Uitgangspunt bij de voorbeelden is een drempelvrijstelling van € 1.847 per maand. Geen rekening wordt gehouden met de jaarlijkse indexering van de vrijstelling. In het laatste voorbeeld vind je de uitwerking van de indexatie van het drempelbedrag.
Voorbeeld 1. Eenmalige RVU-uitkering binnen 36-maandentermijn
Jackie bereikt op 18 juni 2024 haar AOW-leeftijd. Zij ontvangt op 1 juli 2021 een eenmalige RVU-uitkering van haar werkgever.
De periode tussen het ontvangen van de RVU-uitkering en het bereiken van de AOW-leeftijd bedraagt 35 maanden en 17 dagen. Deze periode mag op hele maanden naar boven worden afgerond, zodat 36 maanden in aanmerking worden genomen voor de drempelvrijstelling. De vrijstelling bedraagt € 66.492 (36 maanden x € 1.847).
Let op: als de eenmalige RVU-uitkering vóór 18 juni 2021 wordt genoten, is de drempelvrijstelling niet van toepassing, omdat de uitkering meer dan 36 maanden vóór het bereiken van de AOW-leeftijd wordt genoten.
Voorbeeld 2. Eenmalige RVU-uitkering boven vrijstellingsbedrag
Ridgeciano bereikt op 1 januari 2024 zijn AOW-leeftijd. Hij ontvangt op 1 januari 2022 een eenmalige RVU-uitkering van zijn werkgever ter hoogte van € 57.600.
De periode tussen het ontvangen van de RVU-uitkering en het bereiken van de AOW-leeftijd bedraagt 24 maanden. De vrijstelling bedraagt € 44.328 (24 maanden x € 1.847).
Over een bedrag van € 13.272 (RVU-uitkering van € 57.600 minus de drempelvrijstelling van € 44.328) is de werkgever RVU-heffing verschuldigd.
Voorbeeld 3. Periodieke RVU-uitkering binnen 36-maandentermijn
Jens bereikt op 5 december 2024 zijn AOW-leeftijd. Hij ontvangt vanaf 1 januari 2024 een maandelijkse RVU-uitkering ter hoogte van € 1.500, waarbij de laatste RVU-uitkering plaatsvindt op 1 december 2024.
De periode tussen het ontvangen van de eerste RVU-uitkering en het bereiken van de AOW-leeftijd bedraagt 11 maanden en 4 dagen. Deze periode wordt op hele maanden naar boven afgerond, zodat 12 maanden in aanmerking worden genomen voor de drempelvrijstelling.
De vrijstelling bedraagt € 22.164 (12 maanden x € 1.847). Bij elke betaling van de RVU-uitkering wordt (cumulatief over het verstreken deel van de 36 maanden) getoetst of de drempelvrijstelling wordt overgeschreden. Bij elke betaling moet gekeken worden hoeveel al is uitgekeerd binnen de termijn van 36 maanden vóór de AOW-gerechtigde leeftijd om de hoogte van het vrijstellingsbedrag te berekenen.
Omdat de maandelijkse RVU-uitkering ten bedrage van € 1.500 lager is dan de drempelvrijstelling van € 1.847 per maand, vallen de periodieke RVU-uitkeringen onder de drempelvrijstelling en is de werkgever geen RVU-heffing verschuldigd.
Voorbeeld 4. Periodieke RVU-uitkeringen buiten 36-maandentermijn
Leroy bereikt op 1 januari 2025 zijn AOW-leeftijd. Hij ontvangt vanaf 1 januari 2021 een maandelijkse RVU-uitkering ter hoogte van € 1.847 per maand, waarbij de laatste RVU-uitkering plaatsvindt op 1 december 2024. De periode tussen het ontvangen van de eerste RVU-uitkering en het bereiken van de AOW-leeftijd bedraagt 48 maanden.
Over de uitkeringen die worden uitgekeerd in de periode van 1 januari 2021 tot en met 1 december 2021 is RVU-heffing verschuldigd, omdat deze uitkeringen meer dan 36 maanden vóór de AOW-leeftijd worden uitgekeerd. Vanaf 1 januari 2022 geldt de drempelvrijstelling.
