In het jaar 2016 was de man gehuwd met zijn vrouw, inmiddels ex-echtgenote. Voor het jaar 2016 zijn zij fiscaal partner op grond van artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001).
De ex-echtgenote van de man is in het jaar 2015 een onderneming gestart. De onderneming is onder meer gericht op het verbinden van de economische sector met de creatieve sector. De ex-echtgenote adviseert bedrijven en instellingen die een onderzoeksvraag hebben waarbij zij kunstenaars of andere personen uit de creatieve sector willen inzetten.
In het jaar 2016 heeft de ex-echtgenote een cursus Italiaans voor gevorderden gevolgd. De kosten van de taalcursus bedroegen € 4.275.
Daarnaast hebben de man en de ex-echtgenote in het jaar 2016 een studiereis gemaakt naar Florence. Het thema van deze studiereis was: kunst en cultuur, samenwerking tussen ondernemers en de creatieve sector. De kosten van deze studiereis bedroegen € 1.350.
Aangifte IB/PVV – scholingsaftrek
De man heeft in zijn aangifte IB/PVV een bedrag van € 5.375 als persoonsgebonden aftrek wegens scholingsuitgaven in aanmerking genomen. Dit bedrag bestaat uit de kosten voor de studiereis en de taalcursus van zijn ex-echtgenote, minus de wettelijke drempel van € 250.
Op 10 juni 2017 is de voorlopige aanslag IB/PVV voor het jaar 2016 vastgesteld overeenkomstig de door de man ingediende aangifte.
De definitieve aanslag IB/PVV voor het jaar 2016 is met dagtekening 22 juni 2019 aan de man opgelegd. In afwijking van de aangifte zijn de aangegeven scholingsuitgaven niet in aanmerking genomen.
Scholingsuitgaven: onderneming succesvol door reis en cursus
De man stelt zich op het standpunt dat de kosten van de studiereis en de kosten van de taalcursus moeten worden aangemerkt als scholingsuitgaven. Volgens de man hebben de taalcursus en de studiereis er mede voor gezorgd dat de onderneming van zijn ex-echtgenote succesvol is geworden.
De taalcursus heeft zijn ex-echtgenote gevolgd om op een zeker professioneel niveau Italiaans te kunnen spreken met haar zakenrelaties in Italië. Volgens de man richt de onderneming van zijn ex-echtgenote zich (mede) op de Italiaanse markt. Door de studiereis naar Florence heeft zijn ex-echtgenote haar kennis verbreed en tijdens de studiereis heeft zij zakenrelaties ontmoet waardoor zij meer opdrachten heeft verkregen.
Niet gericht op verwerven inkomen uit werk en woning
De inspecteur betwist dat de kosten van de studiereis en de kosten van de taalcursus als scholingsuitgaven kunnen worden aangemerkt. Volgens de inspecteur zijn de taalcursus en de studiereis niet gericht op het verwerven van inkomen uit werk en woning.
Ter onderbouwing heeft hij aangevoerd dat de ex-echtgenote van de man in het jaar 2016 en de daaropvolgende jaren geen winst uit onderneming heeft genoten.
Ten aanzien van de kosten voor de studiereis stelt de inspecteur daarnaast dat de wettelijke bepaling in artikel 6.27 van de Wet IB 2001 geen ruimte biedt om kosten voor een studiereis als scholingsuitgaven aan te merken.
Tot slot heeft de inspecteur aangevoerd dat er ten aanzien van de taalcursus geen sprake is van een leertraject, waardoor deze kosten niet voor aftrek in aanmerking komen.
Terecht niet aangemerkt als scholingsuitgaven
De rechtbank overweegt dat in artikel 6.27 van de Wet IB 2001 limitatief is opgenomen welke soorten uitgaven als scholingsuitgaven kunnen worden aangemerkt. Uitgaven gedaan voor een studiereis vallen naar het oordeel van de rechtbank niet onder één van de aldaar genoemde categorieën. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de inspecteur de uitgaven voor de studiereis terecht niet heeft aangemerkt als aftrekbare scholingsuitgaven.
Geen concrete vorm van inkomensverwerving
Volgens de rechtbank kunnen ook de uitgaven voor de taalcursus niet worden aangemerkt als scholingsuitgaven. De rechtbank overweegt daartoe dat deze uitgaven in een te ver verwijderd verband staan tot een concrete vorm van inkomensverwerving. De man heeft niet aannemelijk gemaakt dat de taalcursus er voor zijn ex-echtgenote op was gericht om (meer) inkomen uit haar onderneming te verwerven. Daarbij acht de rechtbank onder meer van belang dat de taalcursus is gericht op het verbeteren van de kennis en de vaardigheden van de Italiaanse taal in het algemeen en de taalcursus zich niet specifiek richt op het vakgebied waarin de ex-echtgenote werkzaam is.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 1 september 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:4953