Dit is een greep uit de vragen die gesteld zijn tijdens de Grote Loonheffingen Quiz van Forum Salaris op 29 november 2021. Hierna vind je twaalf vragen in de rubriek sociale verzekeringen en loonbelasting en sociale verzekeringen internationaal. Bij elke vraag vind je het juiste antwoord en een toelichting op het antwoord.
Dga met arbeidsovereenkomst
Vraag 1. Een dga heeft een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die géén oproepovereenkomst is. Welke WW-premie is de werkgever verschuldigd?
A. Hoge WW-premie.
B. Lage WW-premie.
C. Geen WW-premie.
D. Ufo-premie.
Het juiste antwoord is C.
Toelichting
De dga is niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. De werkgever is dus geen WW-premie verschuldigd en is in het geheel geen premies werknemersverzekeringen verschuldigd.
Zie paragraaf 18.1.1 van het Handboek Loonheffingen 2021.
Winstuitkering en Zvw
Vraag 2. Een werknemer is van 1 januari 2020 tot en met 15 november 2020 bij een werkgever in dienst. In februari 2021 betaalt de werkgever over 2020 een winstuitkering van € 6.000. Over de winstuitkering:
A. is de werkgeversheffing Zvw verschuldigd.
B. moet de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw worden ingehouden.
C. is het nihiltarief Zvw van toepassing.
D. is geen Zvw verschuldigd.
Het juiste antwoord is D.
Toelichting
De Zvw die in de inhoudingssfeer wordt geheven, is verschuldigd als er bijdrageloon is en loontijdvakken zijn in een kalenderjaar. In 2021 heeft de werknemer geen loontijdvakken, hij geniet wel bijdrageloon. Daardoor is over de winstuitkering geen Zvw verschuldigd.
Loon waarover in de inhoudingssfeer bijdrage Zvw is verschuldigd – door de werkgever via de werkgeversheffing of door inhouding van de bijdrage Zvw op het loon -, is geen inkomen waarover bij aanslag bijdrage Zvw kan worden geheven. Een aanslag Zvw kan daarom niet worden opgelegd, ook niet als er feitelijk geen bijdrage Zvw in de inhoudingssfeer verschuldigd is omdat loontijdvakken ontbreken.
Zie paragraaf 8.2.4 van het Handboek Loonheffingen 2021
Mondeling vast contract
Vraag 3. Piet heeft een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor 1 jaar. Deze arbeidsovereenkomst wordt op 1 januari mondeling omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met een vast aantal uren per week. Welke WW-premie moet vanaf 1 januari worden toegepast?
A. Hoge WW-premie.
B. Lage WW-premie.
Het juiste antwoord is A.
Piet heeft alleen een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor 1 jaar, die mondeling is omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Hij heeft dus geen schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Voor hem geldt daarom de hoge WW-premie.
Als de werkgever en Piet samen de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd schriftelijk vastleggen, of de werkgever stelt een schriftelijk addendum op dat door Piet en de werkgever is ondertekend en bij de loonadministratie wordt bewaard, is de lage WW-premie wel van toepassing.
Zie paragraaf 7.2 van het Handboek Loonheffingen 2021
Ingangsdatum lage WW-premie
Vraag 4. Een werknemer krijgt op 1 juli een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met vaste uren. Op 15 juli wordt de arbeidsovereenkomst schriftelijk vastgelegd en door werkgever en werknemer ondertekend. De werkgever doet maandaangifte. Vanaf wanneer is de lage WW-premie van toepassing?
A. 1 juli.
B. 15 juli.
C. 1 augustus.
Het juiste antwoord is C.
Toelichting
De eerste dag van het aangiftetijdvak geldt als peildatum waarop de werkgever bepaalt of de hoge of lage WW-premie moet toepassen. Die premie geldt dan voor het hele aangiftetijdvak.
Op 1 juli is de arbeidsovereenkomst nog niet schriftelijk vastgelegd en geldt in dat aangiftetijdvak de hoge WW-premie. Op 1 augustus wordt wel voldaan aan alle voorwaarden voor de lage WW-premie, omdat dan de arbeidsovereenkomst wel schriftelijk is vastgelegd.
