
Tussen partijen bestaat inhoudelijk discussie over de vraag of de werknemer te weinig loon heeft ontvangen gedurende de tijd die de werknemer vanaf 18 juli 2013 tot 1 april 2018 vakantie heeft genoten. De kantonrechter oordeelt hierover als volgt.
In artikel 7:639 lid 1 BW is bepaald dat de werknemer gedurende zijn vakantie recht op loon behoudt. Van dit artikel kan niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken, tenzij zodanige afwijking in dit artikel is toegestaan (artikel 7:645 BW).
Artikel 7:639 lid 1 BW moet conform het Europese recht (artikel 7 van de Richtlijn 2003/88/EG en de daarbij behorende jurisprudentie) worden uitgelegd. Het doel van het recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon is tweeledig. Het stelt de werknemer in staat:
- uit te rusten van de uitvoering van de hem door zijn arbeidsovereenkomst opgelegde taken; en
- over een periode van ontspanning en vrije tijd te beschikken.
Dit recht moet worden beschouwd als een bijzonder belangrijk beginsel van sociaal recht van de Unie.
Jaarlijks vakantie(loon)
Volgens rechtspraak van het HvJEU mag het recht op loon tijdens de vakantie niet restrictief worden uitgelegd en betekenen de woorden ‘jaarlijkse vakantie met behoud van loon’ in artikel 7, lid 1, van richtlijn 2003/88 dat het loon gedurende de ‘jaarlijkse vakantie’ in de zin van die richtlijn moet worden doorbetaald en dat, met andere woorden, de werknemer voor deze rustperiode zijn normale loon moet ontvangen.
Overeenstemmen met gebruikelijk arbeidsloon
Het vereiste van betaling van vakantieloon heeft tot doel de werknemer tijdens de jaarlijkse vakantie in een situatie te brengen die qua beloning vergelijkbaar is met de situatie tijdens de gewerkte periodes. Het vakantieloon moet overeenstemmen met het gebruikelijke arbeidsloon van de werknemer.
Componenten beloning
Wanneer de door de werknemer ontvangen beloning bestaat uit verschillende componenten, moet bij de bepaling van wat het normaal/gebruikelijk loon is waarop deze werknemer recht heeft gedurende zijn jaarlijkse vakantie, een specifieke analyse worden uitgevoerd.
In het kader van een dergelijke analyse wordt elke last die intrinsiek samenhangt met de uitvoering van de taken die de werknemer zijn opgedragen in zijn arbeidsovereenkomst en waarvoor hij een financiële vergoeding ontvangt gerekend tot de globale beloning van de werknemer, die noodzakelijkerwijs deel moet uitmaken van het bedrag waarop de werknemer recht heeft gedurende zijn jaarlijkse vakantie.
De componenten van het globale loon van de werknemer die alleen strekken tot vergoeding van occasionele of bijkomende kosten die worden gemaakt bij uitvoering van de taken die de werknemer zijn opgedragen in zijn arbeidsovereenkomst, worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van het te betalen bedrag aan vakantieloon.
Intrinsiek verband
Het is aan de nationale rechter om te beoordelen of er een intrinsiek verband bestaat tussen de verschillende componenten van het globale loon van de werknemer en de uitvoering van de taken die hem zijn opgedragen in zijn arbeidsovereenkomst.
Vergoeding voor overuren
Wat de regel betreft dat overuren van de werknemer worden meegeteld voor de berekening van de vergoeding die verschuldigd is uit hoofde van het jaarlijks verlof met behoud van loon, wijst het HvJEU erop dat vanwege het uitzonderlijke en onvoorspelbare karakter ervan, vergoedingen voor gemaakte overuren geen deel uitmaken van het gewone loon waarop de werknemer tijdens de in artikel 7, lid 1, van richtlijn 2003/88 bedoelde jaarlijkse vakantie met behoud van loon aanspraak kan maken.
Geregeld overuren
Wanneer de uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen van de werknemer vergen dat hij op regelmatige basis overuren maakt, en de vergoeding daarvan een belangrijk onderdeel vormt van de totale vergoeding die hij voor zijn beroepsactiviteit ontvangt, moet de vergoeding voor overuren echter worden meegeteld voor het gewone loon waarop hij tijdens de in artikel 7, lid 1, van richtlijn 2003/88/EG bedoelde jaarlijkse vakantie met behoud van loon recht heeft, zodat hij tijdens zijn vakantie economische voorwaarden geniet die vergelijkbaar zijn met die welke hij tijdens de uitoefening van zijn werk geniet.
Ontvangen toeslagen
De werknemer stelt dat hij maandelijks diverse toeslagen ontving en dat deze toeslagen daarom ook gedurende vakanties moeten worden doorbetaald. Wat betreft de toeslag die hij ontving voor het verrichten van overuren meent de werknemer dat het verrichten van overuren intrinsiek verbonden was met de werkzaamheden die hij voor de werkgever verrichtte als chauffeur. de werknemer maakte namelijk per definitie overuren. Het was ook niet mogelijk om dit niet te doen; de werknemer kon immers niet halverwege een rit uitstappen om te voorkomen dat hij overuren maakte. de werknemer meent in dit verband dat hij geen invloed had op de ritten die hem door de werkgever werden toebedeeld.
Om welke toeslagen gaat het?
De werkgever heeft ten aanzien van de gestelde toeslagen die de werknemer maandelijks ontving, naar voren gebracht dat de werknemer niet heeft duidelijk gemaakt om wat voor toeslagen (looncomponenten) het volgens de werknemer precies gaat; de werknemer heeft dit noch in de dagvaarding, noch in zijn berekening gespecificeerd.
