Partners hebben sinds 1 juli 2020 recht op aanvullend geboorteverlof – maximaal vijf keer het aantal werkuren per week. Voorwaarde is dat het kind op of na 1 juli 2020 geboren wordt. De partner moet het aanvullende geboorteverlof opnemen binnen zes maanden na de geboorte van het kind, nadat eerst het ‘reguliere’ geboorteverlof is opgenomen. Dat bedraagt sinds 1 januari 2019 bij een fulltime aanstelling vijf dagen.
Werkgeversvereniging AWVN geeft antwoord op twee veelgestelde vragen over aanvullend geboorteverlof.
Verlof intrekken of opschorten
Vraag 1
Heeft de werknemer die aanvullend geboorteverlof is overeengekomen, en dit al (via de werkgever) heeft aangevraagd bij UWV, het recht om het verlof in voorkomende gevallen, zoals bij ziekte, in te trekken of op te schorten?
Antwoord
In de wet is geen voorziening getroffen voor het intrekken van (aanvullend) geboorteverlof, zoals dat bij ouderschapsverlof wel is gebeurd (art. 6:6 WAZO). Het geboorteverlof bedroeg voorheen twee dagen (kraamverlof). Dan was intrekken vrijwel nooit aan de orde en dus was het ook niet geregeld.
Het ministerie van Sociale Zaken gaat na of een regeling als in het ouderschapsverlof ook voor het (aanvullend) geboorteverlof zou moeten gelden en of dit te realiseren is. Hier is dan wel een wetswijziging voor nodig, dus op heel korte termijn zal er niets wijzigen.
De wet regelt dus niet dat de werknemer bij omstandigheden als ziekte het recht heeft om dit verlof in te trekken of op te schorten.
Bij het aanvullende geboorteverlof moet de werknemer bij de aanvraag (vooraf, tijdens of na het verlof) aangeven hoeveel weken verlof deze opneemt. De inroostering daarvan hoeft niet aan UWV doorgegeven te worden; werkgever en werknemer kunnen dit in onderling overleg vaststellen. Zo kunnen zij dat ook in onderling overleg wijzigen.
Bij ongewijzigde verlofduur hoef je niets door te geven aan UWV. Indien de werknemer meer verlof opneemt, is geen aanvullende aanvraag voor een uitkering mogelijk. Neemt de werknemer minder verlof op dan waarvoor de UWV-subsidie is aangevraagd, dan moet de teveel ontvangen subsidie terugbetaald worden aan UWV. De werkgever moet UWV hierover informeren, zodat deze een herzieningsbesluit kan opstellen en de subsidie kan terugvorderen bij de ontvanger.
Afwijkend arbeidspatroon
Vraag 2
Hoe wordt het recht op geboorteverlof en aanvullend geboorteverlof berekend bij werknemers in de volcontinue of 5-ploegendienst?
Deze werknemers hebben een gemiddelde arbeidsduur per week van 33,6 uur (die vaak contractueel niet goed is vastgelegd). Zij werken de ene week meer en de andere week minder dan de contractuele arbeidsduur. Het is in ieder geval nooit 33,6 uur in een week. Ook in bepaalde deeltijdpatronen kan de feitelijke arbeidsduur per week afwijken van de contractuele of gemiddelde arbeidsduur.
Hebben deze werknemers nu recht op verlof over het aantal ingeroosterde diensten in een week of over de overeengekomen arbeidsduur?
Antwoord
De duur van het geboorteverlof is uitgedrukt als eenmaal de arbeidsduur per week bij het geboorteverlof. Bij het aanvullende geboorteverlof bedraagt het ten hoogste vijf gehele weken gebaseerd op de arbeidsduur per week.
Bij een wisselende arbeidsduur gaat het om een gemiddelde over een langere periode. Als het gemiddelde uitkomt op 33,6 uur is dat de totale duur van het verlof op weekbasis.
Als werknemers verlof willen genieten in een week waarin zij voor bijvoorbeeld 38 uur zijn ingeroosterd, dan zouden zij enkele uren uit hun vakantieverlof moeten aanvullen. Het omgekeerde kan ook; als zij verlof willen nemen in een week waarin zij voor 30 uur zijn ingeroosterd, hebben zij nog wat uur over voor bijvoorbeeld de week erna.
Dezelfde situatie doet zich voor bij werknemers die niet in ploegendienst werken, maar die bijvoorbeeld de ene week vijf dagen werken en de andere week vier met een gemiddelde van 36 uur.
Bron: AWVN