Veel huishoudens gaan er niet of nauwelijks op vooruit. Dat blijkt uit de koopkrachtberekeningen die het Nibud heeft gemaakt op basis van de Miljoenennota. Factoren als lonen, prijsstijgingen en overheidsbeleid hebben invloed op de koopkracht. De Nederlandse economie is sterk uit de coronacrisis gekomen, en deze aantrekkende economie heeft ook invloed op de prijzen.
Het Nibud heeft gerekend met een verwachte inflatie van 1,8 procent. Als de prijzen van producten en diensten in 2022 meer dan dit percentage stijgen, dan heeft dat een negatieve invloed op de koopkracht. Het Nibud heeft bij het doorrekenen van de koopkracht ook gekeken naar wat er gebeurt bij werknemers die geen hoger loon krijgen in 2022. Voor hen zal de koopkracht dalen, gemiddeld met zo’n 1 procent. Dat het goed gaat met de economie, zien huishoudens dus niet direct terug in hun portemonnee.
Koopkracht in 2021
De verbetering van de koopkracht in 2021 is vooral toe te schrijven aan lastenverlichtende maatregelen. Zo daalt het tarief van de eerste belastingschijf, stijgen de arbeidskorting, algemene
heffingskorting en de ouderenkorting en het kindgebonden budget vanaf het derde kind.
De inflatie (1,9 procent) en de nominale contractloonontwikkeling (voor werknemers van bedrijven gemiddeld 2,0 procent) zijn vrijwel in evenwicht. Hierdoor draagt de reële contractloonontwikkeling nauwelijks bij aan de verbetering van de koopkracht.
Spreiding koopkrachtontwikkeling
Er is sprake van spreiding van de koopkrachtontwikkeling: de helft van de huishoudens heeft een koopkrachtstijging tussen de 0,1 en 1,4 procent. Middeninkomens profiteren het meest van de belastingverlagingen, met name van de verhoging van de arbeidskorting. De mediane koopkrachtverbetering voor de derde en vierde inkomensgroep ligt iets boven de 1 procent, terwijl de 20 procent laagste inkomens een koopkrachtverbetering van 0,4 procent heeft. Voor de hoogste inkomensgroep is de koopkrachtverbetering 0,7 procent.
Werkenden gaan er door de verhoging van de arbeidskorting meer op vooruit dan gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden. Gepensioneerden hebben vooral last van het niet of onvolledig indexeren van de pensioenuitkeringen.
De koopkracht stijgt in 2022 met 0,1 procent ten opzichte van 2021. Ook tussen de verschillende inkomensgroepen is de koopkrachtontwikkeling vrijwel hetzelfde.
Niet voor iedereen blijft de koopkracht precies gelijk. Vijf procent van de huishoudens gaat er bijvoorbeeld minstens 0,7 procent op achteruit, terwijl de andere uiterste vijf procent van de huishoudens de koopkracht ten minste 0,8 procent ziet verbeteren. In andere jaren zijn deze verschillen in de uitersten van de koopkrachtverdeling meestal een stuk groter. Dit laat ook zien dat de ontwikkeling van de koopkracht in 2022 redelijk beperkt blijft.
Statistische koopkracht
Hierbij moet worden opgemerkt dat het om statische koopkrachtplaatjes gaat. CPB gaat uit van een ongewijzigde situatie, waarbij bijvoorbeeld iedereen zijn baan behoudt en er niets in de gezinssituatie verandert. Daarnaast gaat CPB er bijvoorbeeld van uit dat werkenden de gemiddelde contractloonontwikkeling van de sectoren markt, zorg of overheid krijgen en gepensioneerden de gemiddelde pensioenindexatie. Deze uitgangspunten van de koopkrachtraming zorgen ervoor dat er in de koopkracht die mensen zelf ervaren veel meer spreiding is dan in deze raming.
Beleidswijzigingen
De gelijkblijvende koopkracht betekent niet dat er geen veranderingen in beleid of macro-economische ontwikkelingen zijn. De contractloonontwikkeling bij bedrijven (markt en zorg samen) is in 2022 2,2 procent, tegenover een inflatie van 1,8 procent. Daartegenover zijn er verschillende langzaam ingroeiende maatregelen, zoals het afbouwen van de zelfstandigen- en hypotheekrenteaftrek en de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting naar de minstverdienende partner, waar betreffende huishoudens jaarlijks een relatief klein nadeel van ondervinden.
Ook zijn er kleine maatregelen genomen die de koopkracht van specifieke groepen ondersteunen, zoals het verhogen van het kindgebonden budget, het minder snel laten afbouwen van de arbeidskorting, het bevriezen van het eigen risico in de zorg en het verhogen van de zorgtoeslag voor alleenstaanden.
Koopkracht per groep
De koopkrachtontwikkeling van de doorsnee werkende, uitkeringsgerechtigde en gepensioneerde is praktisch hetzelfde.
Gepensioneerden hebben weliswaar te maken met achterblijvende indexatie van de pensioenen, toch is de mediane koopkrachtontwikkeling vrijwel gelijk aan die van werkenden. Naarmate het aanvullend pensioen hoger is, hebben gepensioneerden wel meer last van de achterblijvende pensioenindexaties.
Voor alleenverdieners is de mediane koopkrachtontwikkeling met -0,2 procent iets lager in vergelijking met tweeverdieners en alleenstaanden.
De mediane koopkrachtontwikkeling van huishoudens met en zonder kinderen is gelijk.