Maar de werknemer heeft geen recht op transitievergoeding en een billijke vergoeding vanwege onder meer de coronacrisis. Ook heeft hij onvoldoende onderbouwd dat hij door het niet betalen van het salaris loon in geldnood zit. Het gaat maar om loon voor vier uur per week, terwijl hij daarnaast een WW-uitkering heeft.
Wat is de situatie?
Sinds 2 maart 2020 is de werknemer in dienst bij de werkgever als basiskok. De arbeidsovereenkomst, met de mogelijkheid van tussentijdse opzegging, is aangegaan voor bepaalde tijd tot 1 maart 2021. De arbeidsduur bedraagt voor de werknemer minimaal 4 uren per week.
Corona
Als gevolg van de coronamaatregelen werd het bedrijf, waar de werknemer zijn werkzaamheden verrichtte, vanaf 15 maart 2020 gesloten. De werknemer had toen drie dagen gewerkt voor de werkgever.
(Niet) opgeroepen
In de tweede week van juni is de werknemer door de werkgever opgeroepen om te komen werken in de keuken. Dat heeft de werknemer drie dagen (totaal 38 uur verdeeld over twee weken) gedaan.
Op 17 juni 2020 hebben de werknemer en de werkgever een gesprek gevoerd. Over dat gesprek schrijft de werknemer op 19 juni 2020 per e-mail aan de werkgever onder meer: “(…) Jij vertelde me dat je niet meer met mij verder wil. (…) Jij zou nog uitzoeken of je toestemming van het UWV nodig hebt om (…) vroegtijdig te beëindigen. In ieder geval Ik ben nog steeds beschikbaar voor de 4 uren die wij hebben afgesproken.”
Diezelfde dag heeft de werkgever hierop per e-mail gereageerd. Hij schrijft, voor zover hier van belang het volgende:
“ (…) als je voor 4 uur per week wilt werken dan is dat prima. Ik zal je dan inplannen wanneer daar noodzaak toe is en niet regelmatig op het rooster. Ik verwacht dan ook van je dat je waar nodig komt werken. In de maand juni heb je al 4 uur gemiddeld per week gewerkt dus dit zal dan vanaf juli 2020 zijn.”
De werkgever heeft de werknemer na 19 juni 2020 niet opgeroepen.
Op 5 augustus 2020 heeft de gemachtigde van de werknemer aan de werkgever het volgende bericht: “Ik heb vernomen dat u aan cliënt heeft aangegeven met hem te willen stoppen. Later heeft u dat (…) gewijzigd en aangegeven dat u cliënt toch toegang wil geven tot de werkplek. Daarin verzoek ik u uw standpunt te bepalen; cliënt hield en houdt zich beschikbaar voor werk.(…)”
Verzoek werknemer
De werknemer verzoekt, bij beschikking:
- de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden op de kortst mogelijke termijn;
- te verklaren voor recht dat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld;
- de werkgever te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 1.000 bruto binnen vier weken na de datum van ontbinding van de arbeidsovereenkomst, dan wel tot betaling van een bedrag dat de kantonrechter billijk voorkomt, een en ander onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie;
- te verklaren voor recht dat de werknemer recht heeft op een transitievergoeding, alsmede de werknemer
- te veroordelen tot betaling van die transitievergoeding binnen vier weken na de datum van ontbinding van de arbeidsovereenkomst;
- de werkgever te veroordelen tot betaling van € 520,19 bruto aan salaris over de periode 15 maart tot en met 31 mei 2020, dan wel een bedrag zoals de kantonrechter billijk voorkomt, te vermeerderen met de wettelijke verhoging;
- de werkgever te veroordelen tot betaling van € 945,80 bruto aan salaris over de periode 15 juni tot en met 30 oktober 2020, dan wel een bedrag zoals de kantonrechter billijk voorkomt, te vermeerderen met de wettelijke verhoging;
- de werkgever te veroordelen tot het opmaken van een eindafrekening;
- met veroordeling van de werkgever in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van de beschikking tot aan de dag der algehele voldoening.
Niet ingeroosterd voor garantie-uren
Aan zijn verzoeken legt de werknemer ten grondslag dat hij, ondanks zijn beschikbaarheid, door de werkgever niet is ingeroosterd/opgeroepen voor zijn garantie-uren in de periode maart 2020 tot en met mei 2020 en in de periode juni 2020 tot en met oktober 2020. Deze omstandigheden zijn van dien aard dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Zelfs na sommatie is de werkgever niet overgegaan tot betaling van achterstallig loon of wedertewerkstelling. Daardoor is de werknemer ernstig in de problemen geraakt en is de arbeidsrelatie op ontoelaatbare wijze onder druk gezet.
Ontbinding en transitievergoeding
De werknemer wil niet meer werken bij de werkgever. De werkgever heeft ook aangegeven ontevreden over zijn werk te zijn. Na ontbinding is de werkgever een transitievergoeding verschuldigd.
Billijke vergoeding
Daarnaast geldt dat het handelen van de werkgever kwalificeert als ernstig verwijtbaar handelen, waardoor de werknemer ook een billijke vergoeding toekomt. Deze wordt begroot op een bedrag van € 709,35 bruto. Dit bedrag is berekend door het loon dat de werknemer gekregen zou hebben als zijn vier uur per week waren uitbetaald bij elkaar op te tellen. Er is rekening gehouden met het feit dat de arbeidsovereenkomst, zonder ontbinding, zou voortduren tot 1 maart 2021.
