De werkgever heeft daarnaast ten onrechte het salaris niet betaald. De werknemer is ook niet aansprakelijk voor de ontstane schade. Er is geen sprake van opzet of bewuste roekeloosheid. Het schadebedrag is ten onrechte ingehouden. Dat oordeelt de kantonrechter.
Wat is de situatie?
De werknemer werkt als chauffeur voor de werkgever.
De werknemer heeft op een gegeven moment een vrachtwagen van de werkgever meegenomen en geparkeerd. Uit de tank van de vrachtwagen is diesel gelekt op de plaats waar de vrachtwagen geparkeerd stond. De gemeente stelt de werkgever aansprakelijk stelde voor de ontstane vervuiling van het wegdek ten bedrage van € 3.960,92.
De werkgever betaalde in februari 2021 een bedrag van € 2.568,15 bruto aan loon. Daarna heeft de werkgever niets meer aan de werknemer betaald.
De werkgever stelt dat de werknemer heeft ingestemd met de inhouding op zijn loon vanwege de schade door de lekkage van diesel op het wegdek die door de gemeente aan de werkgever in rekening is gebracht.
De man wil volgens de werkgever niet meer werken voor de werkgever. Hij heeft via de app op 30 januari 2021 laten weten dat hij niet meer wilde werken en dat hij er klaar mee was.
De man heeft zich op 1 februari 2021 niet gemeld op zijn werk. Hij heeft bij aangetekend schrijven de werkgever bericht dat zijn moeder hem telefonisch op 2 februari 2021 ziek heeft gemeld.
Volgens de werknemer heeft hij niet opgezegd maar zich ziek gemeld en beschikbaar gesteld voor het verrichten van arbeid na zijn hersteldmelding. Ten onrechte heeft de werkgever geen bedrijfsarts ingeschakeld en is hij gestopt met het uitbetalen van loon.
Twee onderwerpen in zaak
In deze zaak zijn met name twee onderwerpen van belang:
- De vraag of de werknemer stilzwijgend dan wel schriftelijk aan de werkgever heeft laten weten dat hij niet meer voor de werkgever wenste te werken en of hij hiermee zijn arbeidsovereenkomst heeft beëindigd.
- De vraag of partijen zijn overeengekomen dat, vanwege schade door lekkage op het wegdek, loon zou worden ingehouden.
1 Wil werknemer ook einde contract?
Er kan sprake zijn van een beëindiging van een arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden indien de werkgever uit de mededelingen en gedragingen van de werknemer redelijkerwijs heeft mogen afleiden dat de wil van de werknemer (ook) op beëindiging van de arbeidsovereenkomst is gericht, respectievelijk de werknemer zich bij een dergelijke beëindiging neerlegt.
Onder omstandigheden kan van de werkgever worden gevergd dat hij een nader onderzoek instelt naar de vraag of hetgeen hij uit de mededelingen en gedragingen van de werknemer kan afleiden in overeenstemming is met de werkelijke wil van de werknemer.
Uit de verklaringen of gedragingen van de werknemer moet blijken van een duidelijke en ondubbelzinnige instemming met de beëindiging.
De werkgever heeft gesteld dat de werknemer via app-berichten heeft laten weten dat hij niet meer wilde werken voor de werkgever, dat de werkgever geprobeerd heeft, met name via de app, om de werknemer te bereiken maar de werknemer onbereikbaar was voor de werkgever.
Bij de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter de werkgever in de gelegenheid gesteld om voormelde app-berichten in het geding te brengen waarop de werknemer vervolgens de gelegenheid zou krijgen om hierop te reageren. De werkgever heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Telefonische ziekmelding
De werknemer heeft gesteld dat hij op maandag 2 februari 2021 moest nadenken omdat hij zich geen raad wist met de situatie en dat zijn moeder hem de volgende dag telefonisch heeft ziekgemeld bij de werkgever.
Gesproken over bedrijfsarts
Deze telefonische ziekmelding is door de werkgever betwist. De werkgever heeft echter niet gemotiveerd betwist dat de werknemer is gebeld en dat daarbij is gesproken over het al dan niet inschakelen van een bedrijfsarts. De werkgever is verantwoordelijk voor een gesprek dat vanuit de werkgever over de arbeidsovereenkomst van de werknemer wordt gevoerd.
Als met de werknemer is gesproken over de bedrijfsarts mocht de werkgever er niet zonder meer van uitgaan dat de werknemer zijn arbeidsovereenkomst met de werkgever wilde beëindigen.
