In dit wetsvoorstel wordt de gedifferentieerde premie voor het Aof naar de grootte van de werkgever geregeld. Daarmee wordt de premie voor het Aof gedifferentieerd naar een lagere premie voor kleine werkgevers en een hogere premie voor middelgrote en grote werkgevers (overige werkgevers).
Het Besluit Wfsv bepaalt welke werkgevers worden aangemerkt als kleine werkgevers en welke werkgevers als (middel)groot.
Het leidend maken van het advies van een bedrijfsarts over de belastbaarheid van de werknemer bij de RIV-toets door UWV komt in een separaat wetsvoorstel te staan.
In het wetsvoorstel wil de regering naast het creëren van een gedifferentieerde Aof-premie zorgen voor meer evenwicht in de toepassing van Voortschrijdend Cumulatief Rekenen (VCR) tussen UWV als publieke uitvoerder en diverse private uitvoerders.
1 Uitwerking gedifferentieerde Aof-premie
Op dit moment geldt voor alle werkgevers een gelijke basispremie voor het Aof. Met het wetsvoorstel wordt dit aangepast. Bij de uitwerking van de gedifferentieerde Aof-premie wordt aangesloten bij de manier waarop de grootte van de werkgever voor de Werkhervattingskas (Whk) wordt vastgesteld.
Hierdoor kunnen de werkprocessen voor de gedifferentieerde Aof-premie voor wat betreft de grootte van de werkgever worden geïntegreerd in de bestaande werkprocessen voor de gedifferentieerde premie Whk van de Belastingdienst en UWV.
In het wetsvoorstel worden twee categorieën werkgevers onderscheiden die relevant zijn voor de premiestelling voor het Aof. Dit zijn de kleine werkgevers en overige werkgevers. De grens tussen kleine werkgevers en overige werkgevers wordt in het Besluit Wfsv vastgelegd, waar de grenzen voor de grootte van de werkgever voor de Whk-premie ook worden bepaald.
Concreet ontstaan voor het Aof de volgende twee categorieën:
- Kleine werkgevers, met een loonsom tot en met 25 maal het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer per jaar.
- Middelgrote en grote werkgevers, met een loonsom groter dan 25 maal het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer per jaar.
Mededeling of beschikking
UWV berekent van de werkgever of deze klein is of dat het een (middel)grote werkgever betreft. Dit geeft UWV door aan de Belastingdienst. De Belastingdienst stuurt voor de gedifferentieerde premie Whk aan kleine werkgevers een mededeling en aan (middel)grote werkgevers een beschikking. Tegelijkertijd met de mededeling/beschikking voor de gedifferentieerde premie Whk zal de Belastingdienst ook aangeven of een werkgever voor het Aof klein of (middel)groot is.
Eenduidige definitie
In het Besluit Wfsv wordt ook de systematiek voor de Whk aangepast zodat er voor de premievaststelling voor de Whk en het Aof geen verschillende definities van kleine werkgevers gelden.
Dit betekent dat de grens tussen een kleine en middelgrote werkgever van 10 maal het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer (die op dit moment in de Whk wordt gehanteerd) wordt opgehoogd naar 25 maal het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer. Daarmee zal sprake zijn van een eenduidige definitie van kleine werkgevers voor de premiesystematiek voor de Whk en het Aof.
De minister van Sociale Zaken zal voor zowel kleine werkgevers als (middel)grote werkgevers conform de huidige systematiek de Aof-premie vaststellen. Hierbij is in het wetsvoorstel opgenomen dat het verschil tussen de hoog en lage premie maximaal 2 procentpunt mag bedragen.
Uitvoeringstoetsen UWV en Belastingdienst
UWV en Belastingdienst gaven aan dat de maatregel complex is, maar uitvoerbaar en handhaafbaar per 1 januari 2022. UWV heeft daarbij een aantal uitgangspunten gesteld:
- het benutten van de huidige interface van de Whk. Als voor de gedifferentieerde Aof-premie niet kan worden aangesloten op de systemen die gebruikt worden voor de premie van de Whk is het voorstel niet uitvoerbaar per 1 januari 2022 voor UWV.
- het is gewenst om de loonaangifte aan te passen, om de Aof-premie te kunnen narekenen en die voor kleine werkgevers en voor (middel)grote werkgevers apart te kunnen verantwoorden. De loonaangifte zal dan ook worden aangepast. De specificaties voor de loonaangifte moeten eind 2020 duidelijk zijn.
De Belastingdienst geeft aan dat invoering van het voorstel afhankelijk is van de tijdige realisatie van drie andere projecten:
- Vernieuwing is noodzakelijk van een applicatie om monitoring van het budget mogelijk te maken. De planning is dat dit eind dit jaar gebeurt, dus (ruim) voor de beoogde invoering van de premiedifferentiatie Aof.
- Wettelijke verankering van het begrip inkomstenverhouding is noodzakelijk. Dit wordt voorzien per 1 januari 2022.
- De Belastingdienst heeft inzicht nodig in de berekening van de premielonen bij overgang van onderneming. Dit gebeurt door aanscherpingen voor de ‘melding overgang van
onderneming’. Deze aanscherpingen worden onderzocht en ingepland voor implementatie.
Omdat de grootte-indeling van werkgevers van groter financieel belang wordt, verwacht de Belastingdienst een toename van het aantal bezwaar en beroepszaken tegen deze indeling. Daarnaast geeft de Belastingdienst aan dat het voor kleine werkgevers ingewikkeld is dat zij een andere premie over de uitkering moeten afdragen dan over het loon.
In de meeste ziekte- en arbeidsongeschiktheidsgevallen bij kleine werkgevers keert UWV de uitkering uit en heeft dit onderscheid geen gevolgen. De meeste betalingen van uitkeringen door werkgevers vinden plaats bij grote werkgevers. Daarom is ervoor gekozen om over de uitkering altijd het premiepercentage voor (middel)grote werkgevers te heffen.
2 Uitwerking aanpassing VCR
In dit wetsvoorstel wordt geregeld dat de private uitvoerder van een ERD geen rekening meer hoeft te houden met het loon van de werkgever waarvoor deze de ZW of WGA uitvoert. De private uitvoerder die namens de ERD betaalt kan dan apart VCR toepassen over de uitkering.
De private uitvoerder hoeft daardoor voor de premieberekening geen gegevens over het loon over te nemen uit de loonadministratie van de betreffende werkgever, tenzij hij ervoor kiest dit wel te blijven doen. Daarmee wordt het proces van toepassen van VCR dus aanmerkelijk eenvoudiger.
De keus om als private uitvoerder geen rekening te houden met het loon bij de eigenrisicodrager wordt per heel kalenderjaar gemaakt en moet tijdig bij de Belastingdienst bekend zijn. Dit voorstel heeft geen betrekking op eigenrisicodragers zonder private uitvoerder. Deze werkgevers blijven VCR toepassen over de som van loon en uitkering. Dit is voor hen echter niet lastig omdat zij daarvoor geen inzicht nodig hebben in een andere loonadministratie.
Uitvoeringstoetsen UWV en Belastingdienst
De aanpassing in het VCR is uitvoerbaar bevonden door UWV en Belastingdienst waarbij de Belastingdienst het voor de uitvoering van groot belang heeft geacht dat dat verankering van het begrip inkomstenverhouding heeft plaatsgevonden. Deze randvoorwaarde is ook gesteld voor de gedifferentieerde Aof-premie.