
Werkgever en werknemer zijn samen verantwoordelijk voor de re-integratie. Zij kunnen zich laten bijstaan door deskundigen. Zo kan de werkgever bij de re-integratie in het eerste en/of het tweede spoor, behalve van de diensten van de bedrijfsarts, in overleg met de werknemer gebruikmaken van de hulp van een intermediair, zoals een re-integratiebedrijf of arbeidsdeskundige. Met uitzondering van een arbodienst of bedrijfsarts is het inschakelen van andere deskundigen niet verplicht.
Passend werk
Het doel van de re-integratie is een structurele werkhervatting in passend werk dat zo dicht mogelijk aansluit bij de resterende functionele mogelijkheden van de werknemer. Dit betekent dat er een re-integratievolgorde bestaat waarbij eerst de focus wordt gericht op de mogelijkheden binnen de eigen organisatie (Spoor 1) en, zo nodig aanvullend, buiten de eigen organisatie (Spoor 2).
Spoor 1
Onder re-integratie in Spoor 1 verstaan we alle activiteiten gericht op werkhervatting binnen de eigen organisatie. Daarbij wordt van de werkgever verwacht dat hij doet wat redelijkerwijs mogelijk is om zijn werknemer in passend werk te kunnen herplaatsen.
In het kader van deze activiteiten is er een re-integratievolgorde. Deze volgorde is:
- Terugkeer in eigen werk
- Terugkeer in aangepast eigen werk
- Terugkeer in (aangepast) ander werk
Terugkeer in eigen werk blijft voorop staan
De primaire focus ligt op het terugkeren in het werk waarin de werknemer is uitgevallen. Daar moeten alle activiteiten op gericht zijn. Dit is een continu proces. Dat betekent dat de werkgever voortdurend moet blijven onderzoeken of het mogelijk is dat de werknemer in eigen werk kan terugkeren.
Terugkeer in aangepast eigen werk
De werkgever moet de werknemer de mogelijkheid bieden om het eigen werk gedeeltelijk te hervatten.
Verder moet de werkgever bekijken of er mogelijkheden zijn om door verlichting van werkzaamheden (bijvoorbeeld met behulp van technische of organisatorische aanpassingen, of voorzieningen), extra begeleiding en/of overdracht van taken aan collega’s, de werknemer zo veel mogelijk weer in het eigen werk te laten functioneren.
Ook aanpassing van dienstroosters en eventueel herverdeling van taken kunnen van de werkgever worden gevraagd, tenzij dit de arbeidsorganisatie te ernstig verstoort.
Terugkeer in (aangepast) ander werk
Als (aangepast) eigen werk niet kan, moet de werkgever in het eigen bedrijf op zoek naar andere mogelijkheden om aan de zieke werknemer passend werk aan te bieden. Dit doet hij door uitgaande van het persoonsprofiel een inventarisatie uit te voeren van geschikt(e) (te maken) werkzaamheden op functie- en taakniveau en op basis van een weging tussen belasting en belastbaarheid.
De werkgever en werknemer moeten alle hervattingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie blijven onderzoeken zolang het dienstverband duurt. Dus ook na een wijziging in de belastbaarheid of een wijziging in de organisatie.
Inventarisatie herplaatsingsmogelijkheden
Een onderzoek naar de herplaatsingsmogelijkheden in het eerste spoor bestaat in ieder geval uit een inventarisatie van de volgende twee punten:
- Alle binnen de eigen organisatie voorkomende functies op en onder het (opleidings)niveau van de arbeidsongeschikte werknemer.
- Een beoordeling van de geschiktheid van elk van deze functies, op basis van een vergelijking van de daarin voorkomende belasting met de belastbaarheid van de werknemer, daarbij ook rekening houdend met zijn bekwaamheden.
Redelijkheid en billijkheid
Zo nodig zal nog op taakniveau moeten worden onderzocht of dit mogelijkheden biedt voor re-integratie. Al dan niet met extra begeleiding door de werkgever of bijvoorbeeld een externe jobcoach. In het uiterste geval kan dit leiden tot het creëren van een nieuwe functie, vergelijkbaar met jobcarving. De redelijkheid en billijkheid bepalen uiteindelijk wat in een specifieke situatie van een werkgever verwacht mag worden.
Spoor 2
Re-integratie in Spoor 2 betekent alle activiteiten gericht op werkhervatting buiten de eigen organisatie.
Wanneer Spoor 2?