Zie paragraaf 7.2 van het Handboek Loonheffingen 2021
Lage WW-premie herzien?
Vraag 5. Jan heeft een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die geen oproepovereenkomst is en werkt met ingang van 15 september 2021. De werkgever past de lage WW-premie toe. Jan neemt met ingang van 15 november 2021 ontslag. Moet de werkgever de lage WW-premie herzien?
A. Ja, want het ontslag is uiterlijk 2 maanden na indiensttreding.
B. Nee, want het ontslag valt na de periode van 2 maanden.
C. Nee, want Piet heeft zelf ontslag genomen.
D. Ja, want de arbeidsovereenkomst voldoet niet aan de voorwaarden voor de lage WW-premie.
Het juiste antwoord is A.
Toelichting
In 2021 geldt één herzieningssituatie: de werkgever moet de lage WW-premie herzien als een werknemer uiterlijk 2 maanden na aanvang van de dienstbetrekking uit dienst gaat. De reden van beëindiging van de dienstbetrekking is niet van belang. De werkgever is met terugwerkende kracht de hoge WW-premie verschuldigd.
De dienstbetrekking van Piet heeft precies 2 maanden geduurd, namelijk van 15 september 2021 tot en met 14 november 2021. In dit geval moet de werkgever de lage WW-premie herzien.
Zie paragraaf 7.2 van het Handboek Loonheffingen 2021
AOW-leeftijd en verzekerings- en premieplicht
Vraag 6. Een werknemer bereikt de AOW-gerechtigde leeftijd op 17 november 2021 en werkt door. Wanneer eindigt de verzekeringsplicht en de premieplicht voor de AOW?
A. Beide eindigen per 17 november.
B. De verzekeringsplicht eindigt op 17 november en de premieplicht per 1 november.
C. De verzekeringsplicht eindigt op 17 november en de premieplicht per 1 december.
D. Beide eindigen per 1 december.
Het juiste antwoord is B.
Toelichting
Met ingang van de maand van het bereiken van de AOW-leeftijd eindigt de premieplicht. De verzekeringsplicht blijft doorlopen tot 17 november.
Voor de werknemersverzekeringen geldt dat de werknemer vanaf het bereiken van de AOW-leeftijd ook niet meer verzekerd is voor de WW en de WIA, maar wel voor de ZW. De verzekeringsplicht voor de WW en WIA loopt dus gelijk met die van de AOW.
Ook de premieplicht voor de WW en WIA eindigt met ingang van de maand van het bereiken van de AOW leeftijd. De werknemer blijft wel verplicht verzekerd voor de ZW. De indicatie verzekeringsplicht ZW moet dus op ‘Ja’ blijven staan.
Zie paragraaf 18.21 van het Handboek Loonheffingen 2021
Verordening 883/2004
Vraag 7. De Verordening 883/2004 is de belangrijkste internationale socialezekerheidsregeling en is van toepassing op landen van de Europese Unie (EU), landen van de Europese Economische Ruimte (EER) en Zwitserland. Op welke land is de Verordening niet van toepassing?
A. IJsland.
B. Albanië.
C. Malta.
D. Ierland.
Het juiste antwoord is B.
Toelichting
Albanië is geen lidstaat van de EU en maakt geen onderdeel uit van de EER. Wel is in 2020 besloten dat de onderhandelingen voor toetreding tot de EU gestart kunnen worden.
LKV voor Duitse werknemer
Vraag 8. Een werkgever uit Nijmegen neemt op 1 juni 2021 een Duitse werknemer van 58 jaar in dienst. Deze werknemer heeft tot zijn indiensttreding een Duitse uitkering: Arbeitslosengeld. Welk LKV kan de werkgever volgens de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) voor deze werknemer aanvragen?
A. LKV oudere werknemer.
B. LKV arbeidsgehandicapte werknemer.
C. LKV doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden.
D. geen LKV.
Het juiste antwoord is A.
Toelichting
De werknemer die in dienst treedt bij een werkgever en een buitenlandse uitkering heeft in de maand voorafgaand aan de indiensttreding, kan in aanmerking komen voor een LKV.
