
Deze zaak gaat over de vraag of de werknemer recht heeft op zijn salaris over de periode van 10 september tot 4 december 2021. De werkgever heeft dat salaris niet uitbetaald, omdat de werkgever vindt dat de werknemer niet voldoende heeft meegewerkt aan zijn re-integratie. De kantonrechter is het eens met de werkgever. De loonvordering van de werknemer wijst de kantonrechter dan ook af.
Deskundigenverklaring
Op grond van artikel 7:629a BW moet een werknemer bij een loonvordering een deskundigenverklaring overleggen, tenzij het overleggen van de verklaring in redelijkheid niet van de werknemer kan worden gevergd. De werknemer is ontvankelijk in zijn vorderingen. Hij heeft namelijk op 4 mei 2022 een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UVW.
Recht op loondoorbetaling
Op grond van artikel 7:629 lid 1 BW heeft een werknemer die de bedongen arbeid wegens ziekte niet kan verrichten, gedurende 104 weken recht op doorbetaling (van minimaal 70% van) van zijn loon.
Tekortschieten in re-integratieverplichtingen
Tussen partijen is niet in geschil dat de werknemer tot en met 31 november 2021 arbeidsongeschikt was. Daarmee is de aanspraak op doorbetaling van loon gegeven. Op grond van artikel 7:629 lid 3 BW vervalt het recht op loon echter als de werknemer zonder deugdelijke grond tekortschiet in zijn re-integratieverplichtingen. Dit is (onder meer) het geval als de werknemer weigert mee te werken aan door de werkgever of een aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of maatregelen die erop zijn gericht om de werknemer in staat te stellen passende arbeid te verrichten.
Loonbetaling stopgezet
Uit de brieven van 23 augustus 2021 en 10 september 2021 van de werkgever blijkt dat de werkgever de loonbetaling heeft stopgezet, omdat de werknemer – ondanks waarschuwingen – niet voldoende heeft meegewerkt aan re-integratieactiviteiten in spoor twee.
UWV: terechte loonstop
Volgens de werkgever heeft de werknemer opdrachten niet uitgevoerd, heeft hij onvoldoende gesolliciteerd en was zijn CV niet in orde. Dat wordt volgens de werkgever bevestigd in de rapportage van 2 november 2021 van het UWV, waarin het UWV heeft geconcludeerd dat de werkgever terecht een loonstop heeft ingesteld.
Wel voldoende gedaan
De werknemer heeft daartegen aangevoerd dat hij wel voldoende heeft gedaan om aan zijn re-integratieverplichtingen te voldoen. Zijn inspanningen waren op spoor één gericht en die inspanningen waren voldoende. De werkgever en het UWV zijn voorbijgegaan aan de inspanningen die de werknemer in spoor twee wel heeft geleverd. Als de opdrachten in de ogen van het UVW en de werkgever niet voldoende zijn uitgevoerd, dan komt dat doordat de werknemer onvoldoende tijd en onvoldoende begeleiding kreeg.
Geen passende mogelijkheden
De kantonrechter overweegt dat duidelijk is dat de werknemer graag terug wilde keren in zijn werk als monteur bij de werkgever. Het had hem na de waarschuwingen van de werkgever en de mobiliteitsconsulente echter duidelijk moeten zijn dat dat niet meer in de rede lag, omdat er bij de werkgever geen passende mogelijkheden bestonden, en dat hij daarom ook het tweede spoor moest volgen.
Gevolgen niet nakomen verplichtingen uitgelegd
Uit het overgelegde gesprekverslag, de e-mails van de mobiliteitsconsultant en de waarschuwingsbrief van de werkgever blijkt dat hem dat meerdere malen is uitgelegd. Volgens de werkgever heeft mobiliteitsconsultant de werknemer daarnaast ook vaak mondeling gewaarschuwd voor de consequenties van het niet-nakomen van de verplichtingen ten aanzien van de loondoorbetaling en het kader van de Wet Verbetering Poortwachter en de WIA-aanvraag. Dat heeft de werknemer niet weersproken.
Waarschuwingsbrief
In de waarschuwingsbrief van 23 augustus 2021 van de werkgever heeft de werknemer tot 9 september 2021 de tijd gekregen om aan zijn re-integratieverplichtingen, zoals deze in de waarschuwingsbrief zijn vermeld, te voldoen. Dat de werknemer die brief destijds niet heeft gelezen, komt voor zijn eigen risico. Op 9 september 2021 heeft de werknemer nog bij mobiliteitsconsultant geïnformeerd naar zijn verplichtingen. Volgens de kantonrechter had voor de werknemer duidelijk kunnen en moeten zijn wat er van hem werd verwacht.
Inspanningen in spoor één voldoende
Tussen partijen staat vast dat de inspanningen van de werknemer in spoor één voldoende waren. Het betoog van de werknemer dat hij ook heel veel activiteiten wél heeft uitgevoerd en dat hij ook heel veel uren bij de werkgever heeft gewerkt (in het eerste spoor), omdat hij daar graag wilde terugkeren, is voor de beoordeling van de loonstop niet relevant.
Het feit dat hij wel aan zijn verplichtingen in het eerste spoor heeft voldaan, maakt niet dat hij zijn verplichtingen uit het tweede spoor is nagekomen.
