
Dit getuigt niet van goed werkgeverschap, aldus de kantonrechter. De werkgever kan slechts aanspraak maken op terugbetaling van 3/5 deel van het betaalde lesgeld.
De werknemer werkte eerst bij de werkgever als basisarts en vervolgens verzekeringsarts.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de werknemer op grond van de tussen partijen gesloten studiekostenovereenkomst het lesgeld aan de werkgever moet terugbetalen. De studiekostenovereenkomst moet worden gekwalificeerd als een studiekostenbeding.
Terugbetaling studiekosten
Het staat partijen vrij om een regeling te treffen over de terugbetaling van studiekosten. Het studiekostenbeding is namelijk niet geregeld in de wet. Door de Hoge Raad zijn wel beperkingen gesteld aan een dergelijk beding. Zo moet het beding onder meer een regeling bevatten waarbij de terugbetalingsverplichting vermindert naar evenredigheid van het voortduren van de dienstbetrekking en de periode waarbinnen de werkgever baat heeft gehad van de door de werknemer tijdens de studieperiode opgedane kennis en vaardigheden (de zogenoemde glijdende schaal). Ook moet de terugbetalingsverplichting voor de werknemer duidelijk zijn uiteengezet.
Geen glijdende schaal
Het tussen de werkgever en de werknemer overeengekomen studiekostenbeding bevat geen glijdende schaal en voldoet daarmee niet aan de door de Hoge Raad gegeven criteria. Dit betekent echter niet dat de werkgever geen beroep kan doen op het beding. In het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad ging het namelijk om een situatie waarin een werknemer verplicht was om tijdens werktijd een opleiding te volgen en betrof het de terugbetaling van het over die studieperiode genoten loon. Die situatie doet zich hier niet voor.
Niet verplicht of noodzakelijk
Tussen partijen staat vast dat de door de werknemer gevolgde opleiding niet verplicht of noodzakelijk was voor de werknemer om zijn functie van basisarts goed te kunnen uitoefenen. de werkgever heeft op de zitting aangegeven dat zij nieuwe werknemers wil aantrekken en aan zich wil binden door jaarlijks enkelen van hen de mogelijkheid te bieden een vervolgopleiding te volgen. de werknemer heeft van die gelegenheid gebruik willen en mogen maken. Het was dus geen studie die de werkgever (standaard) aan werknemers aanbood. Daar komt bij dat het hier aan de orde zijnde studiekostenbeding niet ziet op de terugbetaling van het over de studieperiode genoten loon.
Betaald lesgeld door werkgever
Anders dan in het arrest van de Hoge Raad gaat het hier om studiekosten in enge zin, namelijk uitsluitend om het door de werkgever betaalde lesgeld. De werkgever heeft weliswaar gesteld dat de investering veel meer bedraagt dan het bedrag aan lesgeld, maar die kosten worden in deze procedure niet gevorderd en daar ziet het studiekostenbeding ook niet op.
Rechtsgeldig, ook zonder glijdende schaal
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden staat het ontbreken van de glijdende schaal in het studiekostenbeding in dit geval niet aan de rechtsgeldigheid van het beding in de weg. Hierbij is van belang dat voldoende aannemelijk is dat de werknemer als hoog opgeleide werknemer de consequenties van het studiekostenbeding heeft kunnen overzien.
100 procent studiekosten terugbetalen
In het beding is bepaald dat als de werknemer de arbeidsovereenkomst binnen vijf jaar na het behalen van het diploma beëindigt, hij 100 procent van de studiekosten moet terugbetalen. Het beding is duidelijk en overzichtelijk en niet voor andere uitleg vatbaar. Nu de werknemer de arbeidsovereenkomst ongeveer twee jaar na afronding van zijn opleiding heeft opgezegd, is hij op grond van het studiekostenbeding dus gehouden het volledige lesgeld van € 48.100 aan de werkgever terug te betalen.
Onredelijk en onbillijk
De vraag is echter of de werkgever op grond van het beginsel van goed werkgeverschap in dit specifieke geval wel 100 procent van de studiekosten kan vorderen. De norm van goed werkgeverschap is een uitwerking in het arbeidsrecht van de algemene eisen van redelijkheid en billijkheid zoals opgenomen. Het studiekostenbeding kan dus (geheel of gedeeltelijk) buiten toepassing worden gelaten als de (integrale) toepassing van die bepaling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarvan is naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval sprake.
Profijt van afgeronde opleiding
De kantonrechter acht voldoende aannemelijk dat de werkgever enig profijt heeft gehad van de door de werknemer succesvol afgeronde opleiding. De werknemer is namelijk direct na afronding van de opleiding vanaf 1 oktober 2019 door de werkgever aangesteld als verzekeringsarts en vanaf dat moment als zodanig werkzaam geweest. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat de werkgever vanaf 1 oktober 2019 een begin heeft gemaakt met het terugverdienen van haar investering in de werknemer.
Anders dan de werkgever meent, begint de baatperiode niet pas nadat de studiekosten zijn terugverdiend. De werkgever wordt dan ook niet gevolgd in de stelling dat hij pas na vier jaar na het behalen van de opleiding überhaupt enige baat zou kunnen hebben gehad van de opleiding. Dat kan overigens ook niet worden afgeleid uit het door de werkgever overgelegde omzetoverzicht van de werknemer.
Terugbetaling 3/5 deel lesgeld
Nu de werkgever gedurende (afgerond) twee jaar baat heeft gehad bij de door de werknemer gevolgde opleiding, getuigt het niet van goed werkgeverschap dat hij 100% van de studiekosten bij de werknemer in rekening brengt. Uitgaande van de door de werkgever zelf in het studiekostenbeding opgenomen baatperiode van vijf jaar, kan hij slechts aanspraak maken op terugbetaling van 3/5 deel van het betaalde lesgeld. De gevorderde hoofdsom wijst de kantonrechter daarom toe tot een bedrag van € 28.860 (3/5 deel van € 48.100), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 november 2021 tot de voldoening.
Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland, 16 november 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:5386