Indien en voor zover de werknemer al toeslagen ontving dan betrof het volgens de werkgever onkostenvergoedingen of incidentele kosten. Met dergelijke vergoedingen hoeft volgens geen rekening te worden gehouden bij de vaststelling van het vakantieloon.
Geen toelichting
De werknemer heeft in zowel de dagvaarding als ter zitting en in zijn conclusie van repliek niet duidelijk gemaakt welke toeslagen hij ontving. Dit volgt evenmin uit de door hem overgelegde berekening. Ook heeft de werknemer nagelaten om een toelichting te geven op de vraag waarom hij van mening is dat de toeslagen die hij ontving, intrinsiek samenhangen met de uitvoering van de taken die hem waren opgedragen in zijn arbeidsovereenkomst. Die toelichting had de werknemer wel moeten geven.
Is er wel een intrinsiek verband?
De kantonrechter moet immers beoordelen of er een intrinsiek verband bestaat tussen de verschillende componenten van het globale loon van de werknemer en de uitvoering van de taken die hem zijn opgedragen in zijn arbeidsovereenkomst. Die toelichting had de werknemer des te meer moeten geven omdat de werkgever betwist dat de diverse toeslagen die de werknemer ontving intrinsiek samenhingen met de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst en omdat de werkgever van zijn kant heeft gesteld dat het bij deze toeslagen ging om onkostenvergoedingen of incidentele kosten.
Omdat de werknemer geen toelichting heeft gegeven op de vraag waarom de desbetreffende toeslagen intrinsiek samenhingen met de uitvoering van de taken die hem waren opgedragen in zijn arbeidsovereenkomst en de werknemer zijn stelling ook anderszins niet met feiten en omstandigheden heeft onderbouwd, heeft de kantonrechter niet kunnen beoordelen of er sprake is van een intrinsiek verband tussen de verschillende componenten van het globale loon van de werknemer en de uitvoering van de taken die hem zijn opgedragen in zijn arbeidsovereenkomst.
De stelling van de werknemer wordt, tegenover het gemotiveerde verweer van de werkgever, daarom verworpen. Voor zover de loonvordering betrekking heeft op de ‘diverse toeslagen’, die de werkgever in de periode van 18 juli 2013 tot 1 april 2018 heeft ontvangen, wijst de kantonrechter deze vordering dan ook af.
Gemaakte overuren
Wat betreft de door de werknemer gemaakte overuren heeft de werkgever als verweer aangevoerd dat de werknemer invloed had op het al dan niet maken van overuren. Aan de werknemer werd sinds jaar en dag gevraagd hoeveel uren hij wilde werken.
Het verrichten van overuren was daarom volgens de werkgever niet verplicht – maar vrijwillig – en aan de cumulatieve criteria uit het Holzkamm-arrest is dus niet voldaan, aldus de werkgever.
De werkgever heeft ter onderbouwing van dit verweer gewezen op de schriftelijke verklaringen van de Hoofd Personeelszaken en de Hoofd Planner bij de werkgever.
Invloed op overuren
De werknemer heeft het verweer van de werkgever, dat de werknemer invloed had op het maken van overuren, betwist. Er werd volgens de werknemer bij de planning geen rekening gehouden met zijn wens om al dan niet overuren te maken. De werknemer heeft zijn reactie op het verweer niet voorzien van een (begin van) onderbouwing.
Het verweer van de werkgever, dat het niet verplicht was om overuren te maken omdat de werknemer invloed had op het al dan niet verrichten daarvan, is daarentegen goed geconcretiseerd en berust op twee schriftelijke verklaringen van personen die al lange tijd werkzaam zijn bij de werkgever.
In die verklaringen is te lezen dat (i) de werknemer aan kon geven hoeveel uur hij wilde werken en dat (ii) bij het inplannen van de ritten zoveel als mogelijk rekening werd gehouden met de (privé)omstandigheden van de werknemer.
Overuren maken niet verplicht
Gelet op het goed onderbouwde en geconcretiseerde verweer van de werkgever kon de werknemer niet volstaan met de volharding in zijn stelling dat het maken van overuren verplicht was maar had de werknemer zijn stelling concreet met feiten en omstandigheden moeten onderbouwen. Omdat de werknemer dat, tegenover het gemotiveerde verweer van de werkgever, echter niet heeft gedaan, heeft de werknemer niet voldaan aan de op hem rustende stelplicht om feiten en omstandigheden te stellen waaruit afgeleid kan worden dat de uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen van de werknemer vergen dat hij op regelmatige basis overuren maakte. Het is aldus niet komen vast te staan dat de werknemer verplicht was om overuren te maken.
Overuren tellen niet mee met gewone loon
De kantonrechter zal de werkgever daarom volgen in de stelling dat de werknemer niet verplicht was om overuren te maken omdat de werknemer invloed had op de keuze om dit te doen. Daarmee is geen sprake van een uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichting die van de werknemer vergt dat hij op regelmatige basis overuren maakt. Het bedrag aan gemaakte overuren hoeft dan ook niet worden meegeteld voor het gewone loon waarop de werknemer tijdens vakantie recht heeft. Dit betekent dat de kantonrechter de loonvordering van de werknemer (volledig) afwijst.
De werknemer wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure.
Uitspraak Rechtbank Den Haag, 16 februari 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:11747