Niet voldaan aan verplichtingen in tweede spoor
De werknemer had ook de verplichting om inspanningen te verrichten in het tweede spoor. De werknemer heeft volgens de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat hij aan die verplichtingen uit het tweede spoor heeft voldaan.
Opdrachten wél uitgevoerd
De werknemer heeft aangevoerd dat hij in spoor twee ook opdrachten wél heeft uitgevoerd en dat zijn inspanningen alleen in de ogen van de werkgever en het UWV onvoldoende waren. Volgens de werknemer heeft het UWV zijn feitelijke inspanningen helemaal niet onderzocht.
Onvoldoende onderbouwing
De werknemer heeft echter niet onderbouwd dat hij de opdrachten wél heeft gemaakt. Als de werknemer van mening is dat hij wel voldoende heeft gedaan, had het op zijn weg gelegen om te onderbouwen dat hij de opdrachten die hij moest doen, heeft gedaan. Hij had bijvoorbeeld de opdrachten en sollicitaties kunnen overleggen.
Als het UWV haar oordeel al volledig op de mening van de werkgever heeft gebaseerd en heeft nagelaten om de inspanningen van de werknemer te beoordelen, heeft de werknemer niet onderbouwd dat het UWV tot een andere uitkomst zou zijn gekomen.
Beschikking UWV niet voldoende
De werknemer heeft ook aangevoerd dat het UWV op 8 december 2021 een beschikking heeft gegeven, waarin staat dat de werknemer en de werkgever voldoende hebben gedaan aan de re-integratie van de werknemer. Maar alleen die beschikking is niet voldoende om te oordelen dat de werknemer wel voldoende heeft meegewerkt aan zijn re-integratie.
De werknemer heeft ter onderbouwing van zijn standpunt verder niets aangevoerd, terwijl het UWV in reactie op de aanvraag van het deskundigenoordeel in mei 2022 over de re-integratie-inspanningen van de werknemer heeft verwezen naar de rapportage van 2 november 2021, waarin staat dat de werkgever terecht een loonstop heeft ingesteld. Daar heeft de werknemer niets tegen ingebracht.
De werknemer heeft onvoldoende onderbouwd dat hij wel aan zijn re-integratieverplichtingen heeft voldaan.
Te weinig tijd en begeleiding niet bewezen
Ook het betoog van de werknemer dat hij te weinig tijd had voor de opdrachten en dat hij onvoldoende begeleiding had, met onvoldoende ruimte voor rouw, slaagt niet. De werknemer heeft verklaard dat hij bij de werkgever (in het eerste spoor) meer uren werkte dan de bedrijfsarts had geadviseerd. De werkgever heeft echter betoogd dat de werknemer de opdrachten voor het tweede spoor ook gedurende die tijd bij de werkgever mocht doen. Toen de werknemer uitvoeringsproblemen had, zoals toen zijn computer niet werkte, kreeg hij ook hulp van de werkgever. Dat heeft de werknemer niet weersproken.
Als de werknemer op andere momenten meer problemen had ten aanzien van tijd of uitvoering, had hij dat moeten bespreken met de werkgever en/of de mobiliteitsconsultant.
Voldoende tijd gehad
De werknemer heeft over de hele linie voldoende tijd gehad voor de opdrachten. Hij kreeg de opdrachten waarvan de werkgever stelt dat hij die niet heeft uitgevoerd, in mei 2021. In juni en juli 2021 heeft hij met de mobiliteitsconsultant opnieuw afgesproken dat hij de opdrachten zou maken.
De werknemer had vanaf juli 2021 al een sollicitatieplicht. De werkgever heeft bovendien onweersproken gesteld dat de werknemer in september 2021 een aantal dagen extra de tijd heeft gekregen om de opdrachten uit te voeren voordat de indieningstermijn richting het UWV verstreek.
Gelet op deze omstandigheden kan de werknemer zich er niet op beroepen dat hij de opdrachten en sollicitaties in september 2021 nog niet had uitgevoerd omdat hij te weinig tijd had, of omdat hij na zijn vakantie in de zomer niet genoeg tijd meer had. Ook na het begin van de loonstop heeft hij de opdrachten niet uitgevoerd om op die manier de loonstop te beëindigen.
Verplichtingen niet nagekomen
Gelet op de kansen die hij heeft gehad om de opdrachten te maken en sollicitatieactiviteiten te verrichten, slaagt het verweer dat hij daarvoor onvoldoende tijd heeft gehad, niet. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende vast komen te staan dat de werknemer zijn verplichtingen niet is nagekomen. Dat dat kwam doordat de werknemer onvoldoende begeleiding kreeg, heeft de werknemer niet voldoende onderbouwd. Bovendien had het op de weg van de werknemer gelegen om dit soort problemen – in ieder geval – ook tijdens het traject met de werkgever of mobiliteitsconsultant te bespreken.
Loonstop terecht
De kantonrechter komt tot de conclusie dat de werkgever terecht is overgegaan tot een loonstop. De vorderingen van de werknemer worden afgewezen.
Uitspraak Rechtbank Overijssel, 28 februari 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:801