Zodra er geen zicht (meer) bestaat op een structurele hervatting binnen de eigen organisatie, moet een adequaat tweede-spoortraject worden gestart om de hervattingskansen van de arbeidsongeschikte werknemer zo veel mogelijk te vergroten.
Een tweede-spoortraject moet uiterlijk binnen 6 weken na de Eerstejaarsevaluatie (in de 52e verzuimweek) worden gestart.
Re-integratieactiviteiten in Spoor 2 kunnen na de Eerstejaarsevaluatie alleen achterwege blijven als er binnen 3 maanden een concreet perspectief is op structurele werkhervatting binnen de eigen organisatie in eigen, aangepast of ander passend werk dat zo dicht mogelijk aansluit bij de functionele mogelijkheden.
Belastbaarheid pas na (Eerstejaars)evaluatie
Ontstaat pas na de (Eerstejaars)evaluatie belastbaarheid, dan zullen werkgever en werknemer ook later met de re-integratie beginnen. Uitgangspunt is dat er 2 weken nodig zijn voor het opstellen of bijstellen van het Plan van aanpak en maximaal 6 weken voor de start van de uitvoering van de beoogde re-integratieactiviteiten. De tijd tussen de vaststelling dat er belastbaarheid is ontstaan en de start van daadwerkelijke inzet van re-integratieactiviteiten mag dus maximaal 8 weken bedragen.
Geen concreet perspectief
Omdat de re-integratievolgorde blijft bestaan, richt de re-integratie zich ook in deze situatie in eerste instantie op Spoor 1. Maar omdat het tweede jaar van de loondoorbetalingsverplichting inmiddels is ingegaan, moet direct (naast een onverminderd voortzetten van het eerste-spoortraject) met een tweede-spoortraject worden gestart. Dit geldt alleen als er bij het opstellen van (de bijstelling in) het Plan van aanpak binnen 3 maanden geen concreet perspectief is op structurele werkhervatting binnen de eigen organisatie in eigen, aangepast of ander passend werk dat zo dicht mogelijk aansluit bij de functionele mogelijkheden.
De werkgever en werknemer moeten wel alle hervattingsmogelijkheden blijven onderzoeken, bijvoorbeeld na een wijziging in de belastbaarheid of een wijziging in de organisatie.
Inrichting tweede-spoortraject
Bij een re-integratie in Spoor 2 wordt de arbeidsongeschikte werknemer actief begeleid bij het vinden, verkrijgen en behouden van een voor hem geschikte functie in een andere organisatie dan in die van de eigen werkgever. Dit gebeurt op basis van een van tevoren opgesteld en schriftelijk vastgelegd re-integratieplan.
De werkgever en de werknemer zijn samen verantwoordelijk voor de re-integratie. Hoewel hij zich kan laten bijstaan door deskundigen kan de werkgever de re-integratie ook in eigen beheer uitvoeren.
Specifieke expertise
De werkgever is meer genoodzaakt om gebruik te maken van de specifieke expertise van een intermediair, als de arbeidsongeschikte werknemer bij het vinden van een passende functie ook wordt belemmerd door (meer) andere factoren dan ziekte en/of handicap. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een eenzijdig arbeidsverleden, een geringe scholingsgraad of een gevorderde leeftijd.
Ook als de werkgever de re-integratie in eigen beheer uitvoert, mag van hem worden verwacht dat hij de inzet van een re-integratie-intermediair aanbiedt en financiert als de werknemer dat wenst.
Meer dan marginale mogelijkheden
Als sprake is van meer dan marginale mogelijkheden, moet minimaal 1 keer een adequaat tweede-spoor re-integratietraject worden ingezet.
Een tweede-spoor re-integratieplan bestaat uit alle door of namens de werkgever en/of zijn arbeidsongeschikte werknemer ontplooide en/of te ontplooien activiteiten. Dit zijn activiteiten gericht op (de verruiming van) de mogelijkheden van de werknemer om een passende functie buiten de eigen organisatie te vinden, te verkrijgen en/of te behouden.
AOW-gerechtigde leeftijd nadert
Als de werknemer binnen 1 jaar na het einde van de wachttijd de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, mag worden afgezien van een traject in het tweede spoor, mits beide partijen hiermee instemmen. Reden hiervoor is het gegeven dat deze werknemer bij instroom in de WIA of de WW is vrijgesteld van de sollicitatieplicht.
Bron: Werkwijzer Poortwachter