Verder is de werkgever onder meer achterstallig loon verschuldigd. Dat oordeelt de kantonrechter.
De werkneemster is op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 7 januari 2021 tot 1 april 2021 werkzaam geweest in de functie van content marketeer. Het salaris van de werkneemster bedroeg € 2.074 bruto per maand, inclusief 8 procent vakantietoeslag, op basis van een arbeidsomvang van 32 uur per week. De werkneemster was feitelijk 24 uur per week aan het werk.
De werkgever heeft over de maand januari 2021 een bedrag van € 500 netto aan loon betaald aan de werkneemster en over de maand februari 2021 een bedrag van € 777,50 netto.
Verdere loonbetalingen zijn uitgebleven.
De werkgever heeft de arbeidsovereenkomst niet verlengd en geen transitievergoeding aan de werkneemster betaald.
Naar de rechter
De werkneemster heeft de kantonrechter onder meer verzocht:
- een transitievergoeding toe te kennen ter hoogte van € 132,08 bruto, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag, en de werkgever te veroordelen tot betaling van dat bedrag aan de werkneemster;
- voor recht te verklaren dat het proeftijdbeding in de arbeidsovereenkomst nietig is;
- de werkgever te veroordelen tot betaling van het nog niet betaalde deel van het met de werkneemster overeengekomen loon over de periode 7 januari 2021 tot 1 april 2021.
Verweer werkgever
De werkgever heeft de verschuldigdheid van het verzochte achterstallige loon erkend. Hij heeft verzocht om de wettelijke verhoging te matigen, aangezien hij nog niet weet waar hij de financiële middelen vandaan moet halen. De werkgever is bezig met het aanvragen van (corona)leningen en -subsidies. Hij heeft de arbeidsovereenkomst niet verlengd, omdat daar geen ruimte voor was.
Transitievergoeding
Uit artikel 7:673 lid 1 onder a sub 3 BW volgt dat de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd is als de arbeidsovereenkomst na het einde van rechtswege niet op initiatief van de werkgever is voortgezet.
Partijen zijn het erover eens dat daarvan sprake is en ook dat de transitievergoeding voor de werkneemster uitkomt op een bedrag van € 132,08 bruto. De werkgever heeft erkend dat hij dat bedrag nog is verschuldigd. Dit leidt ertoe dat deze vergoeding toewijsbaar is. De wettelijke rente over voormelde vergoeding is toewijsbaar vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, daarom vanaf 1 mei 2021.
Proeftijdbeding nietig
Het in (artikel 2 van) de arbeidsovereenkomst opgenomen proeftijdbeding met betrekking tot de maand januari 2021 is nietig, nu de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor ten hoogste zes maanden.
De in dit verband verzochte verklaring voor recht wordt daarom toegewezen.
Achterstallig loon
Partijen zijn het erover eens dat de werkneemster in de periode van 7 januari 2021 tot 1 april 2021 bij de werkgever heeft gewerkt en dat de (feitelijke) arbeidsomvang 24 uur per week bedroeg. De werkgever heeft erkend dat de werkneemster nog recht heeft op het door haar verzochte bruto-equivalent van een bedrag aan achterstallig loon over voormelde periode en op basis van genoemde arbeidsomvang van in totaal € 3.052,55 netto (inclusief 8 procent vakantietoeslag).
Dit bedrag aan loon wijst de kantonrechter daarom toe. De wettelijke rente wordt ook toegewezen.
Vergoeding niet-genoten vakantie-uren
De werkgever heeft de verschuldigdheid van het verzochte bedrag van € 387,36 bruto met betrekking tot de door de werkneemster niet-genoten vakantie-uren tijdens het dienstverband niet betwist. Ook dit verzoek wijst de kantonrechter toe evenals de wettelijke rente.
Wettelijke verhoging
De verzochte wettelijke verhoging wordt toegewezen. De kantonrechter ziet in de gegeven omstandigheden geen aanleiding die verhoging te matigen, zoals door de werkgever is verzocht. Niet kan worden gezegd dat de werkgever zich (in financieel opzicht) als goed werkgever heeft gedragen.
Ondanks financiële problemen
De door de werkgever gestelde moeilijke financiële omstandigheden als gevolg waarvan hij nu niet weet hoe hij de door hem verschuldigde bedragen kan betalen, hoe vervelend op zichzelf genomen ook voor de werkgever, doen aan dit oordeel niet af. Die problemen kan de werkgever immers niet aan de werkneemster tegenwerpen en een en ander moet voor eigen rekening en risico van de werkgever komen.
Loonstroken en eindafrekening
De gevorderde afgifte van loonstroken over de periode 7 januari 2021 tot 1 april 2021 en de eindafrekening wijst de kantonrechter toe. De werkgever heeft niet betwist dat er (nog steeds) geen eindafrekening van het dienstverband is opgemaakt.
Geen duidelijke loonstroken
Weliswaar heeft de werkgever kort voor de mondelinge behandeling van 18 augustus 2021 pro forma loonstroken aan de werkneemster toegestuurd, maar ten aanzien daarvan heeft de werkneemster gesteld dat die loonstroken onduidelijk zijn en ook de werkgever heeft zelf aangevoerd dat die loonstroken door zijn compagnon zijn opgemaakt, maar dat hij daar geen verstand van heeft. Gelet hierop wordt er vanuit gegaan dat de werkneemster nog geen deugdelijke loonstroken heeft ontvangen.
De kantonrechter maakt gebruik van de bevoegdheid tot matiging en maximering van de in dit kader gevorderde dwangsom tot een bedrag van € 50 per dag met een maximum van € 2.500 in totaal.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 8 september 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:9678