
Een houthandel besteedt de plaatsing van door hem geproduceerde tuinhuisjes uit aan vier timmerlieden. Alleen de aanwezigheid van een gezagsverhouding is in geschil.
De rechtbank weegt de elementen voor en tegen en oordeelt dat een gezagsverhouding aanwezig is en daarmee een privaatrechtelijke dienstbetrekking. De vergrijpboete, hoewel terecht opgelegd vanwege grove schuld, wordt verminderd tot nihil vanwege de slechte financiële omstandigheden van de houthandel.
Controle loonheffingen
Een controle loonheffingen over de jaren 2013 tot en met 2017 heeft plaatsgevonden. Op 20 november 2018 heeft de inspecteur een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd van € 310.668 en € 45.112 belastingrente in rekening gebracht. Ook heeft de inspecteur een vergrijpboete opgelegd van € 30.715.
Voor de vraag of de timmerlieden tot de houthandel in een privaatrechtelijke dienstbetrekking stonden, is maatgevend of tussen de betrokken partijen sprake was van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek. De inhoud van de tussen partijen gemaakte afspraken is bij die beoordeling relevant, evenals de wijze waarop partijen uitvoering hebben gegeven aan de overeenkomst en aldus daaraan inhoud hebben gegeven.
Tussen partijen is uitsluitend de aanwezigheid van een gezagsverhouding in geschil.
Materieel en formeel gezag
Bij beantwoording van de vraag of sprake is van een gezagsverhouding moet worden beoordeeld of degene die arbeid verricht aan een zeker gezag is onderworpen van de wederpartij en of laatstgenoemde bevoegd is opdrachten en instructies te geven en om controle uit te oefenen op de voortgang en resultaten van het werk. In dit kader wordt ook wel onderscheid gemaakt tussen materieel gezag (de bevoegdheid ten aanzien van de inhoud van het werk) en formeel gezag (de bevoegdheid ten aanzien van de organisatie van het werk). De bewijslast rust op de inspecteur.
De inspecteur stelt dat sprake is van een gezagsverhouding en baseert dat op de elementen genoemd in het controlerapport en de verklaring van een timmerman, waarvan een groot deel niet is bestreden.
Wat zegt de houthandel?
De houthandel betwist dat sprake is van een gezagsverhouding. Hiertoe heeft de houthandel onder andere het volgende gesteld. De timmerlieden waren ondernemers. De houthandel betaalde de timmerlieden per opdracht. Zij hadden de vrijheid om een opdracht wel of niet aan te nemen of om een opdracht van een andere opdrachtgever aan te nemen. De timmerlieden bepaalden zelf hun werktijden. De timmerlieden verrichten de opdracht slechts op basis van een bouwtekening.
Arbeidsovereenkomst
Volgens de rechtbank is er sprake van een zodanige gezagsverhouding dat de rechtsverhouding tussen de houthandel en de timmerlieden als een arbeidsovereenkomst kan worden gekwalificeerd. De rechtbank motiveert dat aan de hand van de feiten en omstandigheden die uit een controle loonheffingen zijn voortgekomen. De rechtbank acht aannemelijk dat hetgeen één timmerman heeft verklaard voor alle vier de timmerlieden geldt. De timmerlieden werkten steeds met twee samen en niet is gesteld of gebleken dat met de timmerlieden ieder apart andersluidende afspraken waren gemaakt.
Uit de controle loonheffingen kwamen de volgende feiten en omstandigheden:
- a. [naam 2] werkte sinds 2007 voor de houthandel, [naam 3] sinds 2010, [naam 4] sinds 2012 en [naam 5] sinds 2014.
- b. De timmerlieden waren sinds de aanvang van de werkzaamheden bij de houthandel ingeschreven bij de [land] Kamer van Koophandel en hadden een [land] BTW-nummer.
- c. Er zijn geen schriftelijke overeenkomsten gesloten tussen de houthandel en de timmerlieden.
- d. de houthandel beschikte niet over een [verklaring] voor de timmerlieden. De timmerlieden beschikten niet over een verklaring arbeidsrelatie (VAR).
- e. de houthandel betaalde de timmerlieden een vergoeding per tuinhuisje of overkapping. De hoogte van de vergoeding werd vooraf tussen de houthandel en de timmerlieden afgesproken.
- f. de houthandel gaf de timmerlieden telefonisch of per sms het adres door waar de werkzaamheden moesten worden verricht.
- g. de houthandel maakte het tuinhuisje of de overkapping vooraf op maat.
- h. de houthandel zette het materiaal klaar en zorgde, indien nodig, voor een kraan. Bij de materialen werden een bouwtekening en bevestigingsmaterialen geleverd.
- i. De timmerlieden verrichtten de montage aan de hand van de meegeleverde bouwtekening. Bij problemen konden de timmerlieden contact opnemen met de houthandel.
- j. De timmerlieden gingen met eigen vervoer naar de werken toe, droegen eigen (veiligheids)kleding en schoenen en gebruikten eigen (hand)gereedschap.
- k. De timmerlieden presenteerden zich naar de klant toe niet als werknemers van de houthandel.
- l. de houthandel maakte een offerte voor de klant voor de levering en montage van het tuinhuis of de overkapping.
- m. Als de klant akkoord was, plande de houthandel een datum in voor de levering en montage.
- n. De houthandel zorgde voor de communicatie met de klant.
- o. De houthandel hield bij de planning rekening met de door de timmerlieden aangegeven periodes waarin zij niet konden werken.
- p. De houthandel was eindverantwoordelijke voor de werkzaamheden. Eventuele klachten kwamen bij de houthandel terecht.
