Bij de aanpassing van de fiscale pensioenwetgeving in 2005 is de mogelijkheid geïntroduceerd om een voorwaardelijk pensioen toe te kennen. Aan het daadwerkelijk ontvangen van het pensioen zijn de nodige spelregels verbonden.
Het wettelijke kader van het voorwaardelijk pensioen (ook wel VPL-pensioen genoemd) is gelegd in de fiscale wetgeving. Normaal heeft het toekennen van een pensioenaanspraak tot gevolg dat de werkgever de hiervoor verschuldigde premie moet voldoen aan de uitvoerder en de Pensioenwet stelt hiervoor de wettelijke termijnen.
Extra pensioenaanspraak
Door de introductie van het voorwaardelijke pensioen is hierop een uitzondering ontstaan. Het werd wettelijk mogelijk voor werkgevers en sociale partners om een extra pensioenaanspraak toe te kennen, ter compensatie voor het vervallen van VUT- en vroegpensioenregelingen, zonder dat deze per omgaande gefinancierd moesten worden.
Daadwerkelijk gefinancierd
Het voorwaardelijk pensioen wordt voor de werknemer pas definitief op het moment dat deze ook daadwerkelijk gefinancierd is. Voor deze financiering geldt een termijn van maximaal 15 jaar. Hierdoor zijn veel voorwaardelijke pensioenaanspraken onvoorwaardelijk geworden per einde 2020. Hierbij geldt doorgaans als belangrijkste voorwaarde dat de werknemer op dat moment nog deelnemer is in de betreffende pensioenregeling.
Toch niet zo eenvoudig
In de praktijk blijkt dat het voorwaardelijk pensioen toch niet zo eenvoudig is als beoogd. Als de werknemer voortijdig het dienstverband beëindigd (ziet worden), vervalt de volledige aanspraak. Zo ook in de casus van Rechtbank Rotterdam van 12 november 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:11058. Het gaat hierbij om een voorwaardelijke pensioenaanspraak van bijna € 5.500 levenslang pensioen.
Wat is de casus?
De betreffende werknemer is op enig moment nog de enige werknemer van de onderneming. De werknemer heeft met het pensioenfonds afgesproken dat hij ongeveer een jaar later met vervroegd pensioen wil gaan. Dit betekent dat de financiering van het voorwaardelijke pensioen ook naar dit moment verschuift en de werknemer tot aan deze datum deelnemer moet blijven in de pensioenregeling. Het pensioenfonds heeft de vervroegde pensionering aan de werknemer bevestigd. Aangezien de aandeelhouder van de onderneming deze graag wil liquideren doet hij aan de werknemer een voorstel dat deze in dienst treedt bij een andere onderneming binnen de groep. In dit aanbod is opgenomen dat de nieuwe onderneming de pensioenaanspraken overneemt.
Aanspraak op voorwaardelijk pensioen vervallen
In de praktijk betekende deze toezegging echter dat de werknemer werd afgemeld bij het pensioenfonds en ging deelnemen in de eigen pensioenregeling van de overnemende onderneming. Op de (vervroegde) pensioendatum komt de werknemer er achter dat hierdoor zijn gehele aanspraak op het voorwaardelijk pensioen is komen te vervallen. Hij stelt hiervoor de werkgever en het pensioenfonds aansprakelijk.
Claim tegen werkgever slaagt
Ten aanzien van het pensioenfonds is de rechtbank snel klaar. De werknemer heeft niet voldaan aan de voorwaarden voor het voorwaardelijk pensioen en het pensioenfonds is hiervoor niet aansprakelijk.
De claim tegen de werkgever slaagt wel. Hierbij is de belangrijkste overweging van de rechtbank dat de werknemer, door de toezegging van de werkgever dat zijn pensioenaanspraken werden overgenomen, erop mocht vertrouwen dat zijn vooruitzicht op het voorwaardelijk pensioen bleef gehandhaafd. Hier speelt mee dat de onderneming waarnaar de werknemer overstapte feitelijk de zeggenschap had over de geliquideerde onderneming en daardoor op de hoogte was van de feitelijke pensioensituatie van de werknemer. En dus ook op de hoogte was van het feit dat de overstap tot gevolg zou hebben dat de aanspraak op het voorwaardelijk pensioen door de overstap verloren zou gaan.
Werkgever had werknemer moeten informeren
Het had dus op de weg van de werkgever gelegen om de werknemer te informeren over de gevolgen van de overstap en het verlies van de aanspraak op het voorwaardelijke pensioen. De werknemer had de overstap nooit aanvaard als hij had geweten dat zijn levenslange pensioen bijna € 5.500 per jaar lager zou uitvallen. De werkgever heeft gehandeld in strijd met het goed werkgeverschap en is hierdoor aansprakelijk voor de door de werknemer geleden schade. Deze zal op een later moment bepaald worden maar zal snel in de buurt van € 100.000 liggen.
Grote gevolgen
Door de opzet van het voorwaardelijk pensioen heeft het voortijdig eindigen van de deelname aan de pensioenregeling grote gevolgen. Het opzeggen van de arbeidsovereenkomst door de werknemer zelf, met als gevolg dat zijn aanspraak is vervallen, wordt de werkgever niet aangerekend. Als de werkgever degene is die de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, valt hem mogelijk wel een verwijt te maken waarvoor hij aansprakelijk kan worden gesteld. Per 31 december 2020 zijn vrijwel alle regelingen voor voorwaardelijk pensioen afgewikkeld. Op dit moment loopt alleen die van het ABP nog door.
De betreffende casus ziet feitelijk op het verplaatsen van een werknemer naar een andere onderneming binnen de groep. Hoe zuiver de motivatie hiervoor ook zal zijn, er zal nog steeds zorgvuldig omgegaan moeten worden met de (pensioen) belangen van de werknemer.
Paul van Ravenzwaaij MPLA is pensioendeskundige en verbonden aan Pellicaan Advocaten
Bron: Pensioen Vanmorgen