De Wtl stelt een buitenlandse uitkering, die naar aard en strekking overeenkomt met een Nederlandse kwalificerende uitkering, gelijk. Arbeitslosengeld is een Duitse WW-uitkering. De werknemer kan een doelgroepverklaring aanvragen bij UWV, waarmee de werkgever vervolgens een LKV in de aangifte loonheffingen kan aanvragen.
Zie paragraaf 28.1.1 van het Handboek Loonheffingen 2021
A1-verklaring
Vraag 9. Wat is een A1-verklaring?
A. Een verklaring dat in een land premies zijn betaald.
B. Een verklaring dat de sociale zekerheidswetgeving van een land van toepassing is.
C. Een verklaring dat in een land belasting is betaald.
D. Een verklaring dat de sociale zekerheidswetgeving van een land niet van toepassing is.
Het juiste antwoord is B.
Toelichting
Een A1-verklaring moet worden aangevraagd bij het competente sociale zekerheidsorgaan bij detachering en werken op het grondgebied van meerdere landen in de EU/EER/Zwitserland.
Het competente orgaan stelt aan de hand van de feiten vast van welk land de sociale zekerheidswetgeving van toepassing is en geeft een A1-verklaring af. In de A1-verklaring van de SVB wordt de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing verklaard.
Territoriale beperking
Vraag 10. Welke stelling is juist?
Stelling 1. De niet in Nederland gevestigde werkgever is niet inhoudingsplichtig voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen.
Stelling 2. De niet in Nederland gevestigde werkgever is niet premieplichtig voor de werknemersverzekeringen.
A. Beide stellingen zijn juist.
B. Stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist.
C. Stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist.
D. Beide stellingen zijn onjuist.
Het juiste antwoord is D.
Toelichting
De Wet LB kent een zekere territoriale beperking bij de vraag of een niet in Nederland gevestigde werkgever inhoudingsplichtige is. Ook als geen sprake is van vestiging in Nederland, kan toch sprake zijn van een inhoudingsplichtige (zie bijv. artikel 6, lid 2 en 3 Wet LB).
Daarentegen kent de Wfsv, in combinatie met de materiewetten (ZW, WW, WIA, WAO), geen territoriale beperking als het gaat om de premieplicht van de werkgever (artikel 25 Wfsv).
Niet als werknemer aangemerkt
Vraag 11. Welke werknemer bij een in Nederland gevestigde inhoudingsplichtige, wordt voor de toepassing van de loonbelasting onder voorwaarden niet als werknemer aangemerkt?
A. de in Nederland wonende werknemer.
B. de niet in Nederland wonende bestuurder van een in Nederland gevestigd lichaam.
C. de niet in Nederland wonende werknemer die uitsluitend buiten Nederland werkt.
D. de niet in Nederland wonende werknemer die gedeeltelijk, maar niet nagenoeg geheel buiten Nederland werkt.
Het juiste antwoord is C.
Toelichting
Alleen deze werknemer wordt in artikel 2, lid 3, Wet LB niet als werknemer aangemerkt. Voorwaarde is wel dat betrokkene geen bestuurder/commissaris is of in dienstbetrekking is van de Staat der Nederlanden of uitgezonden is op basis van een verdrag.
Zie paragraaf 19.2.3 van het Handboek Loonheffingen 2021
In welk land loon belast?
Vraag 12. Een werknemer werkt voor een in Nederland gevestigde werkgever en woont in Spanje. Hij werkt wekelijks 3 dagen in Nederland en verblijft dan in een hotel. De andere 2 dagen werkt hij thuis. Waar is zijn loon belast?
A. In zijn woonland Spanje.
B. In Nederland, omdat zijn werkgever in Nederland is gevestigd.
C. In Nederland, omdat hij in Spanje voor zijn Nederlandse werkgever werkt.
D. 60% is belast in Nederland en 40% in Spanje.
Het juiste antwoord is D.
Toelichting
Het woonland mag belasting heffen over het loon op de thuiswerkdagen. De werkdagen in Nederland zijn in Nederland belast, omdat hij werkt voor een Nederlandse werkgever (artikel 16 belastingverdrag met Spanje).
Bron: Forum Salaris