De periode tussen het ontvangen van de eerste RVU-uitkering binnen de 36-maandenperiode (RVU-uitkering die wordt ontvangen op 1 januari 2022) en het bereiken van de AOW-leeftijd bedraagt 36 maanden. De vrijstelling bedraagt hierdoor € 66.492 (36 maanden x € 1.847).
Bij elke betaling van de RVU-uitkering wordt (cumulatief over het verstreken deel van de 36 maandenperiode) getoetst of de drempelvrijstelling wordt overschreden. Omdat de maandelijkse RVU-uitkering gelijk is aan de drempelvrijstelling van € 1.847 per maand, is de werkgever over de vanaf 1 januari 2022 verstrekte periodieke RVU-uitkeringen geen RVU-heffing verschuldigd.
Voorbeeld 5. Periodieke RVU-uitkering boven vrijstellingsbedrag
Shanice bereikt op 1 december 2023 haar AOW-leeftijd. Zij ontvangt vanaf 1 juli 2023 een maandelijkse RVU-uitkering ter hoogte van € 2.500 per maand, waarbij de laatste RVU-uitkering plaatsvindt op 1 november 2023.
De periode tussen het ontvangen van de eerste RVU-uitkering en het bereiken van de AOW-leeftijd bedraagt 5 maanden.
De vrijstelling bedraagt € 9.235 (5 maanden x € 1.847). Bij iedere betaling van de RVU-uitkering wordt (cumulatief over het verstreken deel van de 36 maandenperiode) getoetst of de drempelvrijstelling wordt overschreden. De eerste drie RVU-uitkeringen (1 juli, 1 augustus en 1 september) van in totaal € 7.500 overschrijden niet de drempelvrijstelling van € 9.235.
Bij de betaling van de RVU-uitkering op 1 oktober wordt het bedrag van de drempelvrijstelling overschreden met € 765 (4 x de maandelijkse uitkering van € 2.500 (€ 10.000) –/– drempelvrijstelling van € 9.235). Over een bedrag van € 765 is de werkgever in oktober RVU-heffing verschuldigd. Ook over de RVU-uitkering van 1 november is de werkgever RVU-heffing verschuldigd, omdat het drempelvrijstellingsbedrag in oktober al werd bereikt.
Voorbeeld 6. RVU-uitkering met uitloop in 2026, 2027 en 2028
Lieke bereikt op 31 december 2028 haar AOW-leeftijd. Haar werkgever kent haar schriftelijk op 31 december 2025 een regeling toe voor vervroegde uittreding, bestaande uit 36 maandelijkse termijnen ter hoogte van € 1.847 per maand die uitgekeerd zullen worden vanaf januari 2026.
De periode tussen het ontvangen van de eerste RVU-uitkering en het bereiken van de AOW-leeftijd bedraagt 36 maanden. De vrijstelling bedraagt € 66.492 (36 maanden x € 1.847).
Vanaf januari 2026 begint de werkgever met het uitkeren van de termijnen aan Lieke, en eindigt met uitkeren in december 2028. Voor zover de uitkeringen het vrijstellings-bedrag niet overschrijden is er geen RVU-heffing verschuldigd.
Let op: het is ook mogelijk een eenmalige uitkering te doen of in een kortere periode dan 36 maanden uit te keren, bijvoorbeeld van 1 januari 2027 tot en met 31 december 2028. De vrijstelling wordt dan wel verminderd. Er bestaat geen recht op een vrijstelling als de AOW-leeftijd na 31 december 2028 ligt. Daarnaast moet de regeling uiterlijk op 31 december 2025 schriftelijk zijn toegekend aan de werknemer.
Na indexatie
Ter aanvulling op bovenstaande voorbeelden wordt in dit voorbeeld een uitwerking gegeven hoe de berekeningen van de drempelvrijstelling uitwerkt na indexatie van het maandbedrag.
Dit voorbeeld gaat uit van de volgende fictieve bedragen voor de drempelvrijstelling per maand voor het jaar:
- 2023 € 1.850;
- 2024 € 1.865;
- 2025 € 1.890; en
- 2026 € 1.900.
