De afspraak was dat de werkneemster het openstaand verlof naar eigen inzicht zou opnemen en de overuren zijn niet in opdracht van de werkgever gemaakt.
In het kort
Het gaat in deze zaak om een werkneemster die na einde dienstverband uitbetaling van openstaande verlof- en overwerkuren van de werkgever vordert. De vordering voor de verlofuren wijst de kantonrechter af.
De werkgever en de werkneemster hebben in verband met de volledige/duurzame arbeidsongeschiktheid van de werkneemster afgesproken dat de werkneemster haar openstaande verlof naar eigen inzicht opneemt zonder dat zij hiervoor verlofaanvragen hoeft in te dienen. De werkneemster heeft hier ook naar gehandeld.
Uit de stukken blijkt dat zij meerdere reizen naar het buitenland heeft gemaakt. Onder die omstandigheden kan de werkneemster zich niet achteraf, nadat het dienstverband is geëindigd, op het standpunt stellen dat zij vanwege haar arbeidsongeschiktheid niet in staat was vakantie te genieten, waardoor de opgebouwde vakantiedagen moeten worden uitbetaald.
De vordering voor de overuren wordt ook afgewezen, omdat niet is gebleken dat de werkneemster deze in opdracht van de werkgever heeft gemaakt.
Verlof vóór einde dienstverband opgenomen?
Partijen zijn verdeeld over de vraag of de werkneemster al haar opgebouwde verlofuren vóór het einde van de arbeidsovereenkomst heeft opgenomen.
De werkneemster meent dat dit niet het geval is, omdat zij wegens volledige arbeidsongeschiktheid niet in staat was vakantie te genieten.
De werkgever meent dat (uit de brief van 19 september 2018 blijkt dat) partijen hebben afgesproken dat de werkneemster voor het einde van haar dienstverband alle openstaande verlofdagen zou opnemen. Hoewel in voornoemde brief niet met zoveel woorden staat dat bij einde dienstverband geen verlof zou worden uitbetaald, kan dit daar volgens de kantonrechter in gegeven de omstandigheden wel uit worden afgeleid.
(Rond)reizen in het buitenland
Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de werkgever ter zitting heeft aangevoerd dat de werkneemster ondanks haar arbeidsongeschiktheid (veroorzaakt door gehoorproblemen) vaak op vakantie ging om met haar partner (rond)reizen in het buitenland te maken. Juist om de werkneemster tegemoet te komen, is – nadat vaststond dat de arbeidsongeschiktheid duurzaam was (IVA) – afgesproken dat zij haar verlof naar eigen inzicht zou opnemen zonder dat zij daarvoor steeds aanvragen hoefde in te dienen.
De kantonrechter stelt vast dat de werkneemster het daarmee eens was. Zij heeft immers de brief voor akkoord ondertekend en heeft vervolgens ook daarnaar gehandeld, zoals blijkt uit de brief zelf (rondreis door Amerika) en uit de brief van UWV (verblijf in het buitenland voor een maand). Dat de werkneemster haar verblijf van een maand in het buitenland niet als vakantie maar als een ‘korte periode ergens anders verblijven’ aanmerkt, maakt het voorgaande niet anders.
Werkneemster had werkgever moeten informeren
De kantonrechter oordeelt verder dat als de werkneemster van mening was geweest dat zij vanwege haar (verslechterende) medische toestand (op enig moment) niet (meer) in staat was vakantie te genieten, het op haar weg had gelegen dat bij de werkgever kenbaar te maken (en haar akkoord in te trekken). Dat heeft zij niet gedaan en onder die omstandigheden kan niet achteraf, na beëindiging van het dienstverband, alsnog uitbetaling van het verlofsaldo worden gevorderd.
Overwerk / extra gewerkte uren
De kantonrechter stelt vast dat op grond van artikel 6.24 van de cao sprake is van overwerk (dat in tijd of geld wordt gecompenseerd) indien daartoe opdracht is gegeven door de werkgever. De werkneemster stelt dat dit het geval is geweest, hetgeen door de werkgever is betwist.
Op eigen initiatief
De werkgever ontkent niet dat de werkneemster mogelijk meer uren heeft gewerkt dan haar contracturen, maar voert aan dat zij dat op eigen initiatief/naar eigen opvatting en zeker niet in opdracht van de werkgever heeft gedaan. De werkgever heeft ter zitting toegelicht dat zij vanwege de gezondheid van de werkneemster juist niet wilde dat de werkneemster meer uren werkte dan haar contracturen. Dit was volgens de werkgever een steeds terugkerend gespreksonderwerp, waarbij de werkneemster werd verzocht binnen haar contracturen te blijven.
Aantekening overwerk in dossier
De werkgever heeft verder toegelicht dat er vanwege de hoge werkdruk in het onderwijs regelmatig discussie met het onderwijspersoneel is over extra gewerkte uren. Daarom is het beleid binnen de organisatie dat, als overwerk wordt opgedragen, hiervan aantekening wordt gemaakt in het personeelsdossier. Dergelijke aantekeningen ontbreken in het dossier van de werkneemster met uitzondering van de eenmalige compensatie van overuren in 2014. Vanaf dat moment is gezegd ‘we moeten iets doen aan die efficiency’, aldus nog steeds de werkgever.
Onvoldoende weerlegd
De werkneemster heeft ter zitting toegelicht dat bepaalde trajecten meer tijd kosten dan gebruikelijk en dat coachinggesprekken vaak uitliepen. Verder heeft de werkneemster verklaard dat zij overuren wel gemeld heeft en dat dan gezegd werd dat ze die uren later maar weer moest inhalen, maar dat die mogelijkheid er niet was.
De kantonrechter is van oordeel dat de werkneemster hiermee de door de werkgever gegeven toelichting onvoldoende (gemotiveerd) heeft weerlegd.
Geen opdracht werkgever
Hoewel niet onaannemelijk is dat de werkneemster uit loyaliteit/verantwoordelijkheidsgevoel veel (meer) tijd in het coachingwerk heeft gestoken dan dat haar contract toestond, kan uit de door haar geschetste gang van zaken geen opdracht hiertoe van de werkgever worden afgeleid.
Van belang in dit verband is dat volgens het functioneringsverslag van 11 september 2014 overwerk vooraf met de leidinggevende moet zijn afgesproken. Van een dergelijke (op voorhand gemaakte) afspraak is niet gebleken. De verwijzing door de werkneemster naar haar urenregistratie is hiervoor onvoldoende. Hieruit blijkt niet dat de door de werkneemster bijgehouden uren (vooraf) door de werkgever zijn gefiatteerd.
Geen overwerk
De werkgever heeft daarnaast toegelicht dat deze registratie uitsluitend diende voor de werkneemster om inzicht te krijgen in haar tijdsbesteding zodat het aantal (extra) uren kon worden teruggedrongen. Dit sluit ook aan bij hetgeen is opgenomen in het functioneringsverslag van 11 september 2014. De conclusie van het voorgaande is dat niet is gebleken dat de werkneemster de extra uren in opdracht van de werkgever heeft verricht, zodat van overwerk in de zin van de cao geen sprake is en de werkneemster daarvan geen betaling kan vorderen.
De conclusie van het voorgaande is dat de kantonrechter de vorderingen van de werkneemster zal afwijzen.
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 21 april 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:4178