Op 8 december 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden met timmerman 2. Daarbij zijn de volgende feiten en omstandigheden naar voren gekomen:
- q. Hij verrichtte de werkzaamheden altijd samen met [naam 5].
- r. Hij gaf aan de houthandel door welke periode hij kon worden ingepland. Hij kreeg dan via de telefoon of sms door waar hij de werkzaamheden moest verrichten.
- s. Er vond niet bij iedere opdracht vooraf overleg plaats over de prijs, omdat belanghebbende wist voor welke prijs de timmerlieden een tuinhuis of overkapping plaatsten.
- t. Doorgaans werd 10 uur per dag gewerkt met twee personen. Als het meezat kon een tuinhuisje of overkapping in één dag worden geplaatst.
- u. Als een opdracht niet goed was uitgevoerd, nam de klant contact op met de houthandel. Hij werd dan gebeld door de houthandel en moest dan terug om het op te lossen. Dit was voor eigen rekening.
- v. De eigen investeringen bestaan uit een klein busje, zonder vermelding van naam hierop en wat eigen gereedschap. Hij heeft eigen kleding zonder naamsvermelding.
Instructiebevoegdheid
Elementen f, i, l, m, n en u duiden op een instructiebevoegdheid van de houthandel. De houthandel besprak met de klant wanneer de opdracht moest worden uitgevoerd en plande de opdracht voor de timmerlieden in. Niet aannemelijk is gemaakt dat de instructiebevoegdheid niet zover ging dat de timmerlieden een opdracht konden weigeren.
Ook elementen a en t duiden op een gezagsverhouding gelet op de lange periode dat de timmerlieden voor de werkgever werkten en de gemaakte uren. De verklaring van de houthandel en elementen g, h, i, p en u duiden erop dat de werkzaamheden van de timmerlieden een kernactiviteit van de houthandel betreffen en zijn ingebed in de onderneming van de houthandel. Ook deze omstandigheid wijst op de aanwezigheid van een gezagsverhouding.
Enige mate van vrijheid
Tegenover het voorgaande, pleiten elementen e, o en (delen van) r naar het oordeel van de rechtbank tegen de aanwezigheid van een gezagsverhouding. De rechtbank acht aannemelijk dat de timmerlieden enige mate van vrijheid hadden om te bepalen hoeveel dagen zij werkten en hoeveel opdrachten zij aannamen.
Privaatrechtelijke dienstbetrekking
Alles afwegende leidt dit ertoe dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en dus van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Gelet hierop behoeft het subsidiaire en meer subsidiaire standpunt van de inspecteur – dat sprake is van een fictieve dienstbetrekking – geen nadere behandeling.
Inhoudingsplichtig
Nu het gelijk aan de inspecteur is, is tussen partijen niet in geschil dat de houthandel inhoudingsplichtig was in de zin van de Wet LB 1964, en evenmin is de hoogte van de naheffingsaanslag in geschil. Het beroep van de houthandel is in zoverre ongegrond. Hetgeen de houthandel verder nog heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden.
Vergrijpboete
De inspecteur betoogt dat de vergrijpboete terecht is opgelegd omdat sprake is van grove schuld. Wegens proportionaliteit is de boete gematigd naar 10 procent. Grove schuld is een in laakbaarheid aan opzet grenzende onachtzaamheid en omvat mede grove onachtzaamheid.
Grove schuld
Uit de feiten en omstandigheden die de inspecteur heeft aangevoerd volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de houthandel kan worden verweten dat deze dermate lichtvaardig heeft gehandeld dat het aan zijn grove schuld is te wijten dat geen loonheffingen zijn afgedragen. Niet aannemelijk is geworden – hierover is immers niets vastgelegd – dat de houthandel voordat de arbeidsrelatie met de timmerlieden werd aangegaan, de mogelijke fiscale gevolgen van de arbeidsrelatie heeft onderzocht.
Geen ondernemers
Het uitvoeren van een dergelijk onderzoek had wel op zijn weg gelegen omdat met de timmerlieden geen regulier arbeidscontract is aangegaan en nergens uit blijkt dat de timmerlieden zich als ondernemer jegens de houthandel hebben gepresenteerd. Had de houthandel een dergelijk onderzoek wel gedaan dan zou niet zonder twijfel zijn geconcludeerd dat er geen sprake was van een (privaatrechtelijke dan wel fictieve) dienstbetrekking. Van een pleitbaar standpunt is dan ook geen sprake.
Slechte financiële omstandigheden
Omdat sprake is van grove schuld, is het op zichzelf terecht dat de inspecteur een vergrijpboete heeft opgelegd. Gelet echter op de door de houthandel ter zitting aangevoerde en niet bestreden slechte financiële omstandigheden en de omstandigheid dat de houthandel aanvullend daarop geconfronteerd wordt met betalingsverplichtingen voortvloeiende uit de onderhavige naheffingsaanslag en beschikking belastingrente, acht de rechtbank de opgelegde vergrijpboete niet proportioneel. Gelet op de verklaring van de houthandel ter zitting is volgens de rechtbank geen met bestraffing na te streven doel meer gediend.
Boete verminderd tot nihil
De rechtbank vermindert de vergrijpboete daarom tot nihil. In zoverre is het beroep gegrond. Gelet op het voorgaande moet het beroep gegrond worden verklaard uitsluitend voor wat betreft de vergrijpboete. Voor het overige is het beroep ongegrond.
Uitspraak Rechtbank Zeeland West-Brabant, 7 april 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:1794