Voorbeeld 7. RVU-drempelvrijstelling na indexatie
Een werknemer bereikt op 16 maart 2026 de AOW-leeftijd. De werknemer ontvangt vanaf 1 november 2023 een maandelijkse RVU-uitkering ter hoogte van € 2.500 per maand, waarbij de laatste RVU-uitkering plaatsvindt op 1 maart 2026. De periode tussen het ontvangen van de eerste RVU-uitkering en het bereiken van de AOW-leeftijd bedraagt 28 maanden en 15 dagen. Deze periode wordt op hele maanden naar boven afgerond, zodat 29 maanden in aanmerking worden genomen voor de drempelvrijstelling.
Voor de uitkeringen in het jaar 2023 bedraagt de drempelvrijstelling € 53.650 (29 maanden x € 1.850).
Bij iedere betaling van de RVU-uitkering wordt (cumulatief over het verstreken deel van de 36 maanden periode) getoetst of de drempelvrijstelling wordt overschreden. In het jaar 2023 bedragen de uitkeringen in totaal € 5.000 (2 x de maandelijkse uitkering van € 2.500).
In het jaar 2023 wordt de drempelvrijstelling niet overschreden.
Voor de uitkeringen in het jaar 2024 bedraagt de drempelvrijstelling € 54.055 (2 maanden x € 1.850 + 27 maanden x € 1.865). De uitkeringen in de jaren 2023 en 2024 bedragen in totaal € 35.000 (14 x de maandelijkse uitkering van € 2.500). De drempelvrijstelling wordt niet overschreden.
Voor de uitkeringen in het jaar 2025 bedraagt de drempelvrijstelling € 54.430 (2 maanden x € 1.850 + 12 maanden x € 1.865 + 15 maanden x € 1.890). De uitkeringen in de jaren 2023, 2024 en 2025 bedragen in totaal € 65.000 (26 x de maandelijkse uitkering van € 2.500). De eerste 7 uitkeringen in het jaar 2025 van in totaal € 52.500 overschrijden niet de drempelvrijstelling van € 54.430.
Bij de betaling van de RVU-uitkering op 1 augustus 2025 wordt het bedrag van de drempelvrijstelling overschreden met € 570 (22 x de maandelijkse uitkering van € 2.500 ( € 55.000) -/- drempelvrijstelling van € 54.430). Over een bedrag van € 570 is de werkgever in augustus RVU-heffing verschuldigd. Over de RVU-uitkeringen van september, oktober, november en december is de werkgever over de volledige maandelijkse uitkering RVU-heffing verschuldigd omdat het drempelvrijstellingsbedrag in augustus al werd bereikt.
In het jaar 2025 is de werkgever aldus over een bedrag van € 10.570 (€ 65.000 -/- € 54.430) RVU-heffing verschuldigd.
Voor de uitkeringen in het jaar 2026 bedraagt de drempelvrijstelling € 54.460 (2 maanden x € 1.850 + 12 maanden x € 1.865 + 12 maanden x € 1.890 + 3 maanden x € 1.900). De uitkeringen in de jaren 2023, 2024, 2025 en 2026 bedragen in totaal € 72.500 (29 x de maandelijkse uitkering van € 2.500).
In het jaar 2026 is de werkgever over een bedrag van € 7.470 (€ 72.500 – /- drempelvrijstelling van € 54.460 -/- al geheven in 2025 € 10.570) RVU-heffing verschuldigd. In 2026 wordt er € 7.500 (3 x de maandelijkse uitkering van €2.500) betaald. Door de indexatie is de drempelvrijstelling verhoogd met € 30 (3 x (€ 1.900 – € 1.890). Hierdoor kan er in januari 2026 nog rekening gehouden worden met de verhoging van de vrijstelling. De werkgever is in januari 2026 RVU-heffing verschuldigd over een bedrag van € 2.470 (€ 2.500 – € 30). Over de uitkeringen van € 2.500 in februari en maart is de werkgever over het volledige bedrag RVU-heffing verschuldigd.
Bron: Handboek Loonheffingen 2021
Nieuwe handreiking voor uitvoering RVU – 2021 tot en met 2025
Volg ook de Online cursus Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen op 30 september met pensioenadviseur Ron Mulder