
Het oogmerk van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling vanwege aanpassing van de regeling voor nettopensioen is om de
mogelijkheden voor opbouw van nettopensioen te handhaven onder het nieuwe stelsel.
Fiscale hygiëne borgen
Vanwege de kenmerken van dat nieuwe stelsel is een aantal technische aanpassingen noodzakelijk om fiscale hygiëne te borgen. Deze aanpassingen zijn in dit ontwerpbesluit uitgewerkt, zodat ook in het nieuwe stelsel nettopensioenregelingen zonder problemen kunnen blijven worden uitgevoerd.
Sterfteresultaat en levensverwachting
De bepalingen in het ontwerpbesluit leggen geen beperkingen op ten aanzien van het
herverzekeren van sterfterisico voor de basisregeling. Net als op basis van het huidige artikel 41 Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling moet bij de verwerking van de ontwikkeling van het sterfteresultaat en de ontwikkeling van de levensverwachting in de nettopensioenregeling uitsluitend rekening worden gehouden met het sterfteresultaat en de levensverwachting van de groep deelnemers aan het nettopensioen.
Vrijwillige pensioenvoorziening
Nettopensioen mag uitsluitend worden uitgevoerd in de vorm van een vrijwillige pensioenvoorziening die de werkgever aanvullend op de basisregeling kan aanbieden.
Taakafbakeningseisen
Op alle vrijwillige pensioenvoorzieningen zijn taakafbakeningseisen van toepassing die borgen dat voldoende collectiviteit en solidariteit in vrijwillige voorzieningen van pensioenfondsen aanwezig is ten behoeve van een gelijk speelveld met verzekeraars. Om deze reden zijn op nettopensioenregelingen ook altijd de genoemde taakafbakeningseisen van toepassing. Dit geldt ook voor vrijwillige bruto pensioenregelingen die voorkomen bij pensioenfondsen waar de verplichte pensioenopbouw is begrensd tot een bepaald inkomen (zogenoemde excedentenregelingen).
Om de werking van deze taakafbakeningseisen ten aanzien van nettopensioen goed te kunnen uitleggen, waarbij alleen in het specifieke geval van nettopensioen sprake is van samenloop met de eisen van fiscale hygiëne, kunnen deze twee onderdelen niet volledig worden gescheiden.
10% werkgeversbijdrage
Hoeft voor een aparte nettopartnerpensioenregeling geen solidariteitsreserve te worden aangehouden?
Nog steeds kan worden gebruik gemaakt van een 10% werkgeversbijdrage. In dat geval hoeft voor een
nettopartnerpensioenregeling niet te worden aangesloten bij de kenmerken van de basisregeling. Ook als wel voor die optie wordt gekozen, hangt het af van de vraag welke basisregeling van toepassing is.
Als dat een flexibele premieregeling is, zal voor de nettopartnerpensioenregeling ook geen solidariteitsreserve van toepassing zijn. Dat is alleen het geval als decentrale partijen hebben gekozen voor de solidaire premieregeling als basisregeling, waarbij aan de taakafbakeningseisen wordt voldaan door de nettoregeling aan te laten sluiten op de kenmerken van de basisregeling.
Flexibele premieregeling
Bij een flexibele premieregeling kan wel sprake zijn van een risicodelingsreserve. Als deze ontbreekt in geval van een flexibele premieregeling als basisregeling, moet altijd sprake zijn van een 10%- werkgeversbijdrage bij de vrijwillige pensioenvoorziening, zoals een nettopartnerpensioen, omdat het direct aansluiten bij een flexibele premieregeling zonder risicodelingsreserve te weinig collectiviteit
en solidariteit zou toevoegen aan deze vrijwillige pensioenvoorziening.
Invaren
Invaren betekent dat de bestaande pensioenaanspraken worden ondergebracht in de nieuwe pensioenregeling van het betreffende pensioenfonds. Het is dus niet zo dat als een deelnemer pensioen heeft opgebouwd in meerdere nettoregelingen bij verschillende pensioenuitvoerders die als gevolg van invaren allemaal bij elkaar gebracht worden.
De minister verwacht dat als pensioenuitvoerders zullen overgaan tot invaren van de oude pensioenaanspraken, ze dat gelijktijdig voor alle opgebouwde aanspraken van die deelnemer zullen doen (netto- en brutopensioenaanspraken).