Omdat ook sprake is van verlies van een kans om meer uren te werken dan de garantie-uren (dit kan als schade gezien worden) en de billijke vergoeding een aansporing kan zijn voor de werkgever tot wijziging van zijn gedrag, wordt om een iets hogere billijke vergoeding, namelijk van € 1.000, verzocht. Daarnaast wordt verzocht om een deugdelijke bruto/netto specificatie, een eindafrekening en betaling van achterstallig loon voor de garantie uren.
Verweer werkgever
De werkgever heeft verweer gevoerd; niet tegen de ontbinding, maar wel tegen de (hoogte van de) loonvordering/vergoedingen. Hij heeft, zo stelt hij, de werknemer zijn garantie-uren (nog) niet uitbetaald, omdat hij niet over de financiële middelen beschikt om dat te doen. Het UWV is naar aanleiding van zijn aanvraag NOW 1 ook nog niet tot uitkering overgegaan.
De werkgever was daarnaast heel druk en was ook niet tevreden over werk dat de werknemer leverde. In de keuken wilde de werkgever hem niet meer aan het werk zetten, dus dan zou de werknemer schoonmaakwerkzaamheden hebben moeten doen en dat vond de werkgever te ver gaan. Bovendien had hij daar andere mensen voor in dienst, aldus de werkgever.
Oordeel kantonrechter
Nu partijen het erover eens zijn dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst moet volgen, zal de kantonrechter deze op de kortst mogelijke termijn uitspreken, met inachtneming van het hierna volgende.
Niet ernstig verwijtbaar
De werknemer heeft verzocht om een transitievergoeding. Die kan alleen worden toegewezen als sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Volgens de kantonrechter is het in de gegeven omstandigheden niet voldoen van het loon wel aan te merken als verwijtbaar, maar niet als ernstig verwijtbaar handelen, gelet op de werkgever onbetwiste financiële moeilijkheden wegens de coronacrisis en de perikelen omtrent het verkrijgen van een NOW-uitkering.
Daarbij komt dat de werknemer weliswaar heeft gesteld dat hij door het niet betalen van het loon in de financiële problemen raakt/is geraakt, maar dit onvoldoende heeft onderbouwd. Het gaat immers om loon voor vier uur per week, terwijl hij daarnaast een WW-uitkering geniet.
De door de werknemer verzochte verklaring voor recht dat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en de verklaring voor recht dat hij recht heeft op een transitievergoeding wijst de kantonrechter af. Het verzoek om een billijke vergoeding en een specificatie daarvan wijst de rechter ook af.
Achterstallig loon
Een werkgever moet het loon betalen als de werknemer de overeengekomen arbeid geheel of gedeeltelijk niet heeft verricht, tenzij het geheel of gedeeltelijk niet verrichten van de overeengekomen arbeid in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen.
Het uitbreken van de coronapandemie of het (als gevolg daarvan) aanwezig zijn van betalingsonmacht bij de werkgever zijn geen omstandigheden die maken dat het niet verrichten van de overeengekomen arbeid in redelijkheid voor de werknemer behoort te komen.
520 euro bruto t/m 31 mei
De werknemer heeft in de periode 15 maart 2020 tot en met 31 mei 2020 (11 weken) daarom recht op loon voor vier uur per week. Anders dan de werkgever heeft betoogd, moet op grond van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding niet alleen met een uurloon van € 10,05 gerekend worden (€ 40 per week), maar met een uurloon inclusief vakantietoeslag (8 procent) en vakantiedagen (9,62 procent), waardoor wordt uitgekomen op een loon van € 47,29 per week. Aldus wordt een bedrag van € 520,19 bruto (11 x 47,29) toegewezen.
47,29 euro bruto per week
Ditzelfde geldt voor de periode van 15 juni 2020 tot aan het einde van de arbeidsovereenkomst. Dat de werkgever de werknemer, ondanks de vermelde mail met betrekking tot de inroostering van de werknemer, laatstgenoemde niet heeft opgeroepen, moet voor rekening van de werkgever blijven.
Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat, hoewel de werknemer in zijn verzoekschrift is uitgegaan van een loonvordering tot en met 30 oktober 2020, zijn vordering hiervoor wordt begrepen als betrekking hebbend op het loon tot het einde van de arbeidsovereenkomst.
Nu de ontbinding wordt uitgesproken per 15 februari 2021 wordt de werkgever veroordeeld tot betaling van het loon van € 47,29 bruto (inclusief emolumenten) per week over de periode van 15 juni 2020 tot 15 februari 2021.
In de omstandigheden van het geval wordt aanleiding gezien de door de werknemer verzochte wettelijke verhoging te matigen tot nihil. Als de arbeidsovereenkomst tot een einde zal komen (dus als de werknemer zijn ontbindingsverzoek niet intrekt), is de werkgever gehouden een correcte eindafrekening op te maken.
De werkgever wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. De rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf veertien dagen na de datum van deze beschikking.
Beslissing kantonrechter
De kantonrechter:
- ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 15 februari 2021;
- veroordeelt de werkgever tot betaling van een bedrag van € 520,19 bruto aan loon over de periode 15 maart tot en met 31 mei 2020, alsmede tot betaling van het loon van € 47,29 bruto (inclusief emolumenten) per week over de periode van 15 juni 2020 tot 15 februari 2021;
- veroordeelt werkgever tot het opmaken van een eindafrekening;
- veroordeelt de werkgever in de kosten van de procedure aan de zijde van de werknemer.
Uitspraak Rechtbank Gelderland, 26 januari 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:542