De inspecteur van de Belastingdienst had de aanvraag niet mogen afwijzen alleen op de grond dat de indicatie premiekorting niet was aangevinkt. Nu aan de materiële voorwaarden voor de toekenning van het loonkostenvoordeel oudere werknemer is voldaan, moet aan de werkgever het loonkostenvoordeel voor het jaar 2018 worden toegekend.
Wat is de situatie?
In geschil is of de beschikking Wet tegemoetkomingen loondomein voor het jaar 2018 op een hoger bedrag moet worden vastgesteld, omdat voor de werknemer ook een loonkostenvoordeel oudere werknemer moet worden verleend.
De werkgever stelt zich op het standpunt dat aan hem een loonkostenvoordeel voor de werknemer moet worden toegekend. De werkgever heeft de salarisadministratie uitbesteed aan de salarisadministrateur.
De salarisadministrateur heeft op 28 maart 2018 het correctiebericht voor het jaar 2017 namens de werkgever ingediend. Zij is ervan uitgegaan dat de premiekorting op een juiste wijze in het correctiebericht is opgenomen.
Correctiemoment ontbreekt
Van de softwareleverancier is vernomen dat door een softwarefout de indicatie in het nominatieve gedeelte niet is meegegeven. De Belastingdienst heeft niet gemeld dat er een discrepantie zat tussen de collectieve en nominatieve gegevens. Voor de werkgever ontbreekt een correctiemoment. In de loonaangiften voor het jaar 2018 is de indicatie loonkostenvoordeel oudere werknemer bij de werknemer wel ingevuld.
Niet voldaan aan overgangsrecht
De inspecteur van de Belastingdienst stelt zich op het standpunt dat door het ontbreken van de indicatie voor de premiekorting in het laatste loontijdvak van het jaar 2017 en het daarop betrekking hebbende correctiebericht, niet is voldaan aan het overgangsrecht en daarmee dus ook niet aan de geldende voorwaarden voor het toekennen van het loonkostenvoordeel. De wet kent duidelijke voorwaarden. De inspecteur acht het niet mogelijk om van de wet af te wijken, ondanks dat de wet volgens de inspecteur rigide is, en soms zeer onbillijk kan uitpakken.
Wat oordeelt de kantonrechter?
De werkgever doet een beroep op een loonkostenvoordeel oudere werknemer voor het jaar 2018. In maart 2018 is de doelgroepverklaring verkregen en via een correctiebericht over de maanden november en december 2017 is premiekorting gevraagd en verkregen.
In het collectieve deel van de loonaangifte is de premiekorting oudere werknemers vermeld, maar in het nominatieve deel is de indicatie premiekorting niet ‘aangevinkt’. Daarmee is aan een van de voorwaarden voor het loonkostenvoordeel niet voldaan.
Procedurele voorwaarde
Volgens de rechtbank gaat het om een procedurele voorwaarde waarvan in het algemeen herstel mogelijk moet zijn. Dit klemt temeer omdat de omissie verstrekkende gevolgen heeft voor de werkgever, omdat voor de gehele resterende looptijd geen loonkostenvoordeel kan worden genoten.
De inspecteur had dit kunnen weten gelet op de discrepantie tussen het collectieve deel en het nominatieve deel van de correctieaangifte. De premiekorting 2017 is wel toegekend.
Door de aanvraag af te wijzen, zonder het bieden van een mogelijkheid tot herstel, heeft de inspecteur gehandeld in strijd met artikel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en in strijd met de algemene regel binnen het Nederlandse rechtssysteem dat meebrengt dat omissies die verstrekkende gevolgen hebben, zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is, moeten kunnen worden hersteld.
Recht op LKV voor 2018
Gelet op het voorgaande had de inspecteur de aanvraag daarom niet mogen afwijzen uitsluitend op de grond dat de indicatie premiekorting niet was aangevinkt. Aangezien aan de materiële voorwaarden voor de toekenning van het loonkostenvoordeel oudere werknemer is voldaan, moet aan de werkgever het loonkostenvoordeel voor het jaar 2018 worden toegekend.
Uitspraak Rechtbank Gelderland, 12 mei 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:2456