Pensioenregeling voor zelfstandigen
Bedrijfstakpensioenfondsen, ondernemingspensioenfondsen en algemeen pensioenfondsen (in
geval van een single client kring) mogen alleen een pensioenregeling aanbieden aan zelfstandigen die actief zijn binnen de werkingssfeer van het pensioenfonds.
Deze pensioenfondsen stellen uiterlijk bij de start van de verwerving van de pensioenaanspraken vast of een zelfstandige in aanmerking komt voor vrijwillige toetreding tot de betreffende pensioenregeling. De wijze waarop pensioenuitvoerders toetsen of de aspirant-deelnemers in aanmerking komen voor de vrijwillige toetreding is de verantwoordelijkheid van de pensioenuitvoerders zelf.
Pensioenregeling beëindigen
De pensioenuitvoerder kan de pensioenregeling beëindigen als (1) het Besluit experimenten
pensioenregeling voor zelfstandigen komt te vervallen als gevolg van het einde van de looptijd van de wetgeving of als (2) het experiment wordt omgezet in een structurele wettelijke regeling en de pensioenuitvoerder gebruik maakt van haar recht om de pensioenregeling niet voort te zetten. De pensioenuitvoerder informeert de zelfstandige hierover voorafgaand aan de deelneming; dit als onderdeel van het aanbod om deel te nemen.
De vaststelling of een zelfstandige aan de voorwaarden van een vrijwillige toetreding voldoet, vindt uiterlijk plaats bij de start van de verwerving van de pensioenaanspraken. Gelet op de duur van het experiment kan de zelfstandige pensioen blijven opbouwen als de zelfstandige op een later moment geen werkzaamheden meer verricht die onder de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds of onderneming vallen.
Als de zelfstandige echter op een later moment ophoudt een zelfstandige te zijn en zich daardoor niet meer kwalificeert aan de voorwaarden van een zelfstandige, kan de pensioenopbouw op grond van 54 Pensioenwet vrijwillig worden voortgezet, indien de pensioenregeling hier in voorziet.
Al opgebouwde pensioenaanspraken blijven bij de betreffende pensioenuitvoerder staan. De zelfstandige kan gebruik maken van de mogelijkheden van afkoop, waardeoverdracht en de vrijwillige voortzetting.
Gevolgen voor het collectief
De vrijwillige aansluiting van zelfstandigen aan een pensioenregeling in de tweede pijler, uitgevoerd door een bedrijfstakpensioenfonds, ondernemingspensioenfonds of in geval van een single client kring door een algemeen pensioenfonds, heeft gevolgen voor het collectief. De zelfstandigen nemen immers deel aan hetzelfde financiële geheel als de werknemers. De incasso- en administratiekosten voor zelfstandigen kunnen bijvoorbeeld hoger liggen. Daarnaast bestaat het risico dat alleen zelfstandigen met slechte risico’s deel zullen nemen. Uit de evaluatie van de experimenten zal moeten blijken welke effecten voor het collectief concreet optreden.
Aantal aanvullende voorschriften
Naast de huidige informatieverplichtingen voor pensioenuitvoerders zijn in het Besluit experimenten pensioenregeling voor zelfstandigen nog een aantal aanvullende voorschriften. De informatie is erop gericht dat (1) een zelfstandige in staat wordt gesteld om een weloverwogen keuze te kunnen maken en (2) dat een zelfstandige deelname aan een specifieke pensioenregeling kan vergelijken met andere vormen van pensioensparen. Op basis van de ontvangen informatie zou een zelfstandige ook in staat moeten worden gesteld om aanbiedingen van verschillende pensioenuitvoerders met elkaar te kunnen vergelijken als dat het geval is.
Stopzetten experiment
Bij het stopzetten van het experiment eindigt de deelname van zelfstandigen in de pensioenregeling eindigt. Het uitgangspunt is dat de opgebouwde pensioenaanspraken bij de betreffende pensioenuitvoerder blijft staan.
Als een zelfstandige zelf kiest om de deelname te beëindigen of wanneer de pensioenuitvoerder ervoor kiest niet langer de pensioenregeling voor zelfstandigen aan te bieden, gelden de reguliere bepalingen uit de Pensioenwet over afkoop, waardeoverdracht en vrijwillige voortzetting (voor zover van toepassing) bij einde deelneming aan een pensioenregeling. In geval de experimenteerwetgeving niet tot een structurele wettelijke regeling leidt, wordt het wenselijk geacht afwijkingen toe te staan van de huidige bepalingen rondom afkoop en waardeoverdracht bij einde deelneming.