Geen goed werkgeverschap
Hier komt bij dat de werknemer heeft gesteld dat hij op 15 februari 2021 een brief heeft gestuurd naar de werkgever inzake zijn ziekmelding en dat de werkgever ter zitting heeft verklaard dat deze brief is ontvangen en in de prullenbak is beland. Dat de werkgever het erbij heeft gelaten getuigt niet van goed werkgeverschap en komt voor rekening van de werkgever.
Geen duidelijke en ondubbelzinnige instemming
Aldus is niet gebleken van een duidelijke en ondubbelzinnige instemming met beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werknemer . Ook overigens is niet gebleken van een mededeling of gedraging van de werknemer waaruit de werkgever mocht opmaken dat de werknemer zijn arbeidsovereenkomst wilde beëindigen zodat niet kan worden vastgesteld dat de werknemer de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd.
Geen einde aan arbeidsovereenkomst
Dit maakt dat er op 2 februari 2021 geen einde is gekomen aan de arbeidsovereenkomst tussen partijen. de werkgever had op grond van de arbeidsovereenkomst dan ook de verplichting om het loon door te betalen aan de werknemer.
2 Schade inhouden op loon
Vervolgens staat ter beoordeling of partijen zijn overeengekomen dat op het loon van de werknemer zou worden ingehouden vanwege schade door lekkage op het wegdek. De werkgever heeft gesteld dat partijen een inhouding op het loon zijn overeengekomen, de werknemer laakbaar heeft gehandeld en hij om die reden de schade die de werkgever heeft geleden vergoeden.
De werknemer heeft erkend dat hij heeft gezegd dat hij akkoord was met een inhouding omdat hij dacht dat hij daartoe verplicht was. Hij was bang om zijn baan te verliezen. Hij is akkoord gegaan nadat de werkgever al was begonnen met het inhouden op zijn loon.
Opzet of bewuste roekeloosheid?
Een inhouding op het loon is aan regels gebonden en mag slechts plaatsvinden als sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van de werknemer.
Het is aan de werkgever om te stellen en te bewijzen dat aan de kant van de werknemer sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid, dan wel dat sprake is van omstandigheden die tot een andere afweging moeten leiden.
Onbetwist is gesteld dat de werknemer de vrachtwagen meenam om schoon te maken en niet voor privédoeleinden. De werknemer had hiervoor vooraf toestemming gekregen. De werknemer heeft de wagen deels op het trottoir geparkeerd. Dat levert op zich geen opzet of bewuste roekeloosheid op. Ook anderszins heeft de werkgever geen omstandigheden aangevoerd die een andere afweging rechtvaardigen. Partijen verschillen van mening over de toedracht van de schade en de werkgever heeft zijn stelling op grond waarvan de werknemer schadeplichtig zou zijn onvoldoende onderbouwd.
Inhoudingen onterecht
De kantonrechter is daarnaast van oordeel dat op grond van de naar voren gebrachte feiten een overeenkomst tussen partijen over het inhouden op het loon niet is komen vast te staan. Als er al een overeenkomst tot stand zou zijn gekomen, had dit schriftelijk en voorafgaand aan de eerste inhouding moeten zijn geweest. De werkgever heeft gesteld noch aangetoond dat dat het geval is. Ook is niet bekend in hoeverre de werknemer voor dergelijke schade verzekerd is. Dit maakt dat de werkgever onterecht inhoudingen heeft verricht op het loon van de werknemer.
Conclusie
Concluderend kan worden vastgesteld dat er geen einde is gekomen aan de arbeidsovereenkomst en dat de inhoudingen onterecht zijn geschied. De werkgever heeft de gevorderde bedragen loon en vakantiegeld niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist. Daarom is het door de werknemer gevorderde toewijsbaar.
In dit verband is van belang dat de werkgever ter zitting heeft verklaard dat zij zich verzet tegen de loonvordering maar niet tegen de berekening van de werknemer.
Werkgever moet betalen
De kantonrechter veroordeelt de werkgever om aan de werknemer te betalen:
- € 885,25 aan vakantiegeld over maart tot en met juni 2020;
- 795,57 bruto aan te weinig betaald loon over februari 2021;
- € 3.363,72 bruto aan loon over de maand maart 2021, en vervolgens maandelijks € 3.363,72 bruto per maand of een evenredig deel daarvan tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
- de tot 20 procent gematigde wettelijke verhoging over de bedragen als genoemd onder 1 en 2;
- € 4.020 netto aan ten onrechte ingehouden bedragen op het loon voor de maanden september tot en met december 2020;
- de buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met 21 procent btw zijnde een bedrag van € 1.077,95;
- de wettelijke rente over vermelde bedragen vanaf de dag van verzuim.
Uitspraak Rechtbank Overijssel, 8 juni 2021, ECLI:NL:RBOVE:2021:2470