
De werkgever had de werknemer duidelijk moeten wijzen op het risico dat hij liep. Een schriftelijke voorlichting was in dit geval de aangewezen manier om aan deze informatieverplichting te voldoen.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de werknemer op grond van de opleidingsovereenkomst (na verrekening met de al ingehouden eigen bijdrage en de reserveringen) nog een bedrag van € 7.178,92 aan de werkgever moet betalen. De kantonrechter oordeelt van niet en overweegt daarover het volgende.
Rechtsgeldige opleidingsovereenkomst
De opleidingsovereenkomst is op zichzelf rechtsgeldig, omdat deze voldoet aan de eisen die de Hoge Raad in zijn arrest van 10 juni 1983 heeft geformuleerd. In de overeenkomst staat wat de baatperiode is (de periode waarin de werkgever geacht wordt baat te hebben bij de door de opleiding opgedane kennis en vaardigheden, namelijk 4160 uur).
Ook is sprake van een glijdende schaal, omdat de verplichting van de werknemer tot terugbetaling van de opleidingskosten geleidelijk wordt afgebouwd, met sprongen van steeds 25%, van 100% naar 0%.
Terugbetalingsverplichting
De Hoge Raad heeft bijkomende voorwaarden gesteld voor een geslaagd beroep op een (op zichzelf rechtsgeldig) studiekostenbeding. Een van die voorwaarden is dat de terugbetalingsregeling, met de voor de werknemer ernstige gevolgen, duidelijk aan de werknemer uiteengezet moet zijn. De kantonrechter oordeelt dat daaraan is niet is voldaan en overweegt daarover het volgende.
Volgens de werkgever blijkt uit de door de werknemer ondertekende opleidingsovereenkomst en de daarbij behorende bijlage duidelijk dat de werknemer een terugbetalingsverplichting heeft en hoe hoog die zou zijn. De kantonrechter volgt de werkgever hierin niet.
Welke onderdelen behoren tot opleiding?
In de opleidingsovereenkomst staat dat de opleidingskosten maximaal € 10.000 zullen bedragen en op de bij de overeenkomst behorende bijlage staan wel bedragen genoemd, maar uit de overeenkomst blijkt niet welke onderdelen van die bijlage tot de opleiding van de werknemer behoren en welke niet.
Kosten duidelijker in opleidingsovereenkomst
Het had op de weg van de werkgever gelegen om de kosten duidelijk(er) in de opleidingsovereenkomst tot uitdrukking te brengen, door het opnemen van het voor hem gekozen lespakket en daarmee het geldende minimumbedrag en eventuele kosten voor herexamens. Nu is de werknemer pas voor het eerst op 27 september 2021 bekend geworden met de totale kosten van de opleiding.
Werknemer kon alleen overeenkomst accepteren
De opleidingsovereenkomst is bovendien volledig door de werkgever voorgeschreven. De werknemer had geen andere keuze dan de overeenkomst accepteren, als hij in aanmerking wilde komen voor de functie waarop hij solliciteerde. Hij moest daarmee ook akkoord gaan met kosten die konden oplopen tot een bedrag van € 10.000, zonder dat al sprake was van een arbeidsovereenkomst waarmee de werknemer zekerheid had dat hij deze opleidingskosten binnen een redelijke termijn van zijn loon zou kunnen terugbetalen.
Slechts 8 uur per week ingezet
Dat klemt temeer nu de werkgever de werknemer na het afronden van de opleiding een uitzendovereenkomst voor slechts 8 uur per week heeft aangeboden, met een basisloon van € 13,13 (en in de tweede overeenkomst € 13,33) bruto per uur. Dit komt erop neer dat als de werknemer daadwerkelijk maar 8 uur per week zou zijn ingezet, hij pas na bijna 8 jaar werken het bedrag van € 10.000 (bruto) zou hebben verdiend.
Schriftelijke voorlichting
Het lag op de weg van de werkgever om de werknemer duidelijk te wijzen op het risico dat hij liep. Een mondelinge toelichting, zoals de werkgever stelt dat zij die heeft gegeven, is daarvoor niet genoeg. In gevallen als deze is schriftelijke voorlichting de aangewezen manier om aan deze informatieverplichting te voldoen. De werkgever had de consequenties dus duidelijk voor de werknemer op papier moeten zetten, bij voorkeur voorzien van rekenvoorbeelden. Dat hij dat niet heeft gedaan, betekent dat hij niet heeft voldaan aan haar verplichting om de werknemer op de (grote) financiële risico’s die hij liep te wijzen.
Omdat de werkgever hoe dan ook geen geslaagd beroep op de terugbetalingsverplichting uit de opleidingsovereenkomst kan doen, is niet meer relevant waarom en op wiens initiatief de uitzendovereenkomst is geëindigd.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 13 januari 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:174