken aan de re-integratie, de salarisbetaling per 4 oktober 2021 heeft opgeschort.
Onvoldoende re-integratiemogelijkheden
Op 8 maart 2022 heeft de werkgever een beoordeling re-integratieverslag van het UWV ontvangen waarin is geconcludeerd dat de werkgever voldoende heeft gedaan om de werkneemster te re-integreren. Daartoe is onder meer overwogen dat er in 2021 een lange periode (i.i.g. tot en met december 2021) sprake is geweest van een situatie van onvoldoende re-integratiemogelijkheden. Dit is onder meer gelegen in een intensief behandeltraject.
Geen concrete re-integratiekansen
Het is daarmee aannemelijk dat er geen concrete re-integratiekansen zijn geweest in het eerste spoor en dat een eerder ingezet spoor 2 traject “niet van de grond is gekomen”.
Arbeidsovereenkomst opgezegd
De werkgever heeft begin april 2022 een aanvraag voor een ontslagvergunning bij het UWV ingediend, die op 9 mei 2022 is verleend. De werkgever heeft hierop bij brief van 11 mei 2022 de arbeidsovereenkomst met de werkneemster opgezegd tegen 1 juli 2022.
Naar de rechter
De werkneemster verzoekt bij beschikking de werkgever te veroordelen tot betaling van het achterstallig salaris van € 24.064,63 inclusief vakantietoeslag te verhogen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente.
Recht op betaling loon
Tussen partijen staat vast dat de werknemer sinds 30 maart 2020 wegens ziekte ongeschikt is voor de bedongen arbeid. Op grond van artikel 7:629 BW heeft de werknemer recht op doorbetaling van het loon tijdens ziekte. Dit recht bestaat echter niet altijd.
Betaling loon stopzetten
Het derde lid van artikel 7:629 BW noemt zes gevallen waarin de werkgever gerechtigd is betaling van het loon stop te zetten, waaronder de situatie dat de arbeidsongeschikte werknemer zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan haar re-integratie (sub d). De werkgever doet een beroep op deze bepaling.
Re-integratieverplichtingen
De re-integratieverplichtingen van de arbeidsongeschikte werknemer zijn neergelegd in artikel 7:660a BW. Dit artikel bepaalt sub a dat de werknemer verplicht is gevolg te geven aan door de werkgever of een door hem aangewezen deskundige, zoals een re-integratiebureau, redelijke voorschriften en mee te werken aan maatregelen die erop zijn gericht haar eigen of andere passende arbeid te laten verrichten.
Op de werkgever rust de plicht zijn werknemer zo nodig te dwingen mee te werken aan re-integratie, door middel van maatregelen zoals een loonsanctie.
Deugdelijke grond voor weigeren re-integratie?
De vraag luidt of sprake is van de situatie waarbij de werknemer zonder deugdelijke grond weigerde mee te werken aan haar re-integratie. De kantonrechter oordeelt dat dit niet het geval is en onderbouwt dit als volgt.
Instemming met advies
Vast staat dat partijen hebben ingestemd met (de inhoud en uitvoering van) het advies. Dit advies hield in om gelet op de bijzondere (gezondheids)situatie van de werknemer de regie van de re-integratie voorlopig bij het behandelcentrum te laten.
Gespecialiseerd re-integratietraject noodzakelijk
Verder was in het advies opgenomen dat een gespecialiseerd re-integratietraject noodzakelijk was, ondersteund door het behandelinstituut. De werkgever zou daarover een deskundigenoordeel van het UWV aanvragen. Dit advies was het uitgangspunt van partijen. De werkgever heeft ter uitvoering van het advies vervolgens AT Groep ingeschakeld.
‘Standaard re-integratiebureau’
Dat AT Groep mogelijk een ‘standaard re-integratiebureau’ zou zijn, zoals de werknemer stelt, laat onverlet dat zij wel, conform het advies, een gespecialiseerd re-integratietraject aan de werknemer zou kunnen bieden.
De werknemer mocht volgens de kantonrechter wel duidelijkheid verlangen over de vraag of AT Groep haar de noodzakelijke begeleiding kon bieden, alvorens aan te vangen met een (voor haar zwaar belastend) re-integratietraject.
Onduidelijkheid
Op het moment dat de werkgever de loonstop op 4 oktober 2021 toepaste, was dit voor de werknemer echter (nog) niet duidelijk, hetgeen ook blijkt uit de nadien gezonden e-mail van 28 oktober 2021 van de gemachtigde van de werkgever, waarin ook hij vaststelt dat ‘er blijkbaar onduidelijkheid bestaat over het te volgen re-integratietraject spoor 2’.
Status deskundigenoordeel
Op het moment dat iemand van AT Groep de werknemer in augustus/september 2021 benaderde voor het plannen van een kennismakingsgesprek was ook het door de werkgever toegezegde deskundigenoordeel van het UWV nog niet verkregen, zodat niet duidelijk was of met het advies van en met inschakeling van AT Groep aan de re-integratieverplichtingen kon worden voldaan.
De werknemer heeft de werkgever dan ook terecht mogen vragen naar de status van het deskundigenoordeel en, toen bleek dat deze niet zou volgen, heeft de gemachtigde van de werknemer contact met iemand van de AT Groep op mogen nemen om te informeren of AT Groep daadwerkelijk de noodzakelijke specialistische begeleiding aan de werknemer kon bieden.
Contact zwaar belastend
Dit geldt te meer nu in het advies ook staat dat de regie bij het behandelteam van de werknemer wordt gelaten en de betreffende persoon direct contact met de werknemer heeft gezocht, terwijl hij ermee bekend mag worden verondersteld dat dergelijk contact zwaar belastend was.
Evenmin was op dat moment echter gebleken dat de man contact met het behandelteam van de werknemer had opgenomen om inzicht in haar situatie te krijgen. Daarmee bleek niet (direct) van de besproken specialistische aanpak waarbij de regie bij het behandelteam van de werknemer lag.
Loonstop te forse maatregel
De kantonrechter is daarom van oordeel dat de loonstop in de gegeven bijzondere omstandigheden van dit geval en bij genoemde stand van zaken een te forse maatregel is geweest en daarom niet op goede gronden is opgelegd.
Achterstallig salaris betalen
De werkgever is dan ook gehouden het achterstallig salaris inclusief vakantietoeslag aan de werknemer te betalen. Partijen zijn het er over eens dat het achterstallig salaris een bedrag van € 24.064,63 bruto betreft. Dit bedrag wordt daarom toegewezen.
De wettelijke verhoging en wettelijke rente over dat bedrag worden ook toegewezen.
De kantonrechter veroordeelt de werkgever aan de werknemer te betalen het netto-equivalent van € 24.064,63 aan achterstallig salaris te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling.
Uitspraak Rechtbank Gelderland, 26 januari 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:1239